HOOFDSTUK ELF
Jehovah wil dat mensen leven verwerven — Jij ook?
1, 2. (a) Wat kunnen we leren van Jona’s reactie op Jehovah’s besluit in verband met Ninevé? (b) Waarom moeten we Gods barmhartigheid en zijn kijk op leven onderzoeken?
JEHOVAH was blij. De profeet niet. God had barmhartig het leven van duizenden mensen gespaard. Jona zou ze hebben laten omkomen! Jehovah verkoos vergeving te schenken en de voormalige vijanden van zijn volk in leven te laten.
Zelfs Gods dienstknechten beseffen soms de reikwijdte van zijn barmhartigheid niet
2 Zoals uit Jona’s geval blijkt, kan het voor mensen soms moeilijk zijn de reikwijdte van Gods verdraagzaamheid te beseffen en zijn wens dat mensen leven verwerven, te weerspiegelen. Jehovah’s besluit om de Ninevieten te sparen ’mishaagde Jona ten zeerste, en hij ontbrandde in toorn’. Kan het zijn dat Jona meer met zijn eigen gevoelens bezig was dan met barmhartigheid en het redden van levens? Misschien dacht hij dat hij zijn gezicht zou verliezen als de Ninevieten gespaard werden (Jona 4:1, 10, 11). Wat valt er te zeggen over onze tijd, nu Jehovah’s dag van oordeel snel nadert? Je zou je kunnen afvragen: Hoe kan ik mijn waardering voor Gods vergevensgezindheid verdiepen, en hoe kan ik berouwvolle kwaaddoeners helpen vollediger profijt te trekken van zijn genegenheid? Ja, hoe kan ik Gods wens dat mensen leven verwerven, weerspiegelen?
GERECHTIGHEID EN BARMHARTIGHEID MET HET OOG OP LEVEN
3. Is Gods gerechtigheid in strijd met zijn barmhartigheid? Leg dat uit.
3 Sommigen denken dat deze twaalf profetische boeken er constant over spreken dat God ontstemd is, dat hij mensen straft en dat hij oordelen voltrekt. Ze zouden zich kunnen afvragen: Waar is Jehovah’s barmhartigheid? Interesseert hij zich wel voor het sparen van levens? Eigenlijk zijn Gods gerechtigheid en zijn barmhartigheid niet in strijd met elkaar; ze werken juist samen en dragen bij tot het redden van levens. Gerechtigheid en barmhartigheid zijn twee facetten van zijn volmaakt evenwichtige persoonlijkheid (Psalm 103:6; 112:4; 116:5). Door de schade die de goddelozen aanrichten ongedaan te maken, toont God barmhartigheid tegenover mensen die wel de juiste gezindheid hebben. Daaruit blijkt zijn volmaakte gerechtigheid. Aan de andere kant houdt Jehovah in zijn barmhartigheid rekening met de beperkingen van onvolmaakte mensen. Je zou het zo kunnen zeggen: waar nodig een oordeel, waar mogelijk barmhartigheid. In de boodschappen van de profeten kun je veel uitspraken vinden die dit volmaakte evenwicht onderstrepen en die aantonen dat God wil dat mensen leven verwerven. Laten we dat eens onderzoeken en er tegelijkertijd lessen uit halen die we in deze tijd kunnen toepassen.
4. Welk bewijs is er dat God wil dat mensen leven verwerven?
4 De profeet Joël verkondigde een boodschap van openlijke veroordeling, maar hij benadrukte ook dat God „goedgunstig en barmhartig, langzaam tot toorn en overvloedig in liefderijke goedheid” is (Joël 2:13). Zo’n honderd jaar later, in de achtste eeuw v.G.T., beklemtoonde Micha hoe hard we Gods vergeving nodig hebben. Na de vraag te hebben gesteld „Wie is een God als gij?”, beschreef Micha Jehovah als volgt: „Hij zal stellig niet voor eeuwig aan zijn toorn vasthouden, want hij schept behagen in liefderijke goedheid. Hij zal ons wederom barmhartigheid betonen” (Micha 7:18, 19). Zoals uit Jona’s verslag over de Ninevieten blijkt, is God bereid terug te komen op zijn besluit om mensen die zich zijn gramschap op de hals hebben gehaald te straffen, als ze blijk geven van berouw door werken die daarbij passen.
