Jehovah — De God van tijden en tijdperken
„Voor alles is er een vastgestelde tijd.” — PREDIKER 3:1.
1, 2. (a) In welke opzichten zijn mensen zich bewust van tijd? (b) Hoe zou veel van het leven in deze tijd zijn als wij met geen mogelijkheid zouden kunnen weten hoe laat het is?
IN HET dagelijks leven zijn wij ons sterk van tijd bewust. Als de klok bijvoorbeeld aangeeft dat het avond is en wij de zon zien ondergaan en de lucht donkerder zien worden, weten wij dat de nacht in aantocht is. Ook zullen wij in bepaalde delen der aarde, wanneer de kalender aantoont dat de herfst ten einde loopt en wij de temperatuur week na week zien dalen en de bladeren van de bomen zien vallen, zeker weten dat de winter nabij is. De tekenen waardoor te kennen wordt gegeven hoe laat het is of in welk jaargetijde wij leven, staven dus wat klok en kalender ons vertellen.
2 Wanneer wij niet op de hoogte zouden kunnen zijn van tijden en tijdperken, zou veel van het leven in deze tijd zeer wanordelijk zijn, grenzend aan anarchie. Denk bijvoorbeeld eens aan de honderden vliegtuigen die op een druk vliegveld proberen te landen als er geen landingsschema opgesteld zou kunnen worden omdat men met geen mogelijkheid kan weten hoe laat het is! Of denk aan de miljoenen mensen die op tijd op hun werk proberen te komen als zij niet zouden kunnen weten hoe laat het is!
3. Wie heeft tijden en tijdperken ingesteld?
3 Wie heeft tijden en tijdperken ingesteld? De Schepper van het universum, Jehovah God. In Genesis 1:14 wordt gezegd: „Verder zei God: ’Dat er hemellichten komen aan het uitspansel van de hemel om scheiding te maken tussen de dag en de nacht; en ze moeten dienen tot tekenen en voor het vaststellen van tijdperken en dagen en jaren.’”
Belangrijkere tijden en tijdperken
4-6. (a) Wat is belangrijker dan op de hoogte te zijn van tijden en tijdperken voor het verrichten van menselijke activiteiten? Waarom? (b) Welke vragen moeten wij stellen?
4 Hoewel het voor het verrichten van menselijke activiteiten belangrijk is op de hoogte te zijn van de tijd of het tijdperk, is er iets dat nog veel belangrijker is: Waar is het vanuit Gods gezichtspunt de tijd of het tijdperk voor? Prediker 3:1 zegt: „Voor alles is er een vastgestelde tijd, ja, een tijd voor elke aangelegenheid onder de hemel.” En hoewel dit vanuit menselijk gezichtspunt waar is, bestaat hier vanuit Gods gezichtspunt helemaal geen twijfel over. Hij heeft vastgestelde tijden en tijdperken voor het volvoeren van zijn voornemen. Als wij ons leven niet met dit feit in overeenstemming brengen, zal alles wat wij hebben gedaan om ons leven naar klokken en kalenders in te richten, uiteindelijk nutteloos blijken te zijn.
5 Waarom is dit zo? Omdat Jehovah een voornemen heeft met deze aarde en met de menselijke schepselen die erop leven, anders zou hij hen niet hebben geschapen. Als wij ons leven niet naar dat voornemen richten, zullen wij er niet in opgenomen zijn. En zijn voornemen zal beslist precies op tijd ten uitvoer gebracht worden. Hij verklaart: „Zo zal mijn woord dat uit mijn mond uitgaat, blijken te zijn. Het zal niet zonder resultaten tot mij terugkeren, maar het zal stellig datgene doen waarin ik behagen heb geschept en het zal stellig succes hebben in dat waarvoor ik het heb gezonden.” — Jesaja 55:11.
6 Wij moeten derhalve de volgende vragen stellen: Waar is het vanuit Jehovah’s gezichtspunt de tijd of het tijdperk voor? Hoe passen de natiën en volken van deze wereld in zijn tijdschema? Ja, hoe past u erin? Hebt u uw leven afgestemd op Gods voornemen en tijdschema?
