Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • g89 8/6 blz. 24-27
  • Deel 11: 2 v.G.T. — 100 G.T. — De weg van geloof, hoop en liefde

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Deel 11: 2 v.G.T. — 100 G.T. — De weg van geloof, hoop en liefde
  • Ontwaakt! 1989
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • Niet nieuw, maar anders
  • Geloof in wie en in wat?
  • Wat voor hoop?
  • Liefde — Voor wie en van welke aard?
  • Geloof door werken bewezen
  • ’Dit is niet het christendom dat ik ken!’
  • Christendom — Was Jezus de weg tot God?
    De mens op zoek naar God
  • Wat heeft de christenheid voor u gedaan?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1966
  • Aanbidding die God goedkeurt
    Wat leert de bijbel echt?
  • ’Geloof zonder werken is dood’
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1974
Meer weergeven
Ontwaakt! 1989
g89 8/6 blz. 24-27

De toekomst van de religie gezien haar verleden

Deel 11: 2 v.G.T. — 100 G.T. — De weg van geloof, hoop en liefde

„De grootste waarheden zijn het eenvoudigst: en dat geldt ook voor de grootste mannen.” — De 19de eeuwse Britse schrijvers Julius en Augustus Hare

ZO’N 320 jaar na de dood van Alexander de Grote, de koning van Macedonië, werd een grotere wereldveroveraar geboren. Hij zou in twee belangrijke opzichten van Alexander verschillen, zoals in Lukas 1:32, 33 was voorzegd: ’Hij zal de Zoon van de Allerhoogste worden genoemd, en aan zijn koninkrijk zal geen einde zijn.’ Deze Regeerder was Jezus Christus, en hij zou niet slechts op de stoffige bladzijden van geschiedenisboeken voortleven.

Jezus was een eenvoudige man die een eenvoudig leven leidde. Hij bezat geen paleisachtig huis. Hij omringde zich niet met de rijken en de machtigen; ook had hij geen aardse schatten verzameld. Jezus werd omstreeks oktober van het jaar 2 v.G.T. in het dorpje Bethlehem onder zeer eenvoudige omstandigheden in een bescheiden joods gezin geboren. Zijn jeugdjaren waren onbewogen. Hij werd in het timmermansambacht opgeleid, „terwijl hij, naar men meende, de zoon was van Jozef”. — Lukas 3:23; Markus 6:3.

Zelfs mensen die spotten met de gedachte dat Jezus Gods Zoon is, kunnen niet ontkennen dat zijn geboorte een nieuw tijdperk inluidde, en ook kan niemand met succes de door de World Christian Encyclopedia gedane verklaring betwisten dat „het christendom de meest omvangrijke en universele religie in de geschiedenis is geworden”.

Niet nieuw, maar anders

Het christendom was geen volslagen nieuwe religie. Het was diep geworteld in de religie van de Israëlieten en stoelde op de geschreven Wet van Jehovah God. Zelfs voordat de Israëlieten een natie werden, beoefenden hun voorvaders Noach, Abraham en Mozes de aanbidding van Jehovah, welke in feite een voortzetting was van de oudst bestaande religie, de ware aanbidding van de Schepper zoals die aanvankelijk in Eden werd beoefend. Maar de nationale en religieuze leiders van Israël lieten valse religie met Babylonische ondertonen in hun aanbidding doordringen, waardoor deze verontreinigd werd. Zoals de World Bible opmerkt: „De joodse gemeente ten tijde van de geboorte van Jezus was bezoedeld met huichelarij en ging geheel en al op in een formalisme waardoor de eraan ten grondslag liggende geestelijke waarheden, die door de grote Hebreeuwse profeten waren geuit, werden verduisterd.”

Vergeleken met de menselijke ingewikkeldheden die aan het joodse geloof waren toegevoegd, werden Jezus’ leringen gekenmerkt door eenvoud. Paulus, een van de bezielendste eerste-eeuwse zendelingen van het christendom, liet dit uitkomen toen hij sprak over de belangrijkste hoedanigheden van het christendom: „Nu blijven echter geloof, hoop, liefde, deze drie; maar de grootste van deze is de liefde” (1 Korinthiërs 13:13). Andere religies spreken ook over „geloof, hoop en liefde”, en toch is het christendom anders. Hoe dat zo?

Geloof in wie en in wat?

Jezus beklemtoonde de noodzaak om ’geloof te oefenen in God’, Degene die hij als de Schepper aanduidde (Johannes 14:1; Matthéüs 19:4; Markus 13:19). Het christendom verschilt dus van het jainisme en het boeddhisme, die beide het denkbeeld van een Schepper verwerpen en beweren dat het universum altijd heeft bestaan. En aangezien Christus sprak over „de enige ware God”, geloofde hij duidelijk niet in een menigte ware goden en godinnen, zoals door de religies van het oude Babylon, Egypte, Griekenland en Rome werd geleerd, of zoals het hindoeïsme nog steeds leert. — Johannes 17:3.