5. Welke aspecten van Gods barmhartigheid en zijn belangstelling voor het sparen van levens vind je het meest bemoedigend? (Zie ook „Ze stelden zich beschikbaar”.)
5 We leven niet in de tijd van de twaalf profeten. Maar voel je je niet geroerd door deze aanwijzingen van Jehovah’s barmhartigheid en zijn belangstelling voor het sparen van levens? Dat gevoel kan je band met God versterken en je belangstelling om anderen te helpen leven te verwerven, vergroten. Hoewel de meeste mensen in deze tijd een verkeerde handelwijze volgen, krijgen we de verzekering dat God „niet wenst dat er iemand vernietigd wordt, maar wenst dat allen tot berouw geraken” (2 Petrus 3:9). Die wens van Jehovah wordt geïllustreerd door de liefdevolle woorden die Hosea uitte toen hij zijn overspelige vrouw terugnam. Jehovah ’sprak tot het hart’ van zijn volk. God was niet verplicht vergeving te schenken, maar hij was daar „uit eigen vrije wil” toe bereid (Hosea 1:2; 2:13, 14; 3:1-5; 14:4). Weet je waarom Gods houding en daden in dit opzicht zo belangrijk zijn? Omdat het om levens gaat. Je kunt nog meer bewijzen zien van Gods barmhartigheid en van zijn wens dat mensen leven verwerven als je naar de christelijke gemeente kijkt, die iets doet waar ook jij bij betrokken bent.
MENSEN HELPEN LEVEN TE VERWERVEN
6. Op welke fundamentele manier maakt God duidelijk dat hij wil dat mensen leven verwerven?
6 Waarom neem je aan de openbare bediening deel? Eén belangrijke reden is dat je daardoor anderen kunt helpen de ware God te leren kennen. In dit opzicht is er iets belangrijks wat we over Jehovah moeten weten: hij geeft duidelijke waarschuwingen voordat hij straf toedient. Dat bewijst zijn barmhartige belangstelling voor mensen; hij is erin geïnteresseerd dat ze niet doodgaan maar juist leven verwerven. De twaalf profeten lieten kwaaddoeners weten dat God hun de gelegenheid gaf hun leven te beteren en aan zijn gerechtvaardigde toorn te ontkomen. Wij doen in deze tijd net zo’n soort werk. Als christen heb je het voorrecht voor Gods komende dag van wraak te waarschuwen. Terwijl je dat doet, moet je elk gevoel van wraakzucht, de wens dat onontvankelijke mensen ’hun verdiende loon krijgen’, vermijden. Bedenk dat je voornamelijk predikt omdat mensen daardoor op de weg ten leven kunnen komen. — Joël 3:9-12; Zefanja 2:3; Mattheüs 7:13, 14.
7. (a) Waarom is het van levensbelang om aan het getuigeniswerk deel te nemen? (b) Als we met apathie te maken krijgen, hoe worden we dan geholpen door aan Jehovah’s zienswijze te denken?
7 Telkens als je bijbelse waarheden met een ander deelt — aan de deur, op school, op je werk of elders — bied je iemand hulp aan die Gods barmhartigheid en vergeving dringend nodig heeft (Hosea 11:3, 4). Het is waar dat je met apathie en onverschilligheid te maken kunt krijgen. Maar door toch te volharden, volg je onze barmhartige God na, die via Zacharia tegen zijn eigenzinnige volk zei: „Keert alstublieft terug van uw slechte wegen en van uw slechte handelingen” (Zacharia 1:4). Wie weet hoeveel mensen positief zullen reageren als je hun over Gods barmhartigheid vertelt en hun de weg ten leven wijst! Nogmaals, probeer in gedachte te houden dat je predikt omdat Jehovah wil dat mensen leven verwerven, en omdat jij dat ook wilt.
8. Waarom is het aanmoedigend te bedenken dat sommigen positief op Gods barmhartigheid hebben gereageerd?
8 Misschien vind je de volgende gedachte aanmoedigend: er zijn bijna altijd mensen geweest die positief op Gods boodschappen reageerden. De profeet Hosea kon dan ook spreken over mensen die beseften dat ’de wegen van Jehovah recht zijn’. Hij voegde eraan toe: „Het zijn de rechtvaardigen die ze zullen bewandelen” (Hosea 14:9). Door de eeuwen heen zijn velen geroerd door Gods uitnodiging: „Keert tot mij terug met heel uw hart” (Joël 2:12). Dat werd gezegd tegen mensen die Jehovah hadden gekend, maar het laat ook Gods belangstelling zien voor degenen die hem voor het eerst leren kennen. God heeft dus niet zijn vertrouwen verloren in het vermogen van mensen om spijt te hebben van hun verkeerde handelwijze, berouw te tonen en het goede te gaan doen. Daardoor komen ze in aanmerking voor overleving. — 1 Timotheüs 4:16.
9. Wat is nodig, zoals uit de reactie van de Ninevieten blijkt?
9 Er valt nog iets te zeggen over het feit dat Jehovah de Ninevieten vergeving schonk. We lezen dat de mensen de boodschap van een naderend goddelijk oordeel serieus namen, en ze „gingen geloof stellen in God” (Jona 3:5). Er was geloof nodig, niet slechts vrees voor een oordeel, om in leven te blijven. Omdat het Jehovah’s innige wens is dat mensen berouw hebben en in geloof handelen, laat hij ons prediken om mensen te helpen een keus te doen. Met welk resultaat? We lezen in verband met de Ninevieten: „De ware God dan zag hun werken, dat zij zich van hun slechte weg hadden afgekeerd; en dus gevoelde de ware God spijt over de rampspoed die hij gezegd had hun te zullen aandoen; en hij deed het niet” (Jona 3:10). Jehovah is niet te misleiden met lege woorden of symbolische daden. De Ninevieten moeten oprechte wroeging hebben gehad en dit door hun werken hebben getoond. God zag dat ze echt veranderden; ze toonden oprecht berouw dat vergezeld ging van geloof.
10. Wat zijn enkele situaties waarin Jehovah redding aanbood?
10 We mogen nooit de conclusie trekken dat Jehovah’s belangstelling voor het sparen van levens alleen de Ninevieten ten goede kwam. Toen Jeruzalem in 607 v.G.T. werd verwoest — na de bediening van Obadja, Nahum en Habakuk — zorgde Jehovah ervoor dat de gehoorzame Jeremia en een groepje getrouwe metgezellen konden ontkomen (Jeremia 39:16-18). En Gods profeten voorzeiden dat een berouwvol overblijfsel uit Babylon zou terugkeren en de zuivere aanbidding zou herstellen (Micha 7:8-10; Zefanja 3:10-20). Die profetieën hebben in recentere tijd een grootse vervulling gekregen. Na de Eerste Wereldoorlog werden de gezalfde christenen, van wie velen laks waren geworden ten aanzien van de ware aanbidding, weer tot ijverige activiteit gebracht en in Jehovah’s gunst hersteld, met leven in het vooruitzicht. Ook in deze tijd zien we dat mensen uit „vele natiën” zich „bij Jehovah aansluiten” (Zacharia 2:11). Ze hebben het vooruitzicht het naderende einde van dit samenstel van dingen te overleven. Je openbare bediening is dus niet iets wat je alleen maar doet uit gehoorzaamheid aan een gebod dat christenen nu eenmaal hebben gekregen. Ook doe je het niet alleen maar om profetieën te vervullen (Mattheüs 24:14; 28:19, 20). Het doel van je openbare bediening is mensen helpen meer over Jehovah te weten te komen, geloof te oefenen en leven te verwerven.
DEGENEN DIE TOT JEHOVAH TERUGKEREN, VERWERVEN LEVEN
11, 12. Hoe kunnen mensen die eens aanbidders van God waren, voordeel trekken van zijn barmhartigheid?
11 Jehovah heeft belangstelling voor nieuwelingen en wil dat ze leven verwerven, maar ook personen die hem vroeger hebben gediend, vergeet hij niet. Wij moeten eveneens belangstelling hebben voor deze mensen en de wens hebben dat ze weer verder gaan op de weg ten leven. Hoe kunnen we onze belangstelling tonen?
12 Je kent misschien enkelen die Jehovah hebben leren kennen, geloof in hem hebben geoefend en actief zijn geweest in de ware aanbidding, maar die hem momenteel niet dienen. Uit de boodschappen die Jehovah via de twaalf profeten zond, blijkt dat hij bereid was om degenen die eens tot zijn volk hadden behoord maar die niet in de ware aanbidding hadden volhard, barmhartigheid te tonen. Hetzelfde geldt in deze tijd, of deze mensen nu zijn afgedreven, zich van Jehovah hebben afgekeerd of tot kwaaddoen zijn vervallen en berouw moeten tonen (Hebreeën 2:1; 3:12). Misschien zijn ze niet gelukkig in deze situatie, zonder band met Jehovah, maar vinden ze het moeilijk om terug te komen. God doet een beroep op hen, zoals blijkt uit de woorden van zijn profeet: „Dit heeft Jehovah der legerscharen gezegd: ’Keert tot mij terug’, is de uitspraak van Jehovah der legerscharen, ’en ik zal tot u terugkeren’” (Zacharia 1:3). Wat zijn de woorden van Hosea geruststellend! Hij zegt: „Keer toch terug, o Israël, tot Jehovah, uw God, want gij zijt gestruikeld in uw dwaling. Neemt woorden met u en keert terug tot Jehovah. Zegt tot hem, gij allen: ’Moogt gij dwaling vergeven; en aanvaard wat goed is.’” Zelfs degenen die grove zonden hadden begaan maar daarna met oprecht berouw tot God terugkeerden, konden vergeving ontvangen die tot volledig herstel zou leiden (Hosea 6:1; 14:1, 2; Psalm 103:8-10). Dat was zo in de tijd van de profeten, en het geldt ook in onze tijd.
Hoe kun je personen die vroeger ijverige christenen waren, helpen tot Jehovah terug te keren?
13. Welke redenen hebben we om barmhartig te zijn tegenover personen die vergeving van God hebben ontvangen?
13 Maar wat betekent dat voor christenen die op de weg ten leven zijn gebleven? Hoe kunnen we tonen dat we anderen bezien zoals Jehovah hen beziet? Jehovah verwacht van ons dat we barmhartig zijn, zowel tegenover nieuwelingen als tegenover degenen die hem niet meer dienen. God liet via Hosea weten wat hij van ons vraagt: „In liefderijke goedheid heb ik behagen geschept, en niet in slachtoffer.” Jezus Christus haalde die schriftplaats aan en bracht de gedachte als volgt onder woorden: „Gaat dan heen en leert wat het zeggen wil: ’Ik wil barmhartigheid en geen slachtoffer’” (Hosea 6:6; Mattheüs 9:13). Het tonen van barmhartigheid is van essentieel belang om zelf een band met God te houden. Let eens op hoe de apostel Paulus vergevensgezindheid in verband bracht met het navolgen van God: „Wordt vriendelijk jegens elkaar, teder meedogend, elkaar vrijelijk vergevend, zoals ook God door Christus u vrijelijk vergeven heeft. Wordt daarom navolgers van God, als geliefde kinderen, en blijft in liefde wandelen” (Efeziërs 4:32–5:2). In hoeverre slaag jij erin God in dit opzicht na te volgen?
14, 15. Onder wat voor omstandigheden kan onze houding tegenover Jehovah’s vergevensgezindheid op de proef worden gesteld?
14 Stel dat een broeder die een ernstige zonde heeft begaan, geen berouw had en uit de gemeente gesloten moest worden. Dat gebeurde ook in de eerste eeuw; christenen die onberouwvolle zondaars werden, moesten uitgesloten worden. Als dat al gebeurde toen Jezus’ apostelen nog op aarde waren, hoeven we er niet van op te kijken dat het ook in deze tijd af en toe gebeurt. In zo’n geval houden loyalen in de gemeente zich aan het bijbelse gebod geen omgang te hebben met iemand die uitgesloten is. Hun loyaliteit aan Jehovah kan de kwaaddoener helpen de ernst van zijn verkeerde handelwijze in te zien, waardoor hij misschien berouw krijgt. We lezen in de bijbel dat een man in Korinthe die uitgesloten was, later inderdaad berouw had en zich omkeerde, en hij werd hersteld (1 Korinthiërs 5:11-13; 2 Korinthiërs 2:5-8). Als dat in deze tijd gebeurt, hoe denk je daar dan over, en hoe kun je tonen dat het je interesseert dat anderen leven verwerven?