Brengt deze wereld Gods voornemen ten uitvoer?
7. Wat is de zienswijze van de meeste godsdienstige mensen, maar waarom is die ongegrond?
7 Veel mensen denken dat zij in Gods voornemen opgenomen zijn omdat zij beweren in God te geloven. Maar als u hun vraagt u aan de hand van Gods eigen Woord te laten zien wat dat voornemen is, kunnen zij dat niet. Zij gaan hun eigen gang, maar denken toch dat God hen op de een of andere manier zal begunstigen. De meeste wereldleiders hebben door de eeuwen heen en tot nu toe een soortgelijke houding aan de dag gelegd. Zij zijn de mening toegedaan dat God zijn voornemen via hen ten uitvoer brengt, ongeacht hun daden. Maar ook zij weten niet te vertellen wat dat voornemen is.
8. Waarom is het onredelijk te denken dat de Schepper de heersers en de mensen van deze wereld zijn steun geeft?
8 Blijkt uit de bijbel dat God zijn steun geeft aan deze wereld, met inbegrip van de heersers en de mensen die een religie hebben? Sta eens stil bij het volgende: Gods macht is absoluut ontzagwekkend. Hij heeft het universum geschapen, waartoe miljarden sterrenstelsels behoren die elk op hun beurt vele miljarden sterren tellen (Psalm 147:4). Bovendien bezit God oneindige wijsheid. Als het waar zou zijn dat God, met zijn macht en wijsheid, de natiën steunt, zouden zij dan zo veel eeuwen lang het toneel van zo veel geweld, oorlogen, onrecht en lijden hebben kunnen zijn? Zou God nationale leiders en miljoenen van hun onderdanen ertoe aangezet hebben ten strijde te trekken om andere nationale leiders en miljoenen van hun onderdanen te doden, terwijl ook zij beweren door God geleid te worden? Is dat redelijk?
9. Hoe moet volgens Gods Woord de geestelijke toestand van zijn ware dienstknechten zijn?
9 De bijbel vertelt ons in 1 Korinthiërs 14:33 dat „God . . . geen God van wanorde, maar van vrede” is. Verder gebiedt Jehovah degenen die werkelijk zijn volk zijn, „dat gij allen in overeenstemming met elkaar spreekt en dat er geen verdeeldheid onder u is, maar dat gij nauw verenigd zijt in dezelfde geest en in dezelfde gedachtengang” (1 Korinthiërs 1:10). Als iemand uit Gods volk zich niet naar deze maatstaf voegt, wat dan? In Romeinen 16:17 wordt de raad gegeven: „[Houdt] hen in het oog . . . die, in strijd met de leer welke gij hebt geleerd, verdeeldheid veroorzaken . . ., en mijdt hen.” Nationale en religieuze verdeeldheid en conflicten zijn dus duidelijke bewijzen dat zulke natiën, religieuze leiders en hun volgelingen niet Gods steun genieten.
10, 11. Welke schriftplaatsen tonen aan door wie de heersers en volken van deze wereld worden gesteund?
10 Door wie worden ze dan in werkelijkheid gesteund? In 1 Johannes 3:10-12 wordt gezegd: „Hieraan zijn de kinderen van God en de kinderen van de Duivel kenbaar: Een ieder die geen rechtvaardigheid betracht, spruit niet uit God voort, evenmin als hij die zijn broeder niet liefheeft. Want dit is de boodschap die gij van het begin af hebt gehoord, dat wij liefde voor elkaar moeten hebben; niet zoals Kaïn, die uit de goddeloze voortsproot en zijn broer vermoordde.” Verder lezen wij in 1 Johannes 4:20: „Indien iemand de bewering uit: ’Ik heb God lief’, en toch zijn broeder haat, is hij een leugenaar. Want wie zijn broeder, die hij heeft gezien, niet liefheeft, kan God, die hij niet heeft gezien, niet liefhebben.” Jezus stelde in Johannes 13:35 dan ook de volgende regel vast: „Hieraan zullen allen weten dat gij mijn discipelen zijt, indien gij liefde onder elkaar hebt.”
11 Ziet u enige overeenkomst tussen de liefde en eenheid die onder Gods ware dienstknechten moeten heersen en de handelwijze die wereldleiders en de mensen in het algemeen al eeuwenlang volgen? Alleen al in onze eeuw heeft de afslachting van godsdienstige mensen door andere godsdienstige mensen tientallen miljoenen levens geëist. Dikwijls behoren degenen die elkaar doden tot precies dezelfde religie! Dat is het stellige bewijs dat zij niet door God worden gesteund. In plaats daarvan toont Gods Woord aan dat degene die hen steunt niemand anders is dan Satan de Duivel. Daarom kon de apostel Johannes zeggen: „Wij weten dat wij uit God voortspruiten, maar de gehele wereld ligt in de macht van de goddeloze” (1 Johannes 5:19). Ja, Satan is „de god van dit samenstel van dingen” (2 Korinthiërs 4:4). Hij is de kracht achter de leiders en de mensen van deze wereld, want uit de daden van deze mensen blijkt dat zij niet uit God voortgesproten kunnen zijn.
Jehovah’s voornemen met zachtmoedigen
12, 13. Wat is Gods voornemen met deze aarde en met mensen?
12 Toen Jehovah mensen schiep, nam hij zich echter voor dat de gehele aarde een paradijs zou worden als de tuin van Eden, bevolkt met volmaakte, verenigde, gelukkige mensen (Genesis 1:26-28; 2:15; Jesaja 45:18). Dat voornemen is niet door opstandige mensen en goddeloze geestelijke schepselen verijdeld. Ook zal, aangezien Jehovah een God van tijden en tijdperken is, zijn voornemen worden verwezenlijkt op de bestemde tijd die hij ervoor heeft vastgesteld. Hij zal niet toelaten dat menselijke heerschappij die onafhankelijk van hem werkzaam is, zijn voornemen langer blijft dwarsbomen dan de tijd die hij ervoor heeft bepaald.
13 Jezus had volledig vertrouwen in Jehovah’s voornemen met betrekking tot deze aarde. Hij zei tot een boosdoener die enig geloof in hem toonde: „Gij zult met mij in het Paradijs zijn” (Lukas 23:43). Hij had het hier over het toekomstige aardse Paradijs. Bij een vroegere gelegenheid had Jezus gezegd: „Gelukkig zijn de zachtaardigen, want zij zullen de aarde beërven” (Matthéüs 5:5). Hier doelde Jezus klaarblijkelijk op de gedachte in Psalm 37:11, waar staat: „De zachtmoedigen . . . zullen de aarde bezitten, en zij zullen inderdaad hun heerlijke verrukking vinden in de overvloed van vrede.”
14. Wat voor mensen zullen de aarde beërven?
14 Wie zijn deze mensen die de aarde zullen beërven? Psalm 37:34 zegt: „Hoop op Jehovah en houd zijn weg, en hij zal u verhogen om de aarde in bezit te nemen. Wanneer de goddelozen worden afgesneden, zult gij het zien.” 37 De verzen 37 en 38 voegen eraan toe: „Let op de onberispelijke en houd de oprechte in het oog, want de toekomst van die man zal vredig zijn. Maar de overtreders, díe zullen stellig te zamen worden verdelgd; de toekomst der goddelozen zal inderdaad worden afgesneden.” Degenen die de aarde zullen beërven, moeten dus Jehovah leren kennen, geloof stellen in zijn beloften en door hem als oprecht en onberispelijk worden beschouwd omdat zij zijn wetten gehoorzamen. Zoals 1 Johannes 2:17 het uitdrukt: „De wereld gaat . . . voorbij en ook haar begeerte, maar wie de wil van God doet, blijft in eeuwigheid.”
15. Welke uiterst belangrijke ommekeer moet er onder andere komen, willen er grote nuttige wereldveranderingen kunnen plaatsvinden?
15 Willen dergelijke veranderingen echter kunnen plaatsvinden, dan moet er een enorme ommekeer komen in de situatie die er thans bestaat. Het zal onder andere moeten betekenen dat alle huidige aardse heerschappijen worden verwijderd, aangezien wenselijke toestanden nooit door menselijke heerschappij tot stand zijn gebracht. Maar voor Jehovah is het in geen enkel opzicht te moeilijk zulke wereldschokkende veranderingen tot stand te brengen. In de bijbel wordt bijvoorbeeld gezegd: „Hij verandert tijden en tijdperken, zet koningen af en stelt koningen aan.” — Daniël 2:21.
Tegenstanders verwijderen
16, 17. (a) Hoe handelde Jehovah met de Farao die Zijn voornemen weerstond? (b) Hoe werd Jehovah’s profetische woord bevestigd?
16 Beschouw eens wat Jehovah in het verleden met machtige heersers en dynastieën heeft gedaan, vooral met die heersers en dynastieën die hebben geprobeerd zijn voornemens te doorkruisen. Zij zijn verpletterd en als niets dan stof in de wind verstrooid, evenals hun wereldrijken. Daar was bijvoorbeeld de Farao van Egypte, die Gods volk in slavernij had gebracht. Jehovah had echter een voornemen met zijn dienstknechten, en hij zond Mozes om tegen Farao te zeggen dat hij hen moest vrijlaten. Doch Farao’s arrogante uitspraak luidde: „Wie is Jehovah, zodat ik zijn stem zou gehoorzamen?” Hij voegde eraan toe: „Ik ken Jehovah in het geheel niet, en daarbij komt nog dat ik Israël niet zal heenzenden.” — Exodus 5:2.
17 Jehovah gaf Farao alle gelegenheid om tot andere gedachten te komen. Maar zoals in Exodus 11:10 wordt gezegd, werd Farao’s hart telkens weer „verstokt”. Niemand kan Jehovah’s kracht echter weerstaan. Toen de door hem bepaalde tijd aanbrak, liet hij Farao en zijn strijdkrachten in de Rode Zee verdrinken. Exodus 14:28 zegt: „Niet één onder hen was er overgebleven.” Jehovah’s dienstknechten daarentegen werden beschermd en bevrijd. Dit gebeurde bovendien precies op het tijdstip dat in Jehovah’s profetische woord was voorzegd, aan het einde van een vierhonderdjarige periode waarover hij eeuwen voordien tot de getrouwe Abraham had gesproken.
18. Wat deed Jehovah met Nebukadnezar van Babylon? Waarom?
18 Verder was er koning Nebukadnezar van Babylon. Hij ging snoeven over zijn macht en prestaties, alsof hij een god was. Maar, zo staat er in Daniël 4:31, „nog was het woord in de mond van de koning, toen er een stem uit de hemel neerviel: ’U wordt gezegd, o koning Nebukadnezar: „Het koninkrijk zelf is van u heengegaan”’”. Jehovah zei hem dat hij vernederd zou worden als een dier van het veld, totdat, zoals 4 vers 32 zegt, hij zou weten „dat de Allerhoogste de Heerser is in het koninkrijk der mensheid, en dat hij het geeft aan wie hij wil”. Juist zo gebeurde het ook, precies op de tijd die Jehovah er in zijn voornemen voor had bepaald.
19. Waarom kwam Jehovah’s ongunstige oordeel over Babylon en zijn heerser, Belsazar?
19 De laatste koning die in Babylon zou regeren, was Belsazar. Tijdens zijn regering brak Jehovah’s tijd aan waarop dit reusachtige wereldrijk ten val gebracht zou worden. Waarom? Omdat de Babyloniërs Jehovah’s volk gevangenhielden en Jehovah lasterden. Daniël hoofdstuk 5 verhaalt dat Belsazar een groot feestmaal gaf voor duizend van zijn hoogwaardigheidsbekleders. Toen „zei Belsazar de gouden en zilveren vaten te brengen die zijn vader Nebukadnezar had weggenomen uit [Jehovah’s] tempel die in Jeruzalem was, . . . en daaruit dronken de koning en zijn rijksgroten, zijn bijvrouwen en zijn tweederangs vrouwen” (Daniël 5:2, 3). Merk op wat zij daarna deden: „Zij dronken wijn, en zij roemden de goden van goud en van zilver, koper, ijzer, hout en steen” (Daniël 5:4). Door uit de heilige vaten te drinken die bij Jehovah’s aanbidding waren gebruikt, bespotten en lasterden zij Jehovah. Door hun valse goden te aanbidden, aanbaden zij Satan.
20, 21. Welke boodschap bracht Daniël aan Belsazar over, en hoe ging deze profetie in vervulling?
20 Maar precies op dat ogenblik gebeurde er iets verbijsterends. Er verschenen vingers van een hand, die op de wand van het paleis schreven! De koning was zo ontzet dat „zelfs zijn gelaatskleur aan hem veranderd [werd], en zijn eigen gedachten verschrikten hem voorts, en zijn heupgewrichten werden slap en zelfs sloegen zijn knieën tegen elkaar” (Daniël 5:6). Geen van Belsazars religieuze raadslieden kon het handschrift ontcijferen, en daarom werd Jehovah’s dienstknecht Daniël geroepen om het uit te leggen. Daniël deelde de koning mee dat de boodschap van Jehovah afkomstig was en als volgt luidde: „God heeft de dagen van uw koninkrijk geteld en er een eind aan gemaakt. . . . Gij zijt op de weegschaal gewogen en te licht bevonden. . . . Uw koninkrijk is verdeeld en aan de Meden en de Perzen gegeven.” — Daniël 5:26-28.
21 Diezelfde nacht drongen Medo-Perzische legers de stad binnen via poorten die achteloos opengelaten waren. Daniël 5:30 besluit dan ook met de woorden: „Nog in diezelfde nacht werd Belsazar . . . gedood.” De val van Babylon maakte het mogelijk dat Jehovah’s volk precies zeventig jaar na het begin van hun gevangenschap naar hun eigen land kon terugkeren. Dat was exact in overeenstemming met Jehovah’s tijdschema, zoals in Jeremia 29:10 was onthuld.
22, 23. Hoe handelde Jehovah met koning Herodes Agrippa I, die de christenen in de eerste eeuw weerstond?
22 In de eerste eeuw was koning Herodes Agrippa I de laatste bestuurder van Palestina, dat destijds deel uitmaakte van het Romeinse Rijk. Herodes liet de apostel Petrus gevangenzetten en vervolgde andere christenen. Hij liet de apostel Jakobus zelfs om het leven brengen (Handelingen 12:1, 2). Ook organiseerde Herodes moorddadige gladiatorengevechten en andere heidense schouwspelen. Al deze dingen logenstraften zijn bewering dat hij een aanbidder van God was.
23 Maar toen brak het ogenblik aan dat Jehovah voor de terechtstelling van deze tegenstander had bepaald. Handelingen 12:21-23 vertelt ons: „Op een vastgestelde dag stak Herodes zich in een koninklijk gewaad en nam op de rechterstoel plaats en hield een openbare toespraak tot hen. Waarop het bijeengekomen volk schreeuwde: ’De stem van een god en niet van een mens!’” En wat gebeurde er toen? De bijbel zegt: „Ogenblikkelijk sloeg de engel van Jehovah hem, omdat hij de heerlijkheid niet aan God gaf; en hij werd door wormen opgegeten en blies de laatste adem uit.” Dit was nog een voorbeeld van de wijze waarop Jehovah ’koningen afzet’, zoals in Daniël 2:21 was gezegd.
24. Waar getuigen zulke historische feiten van?
24 Zulke historische gebeurtenissen getuigen ervan dat Jehovah tijden en tijdperken heeft vastgesteld voor de verwezenlijking van zijn voornemens. Ze tonen ook aan dat hij beslist het vermogen en de macht bezit om de verwezenlijking tot stand te brengen van zijn voornemen om deze aarde in een paradijs te veranderen waarin ’rechtvaardigheid zal wonen’. — 2 Petrus 3:13.
Kunt u zich dit herinneren?
◻ Waarom is het zo belangrijk op de hoogte te zijn van Jehovah’s tijden en tijdperken?
◻ Waarom onthoudt God de heersers en volken van deze wereld zijn steun?
◻ Wat voor mensen zullen het toekomstige Paradijs op aarde beërven?
◻ Hoe heeft Jehovah zijn vermogen getoond heersers die hem weerstaan te vernederen?