Jezus zette uiteen dat het Gods voornemen was dat hij ’zijn ziel zou geven als een losprijs in ruil voor velen’, om „te redden wat verloren was”, opdat „een ieder die geloof oefent in hem, niet vernietigd zou worden, maar eeuwig leven zou hebben” (Markus 10:45; Lukas 19:10; Johannes 3:16; vergelijk Romeinen 5:17-19). Geloof in een offerandelijke dood ter verzoening van zonden verschilt van het sjintô, dat het bestaan van de oorspronkelijke of inherente zonde weigert te erkennen.

Jezus leerde dat er slechts één waar geloof is. Hij gaf de raad: „Gaat in door de nauwe poort; want breed en wijd is de weg die naar de vernietiging voert, en velen zijn er die daardoor ingaan; maar nauw is de poort en smal de weg die naar het leven voert, en weinigen zijn er die hem vinden” (Matthéüs 7:13, 14). Het boek Imperial Rome zegt: „[Vroege] christenen beweerden met stelligheid dat zij alleen de waarheid bezaten en dat alle andere religies . . . onjuist waren.” Dit verschilt duidelijk van de hindoe-boeddhistische zienswijze dat alle religies waarde hebben.

Wat voor hoop?

De christelijke hoop richt zich op de belofte van de Schepper dat zijn regering de wereldproblemen zal oplossen. Vanaf het begin van Jezus’ bediening in 29 G.T. moedigde hij mensen derhalve aan ’geloof te stellen in het goede nieuws’ dat ’het koninkrijk Gods nabij gekomen was’ (Markus 1:15). In tegenstelling met oosterse religies, zoals het Kondogio, beklemtoonde Jezus’ leer niet het nationalisme als een middel om de christelijke hoop te verwezenlijken. In feite wees Jezus alle voorstellen die hem werden gedaan om de politieke arena te betreden, van de hand (Matthéüs 4:8-10; Johannes 6:15). Klaarblijkelijk kwam hij niet, zoals sommige joodse leiders, tot de conclusie dat „de mensheid God actief moet helpen om de Messías te brengen”.

De christelijke hoop omvat het vooruitzicht van eeuwig leven op aarde onder rechtvaardige omstandigheden. (Vergelijk Matthéüs 5:5; Openbaring 21:1-4.) Is dat niet eenvoudig en gemakkelijk te begrijpen? Niet voor de velen wier geest verduisterd is door het boeddhistische denkbeeld van het nirvana, dat in The Faiths of Mankind een „ophouden” en toch „geen vernietiging” wordt genoemd. Dit boek betoogt dat het in werkelijkheid „niet mogelijk is een beschrijving te geven van” het nirvana.

Liefde — Voor wie en van welke aard?

Volgens Jezus is het grootste gebod: „Gij moet Jehovah, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand en met geheel uw kracht” (Markus 12:30). Wat een verschil met religies die de redding van mensen de eerste plaats toekennen, terwijl ze Gods belangen veronachtzamen. Positieve naastenliefde is volgens Jezus het op één na belangrijkste gebod. „Alle dingen dan die gij wilt dat de mensen voor u doen,” adviseerde hij, „moet ook gij insgelijks voor hen doen” (Matthéüs 7:12; 22:37-39). Merk echter op hoe dit verschilt van de negatieve leer van Confucius: „Wat u niet wilt, dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet.” Welke liefde acht u superieur, de soort die mensen ervan weerhoudt u kwaad te berokkenen of de soort die hen ertoe aanzet u goed te doen?

„Als eerste criterium voor een waarlijk groot man geldt zijn nederigheid”, merkte de negentiende-eeuwse Engelse schrijver John Ruskin op. Doordat Jezus in het belang van zijn Vaders naam en reputatie en, op de tweede plaats, ten behoeve van de mens nederig zijn leven gaf, toonde hij liefde voor zowel God als de mens. Wat een verschil met het egocentrische streven naar goddelijkheid van Alexander de Grote, over wie Collier’s Encyclopedia zegt: „Gedurende zijn hele leven, dat hij herhaaldelijk in de waagschaal stelde, is er geen aanwijzing dat hij ooit heeft stilgestaan bij de vraag wat er na zijn dood met zijn volk zou gebeuren.”

De liefde die Jezus voor God en de mens had, wordt ook geïllustreerd door het feit dat hij, in tegenstelling tot zijn hindoeïstische tijdgenoten in India, niet met een discriminerend kastenstelsel instemde. En in tegenstelling tot de joodse groeperingen die hun leden toestonden de wapens tegen impopulaire heersers op te nemen, waarschuwde Jezus zijn volgelingen dat ’allen die naar het zwaard grijpen, door het zwaard zullen vergaan’. — Matthéüs 26:52.