15 Een kwaaddoener die berouw heeft, voelt zich misschien beschaamd en wanhopig; hij heeft behoefte aan de geruststelling dat zowel God als zijn broeders en zusters van hem houden en willen dat hij leven verwerft. Kijk eens hoe liefdevol God zijn berouwvolle volk in de oudheid geruststelde met de woorden: „Ik wil u aan mij verloven in getrouwheid; en gij zult Jehovah stellig kennen” (Hosea 2:20). Als God er zo over denkt, dan moeten wij duidelijk laten zien dat we het eens zijn met degene die door Zacharia werd beschreven als de God die ’barmhartigheid toont’. — Zacharia 10:6.
16. Hoe moeten we reageren als iemand hersteld wordt?
16 God wil dat mensen leven verwerven, en daarom is hij blij als een zondaar berouw heeft of als een voorheen inactieve dienstknecht weer ijverig wordt (Lukas 5:32).a In het geval van de eerder genoemde man in Korinthe die werd hersteld, spoorde Paulus de gemeente aan om hem te vergeven en aan te moedigen, en hem te laten weten dat ze echt van hem hielden: „Deze bestraffing, die door de meerderheid is gegeven, is voldoende voor zo iemand, zodat gij hem . . . goedgunstig dient te vergeven en dient te vertroosten, opdat zo iemand niet op de een of andere wijze door zijn overmatige bedroefdheid wordt verzwolgen. Daarom vermaan ik u, uw liefde jegens hem te bevestigen” (2 Korinthiërs 2:6-8). Bedenk dat Jehovah via Hosea tot voormalige zondaars zei: „Ik zal hun ontrouw genezen. Ik zal hen uit eigen vrije wil liefhebben” (Hosea 14:4). Volgen we Jehovah na en willen we graag bijdragen tot die genezing en het eeuwige leven dat er het resultaat van kan zijn?
17, 18. Hoe kunnen we liefdevolle hulp geven aan degenen die tot Jehovah zijn teruggekeerd of aan gezinsleden van iemand die uitgesloten is?
17 Jehovah maakt duidelijk dat hij degenen die inderdaad terugkeren, met waardigheid behandelt en hen weer aanvaardt en volkomen liefheeft, net zoals Hosea zijn voorheen ontrouwe vrouw weer zonder aarzelen aanvaardde. Jehovah zegt over de manier waarop hij zijn dienstknechten behandelde: ’Ik werd hun als degenen die een juk van hun kaken aflichten, en met zachtheid bracht ik elkeen voedsel’ (Hosea 11:4). De genegenheid waarmee Jehovah degenen die tot hem terugkeren met zachtheid trekt, is echt hartverwarmend! We kunnen hem navolgen door niet stug of koel te zijn tegenover iemand die godvruchtige bedroefdheid en oprecht berouw heeft getoond. Wanneer hij eenmaal weer in de gemeente is opgenomen, moeten we bemoedigend tot hem spreken als hij dat nodig heeft en geen rancune of wrok meer tegen hem koesteren wegens de fouten die hij heeft begaan. — 1 Thessalonicenzen 5:14.
18 Kun je nog andere manieren bedenken om Jehovah na te volgen in verband met een uitsluiting uit de gemeente? Als er iemand uitgesloten moest worden, kunnen we dan loyale personen in zijn gezin behulpzaam zijn, misschien de getrouwe huwelijkspartner en de kinderen? Het kost hun wellicht veel moeite om naar de vergaderingen en in de velddienst te blijven gaan. Geven we hun de extra steun die ze nodig hebben? Nog een manier om liefdevolle barmhartigheid te tonen, is „goede woorden, vertroostende woorden” te spreken door een aanmoedigend gesprekje te beginnen met die getrouwen (Zacharia 1:13). Daartoe zijn veel gelegenheden: voor en na de vergaderingen, terwijl je in de velddienst samenwerkt of op andere momenten. Ze zijn onze geloofsgenoten, dierbare leden van onze gemeente, die niet het gevoel moeten hebben dat ze gemeden worden of in een isolement raken. In sommige gevallen zijn het alleen de kinderen van een uitgesloten ouder die proberen Jehovah te dienen. We willen echt dat ze leven verwerven. Hoe kunnen we dat tonen?
’EEN VADERLOZE JONGEN WORDT BARMHARTIGHEID BETOOND’
19. Welke geestelijke hulp gaf Zefanja aan „een vaderloze jongen”?
19 Een voorbeeld van het geven van hulp kun je vinden in de bediening van Zefanja, die in het midden van de zevende eeuw v.G.T. werkzaam was. Hij behoorde waarschijnlijk tot de koninklijke familie van Juda; mogelijk was hij een verre neef van koning Josia. De vader van de koning was vermoord, zodat Josia op achtjarige leeftijd de troon moest bestijgen. Hij stond voor een moeilijke taak: de natie was diep verwikkeld in afgoderij en andere verfoeilijke praktijken (Zefanja 3:1-7). De jonge, vaderloze Josia had bekwame leiding en gezonde raad nodig om die eigenzinnige natie te regeren. Jehovah gaf wijze raad via Zefanja en andere profeten, zoals we in eerdere hoofdstukken van dit boek hebben gezien. Het is veelzeggend dat Jehovah via zijn profeet „de vorsten” van Juda hekelde, maar geen aanmerkingen maakte op de koning zelf (Zefanja 1:8; 3:3). Dat kan betekenen dat de jonge koning Josia al had laten blijken dat hij tot de zuivere aanbidding geneigd was. De vermaning van de profeet heeft Josia ongetwijfeld gesterkt in zijn besluit om Juda van onreine aanbidding te ontdoen.
20. Hoe kan een geestelijke mentor „vaderloze” jongeren in de gemeente helpen?
20 Zefanja’s belangstelling voor Josia illustreert Jehovah’s belangstelling voor hulpbehoevende, kwetsbare jongeren zoals kinderen van wie een van de ouders uitgesloten is. Hosea verklaarde: „Door [God] wordt een vaderloze jongen barmhartigheid betoond” (Hosea 14:3). Ken je nog andere „vaderloze” jongens en meisjes die geestelijke en praktische leiding van een mentor nodig hebben? Misschien zijn het geestelijke wezen, kinderen in een eenoudergezin of jongeren die Jehovah dienen zonder de steun van andere gezinsleden. Heel vaak hangt het van de aanwezigheid van een geestelijke mentor af of die jongeren dicht bij de gemeente blijven en tot christelijke rijpheid groeien. Heel wat ’vaderloze jongens’ zijn uitgegroeid tot evenwichtige, geestelijk gezinde volwassenen nadat rijpe christenen in de gemeente liefdevolle belangstelling voor hen hadden getoond. — Psalm 82:3.
Kun je een liefdevolle geestelijke mentor worden voor „vaderloze” jongeren?
21. Welke hulp kunnen rijpe christenen aan jongeren bieden?
21 Voor een alleenstaande moeder bijvoorbeeld kan het een hulp zijn als rijpe christenen belangstelling voor haar kinderen tonen (Jakobus 1:27). Met gepast respect voor het gezagsbeginsel en met inachtneming van de fatsoensnormen kunnen opzieners en anderen geestelijke steun geven aan leden van hulpbehoevende gezinnen. Misschien kunnen jij en je huwelijkspartner of je gezin tijd besteden aan een vaderloze jongen of een vaderloos meisje. Kun je je zorgzaamheid tonen voor jongeren die wellicht door eenzaamheid worden geplaagd? Ze hebben misschien behoefte aan medeleven of een vertrouwelijk gesprekje, en je zou hen in dat opzicht kunnen helpen terwijl je met hen in de velddienst bent. Je hebt het ongetwijfeld druk, dus een tijdlang geregeld zulke hulp aan een jongere geven kan ’een toets op de echtheid van je liefde’ zijn (2 Korinthiërs 8:8). Uit de moeite die je doet, zal blijken hoeveel het je interesseert dat anderen leven verwerven.
22. Wat vind je ervan dat Jehovah zich ervoor interesseert dat anderen leven verwerven?
22 Wat is het geruststellend na te denken over Gods belangstelling voor mensen, over zijn wens dat ze eeuwig leven verwerven! Hij geeft er de voorkeur aan zijn genegenheid te tonen voor rechtvaardige mensen die hem liefhebben en hun leven te schenken, in plaats van zijn ongenoegen te uiten tegenover mensen die ervoor kiezen onverbeterlijk te zijn en geen eeuwig leven waard te zijn. Laten we, terwijl we vurig uitzien naar de dag van Jehovah, hem navolgen door anderen te helpen op de weg ten leven te komen.
a Drie hartverwarmende illustraties laten Gods intense belangstelling zien voor degenen van zijn volk die zijn afgedwaald — de illustraties van het verloren schaap, de verloren munt en de verloren zoon. — Lukas 15:2-32.