Vragen van lezers
◼ Sommige geleerden betogen dat het woord „kameel” in Matthéüs 19:24, waar staat: „Voor een kameel is het gemakkelijker door het oog van een naald te gaan”, vervangen zou moeten worden door „touw”. Welk woord is correct?
Bepaalde bijbelgeleerden trekken de verkeerde conclusie dat Jezus’ woorden hier oorspronkelijk in het Aramees werden opgetekend. Het Aramese woord (gam·laʼʹ) dat in dergelijke vertalingen is gebruikt, kan „kameel” betekenen. Afhankelijk van de context kan het echter ook worden weergegeven met „een groot touw en een balk”. Maar volgens Papias van Hiërapolis, die mogelijk een tijdgenoot van de apostel Johannes was, schreef Matthéüs zijn evangelieverslag oorspronkelijk in het Hebreeuws, niet in het Aramees, waarna hij het in het Grieks vertaalde. Het Hebreeuwse woord voor kameel (ga·malʹ) verschilt heel duidelijk van de woorden die worden vertaald met touw (cheʹvel) of koord (ʽavothʹ), en het lijdt geen twijfel dat Matthéüs de juiste Griekse term heeft gekozen.
In de oudste en betrouwbaarste Griekse handschriften (het Sinaïtische handschrift en het Vaticaanse handschrift nr. 1209) staat hier het woord ka·meʹlos, dat kameel betekent. Ditzelfde woord wordt gebruikt in Matthéüs 23:24, waar er weinig twijfel over bestaat dat „kameel” wordt bedoeld.
Door de eeuwen heen hebben sommigen geprobeerd Jezus’ bijtende hyperbool te verzachten. Sommigen hebben zich zelfs vrijheden met de heilige tekst veroorloofd. Ongeveer vanaf de vijfde eeuw wordt op deze plaats in sommige Griekse handschriften het er veel op lijkende woord kaʹmi·los aangetroffen. Dit zelden voorkomende woord betekent „touw, scheepskabel”. Volgens A Greek-English Lexicon of the New Testament door Arndt en Gingrich „komt [het] in het NT [Nieuwe Testament] niet voor”. De Griekse-taalgeleerden Westcott en Hort wijten deze vervanging aan de vijfde-eeuwse, zich christen noemende Cyrillus van Alexandrië, die beweerde dat het door Matthéüs gebruikte woord (ka·meʹlos) een kabel kon betekenen en zei: „Degenen die goed thuis zijn in de wereld van de scheepvaart, zijn gewoon de dikkere kabels ’kamelen’ te noemen.” Westcott en Hort zeggen echter over dit idee: „Het is pertinent onjuist.”
Volgens een bepaald naslagwerk smaakt het idee van een reusachtige kameel die zich door het oog van een minuscule naainaald tracht te wringen „naar oosterse overdrijving”. Trouwens, sprekend over enige personen die vermaard waren om zo’n grote schranderheid dat zij het onmogelijke schenen te presteren, verklaart The Babylonian Talmud: „Zij trekken een olifant door het oog van een naald.” Jezus bediende zich dus van een typisch oosters beeld om door middel van een levendige tegenstelling de onmogelijkheid van iets sterk te doen uitkomen. Ja, het zou onmogelijk zijn welk grote voorwerp maar ook door het oog van een naald te halen — of het nu een touw, een kameel of een olifant is.
Jezus zei niet dat het voor een rijke onmogelijk was leven te verwerven, want sommige rijken werden volgelingen van hem (Matthéüs 27:57; Lukas 19:2, 9; Johannes 19:38, 39). Maar vlak voordat Jezus deze ’harde uitspraak’ deed, had een rijke jonge man grote geestelijke kansen laten schieten omdat zijn liefde voor zijn „vele goederen” groter was (Matthéüs 19:16-22). Iedere rijke die er zo’n houding op na hield, zou onmogelijk eeuwig leven kunnen beërven. Alleen wanneer God tot het uiterste ging om hulp te verlenen, zou zo iemand kunnen veranderen en de redding kunnen ontvangen die door middel van Gods kracht bewerkstelligd moet worden. — Matthéüs 19:25, 26.