Geloof door werken bewezen

Dat geloof, hoop en liefde zo’n belangrijke plaats innamen in het vroege christendom, kwam tot uiting in het gedrag. Christenen werd gezegd „de oude persoonlijkheid” die de zondige mensheid gemeen is, „weg te doen” en ’de nieuwe persoonlijkheid aan te doen, die naar Gods wil werd geschapen in ware rechtvaardigheid’ (Efeziërs 4:22-24). En zij deden dit. Het is interessant dat wijlen Harold J. Laski, een Engels politicoloog, heeft gezegd: „Als criterium voor een geloofsbelijdenis geldt beslist niet of degenen die haar aanvaarden in staat zijn hun geloof te verkondigen; als criterium geldt of ze in staat is hun gedrag in het gewone dagelijkse leven te veranderen.” — (Wij cursiveren.) Vergelijk 1 Korinthiërs 6:11.

Bezield met een onwrikbaar geloof en een goedgefundeerde hoop alsook gemotiveerd door ware liefde, stelden de vroege christenen zich ten doel Jezus’ laatste vóór zijn hemelvaart aan hen gegeven gebod te gehoorzamen: „Gaat daarom en maakt discipelen van mensen uit alle natiën, hen dopende . . ., en leert hun onderhouden alles wat ik u geboden heb.” — Matthéüs 28:19, 20.

Op Pinksteren in 33 G.T. werd Gods geest uitgestort op 120 christelijke discipelen die in een bovenvertrek in Jeruzalem bijeenwaren. De christelijke gemeente was geboren!a Haar leden werden op die dag door een wonder met het vermogen begiftigd in vreemde talen te spreken, waardoor zij konden praten met de joden en proselieten uit andere landen die een feest in Jeruzalem bijwoonden (Handelingen 2:5, 6, 41). En met wat een resultaat! Op één dag schoot het aantal christenen omhoog van ongeveer 120 tot meer dan 3000!

Jezus beperkte zijn prediking grotendeels tot de joden. Maar kort na Pinksteren werd de christelijke apostel Petrus gebruikt om „De Weg” te openen voor Samaritanen, die zich aan de eerste vijf boeken van de bijbel hielden, en later, in 36 G.T., voor alle niet-joden. Paulus werd „een apostel der natiën” en ondernam drie zendingsreizen (Romeinen 11:13). Op deze wijze werden er gemeenten opgericht, en ze floreerden. „Hun ijver om het geloof te verbreiden, kende geen grenzen”, zegt het boek From Christ to Constantine, en voegt eraan toe: „Het door christenen gegeven getuigenis breidde zich niet alleen uit, maar was ook doeltreffend.” Vervolging van christenen had een averechtse uitwerking en droeg ertoe bij dat de boodschap verbreid werd, zoals wind een vlam aanwakkert. Het bijbelboek Handelingen verhaalt een opwindende geschiedenis over de niet te stuiten christelijke activiteit die tijdens de vroege periode van het christendom werd ontplooid.

’Dit is niet het christendom dat ik ken!’

Is dat uw reactie wanneer u deze beschrijving van de beginperiode van het vroege christendom hoort? Hebt u ontdekt dat veel belijdende christenen in deze tijd, in plaats van een sterk geloof te bezitten, door twijfel worden verscheurd en niet weten wat zij moeten geloven? Hebt u ontdekt dat velen van hen, in plaats van hoopvolle verwachtingen te koesteren, in de ban van vrees verkeren en onzeker zijn aangaande de toekomst? En hebt u ontdekt dat, zoals de achttiende-eeuwse Engelse hekeldichter Jonathan Swift het uitdrukte, „wij alleen maar genoeg religie hebben om te kunnen haten, maar niet genoeg om elkaar te kunnen liefhebben”?

Paulus heeft deze negatieve ontwikkeling voorzegd. Er zouden „onderdrukkende wolven” — leiders die alleen in naam christelijk zijn — ’opstaan en verdraaide dingen spreken om de discipelen achter zich aan te trekken’ (Handelingen 20:29, 30). Hoe verstrekkend zou dit zijn? Onze volgende uitgave zal daar nader op ingaan.

[Voetnoten]

a Destijds werd het christendom door buitenstaanders „De Weg” genoemd. „Het was voor het eerst in Antiochíë [vermoedelijk tien tot twintig jaar later] dat de discipelen door goddelijke voorzienigheid christenen werden genoemd.” — Handelingen 9:2; 11:26.

[Illustratie op blz. 24]

Een christen heeft geloof in een levende God

[Illustratie op blz. 25]

Christelijke hoop ziet vooruit naar een hersteld aards paradijs

[Illustratie op blz. 25]

Christelijke liefde is onpartijdig en helpt anderen God te dienen

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen