Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w90 15/5 blz. 8-9
  • Wanneer Christus in Koninkrijksmacht komt

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Wanneer Christus in Koninkrijksmacht komt
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1990
  • Vergelijkbare artikelen
  • Christus’ oordeel: De schapen en de bokken
    Jezus: De weg, de waarheid, het leven
  • Welke toekomst voor de schapen en de bokken?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1995
  • Vragen van lezers
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1974
  • Reageer prompt op het „teken”!
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1985
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1990
w90 15/5 blz. 8-9

Jezus’ leven en bediening

Wanneer Christus in Koninkrijksmacht komt

JEZUS is nog steeds met zijn apostelen op de Olijfberg. In antwoord op hun verzoek om een teken van zijn tegenwoordigheid en het besluit van het samenstel van dingen, vertelt hij hun nu de laatste van een serie van drie illustraties. „Wanneer de Zoon des mensen gekomen zal zijn in zijn heerlijkheid, en alle engelen met hem,” zo begint Jezus, „dan zal hij op zijn glorierijke troon plaats nemen.”

Mensen kunnen engelen in hun hemelse heerlijkheid niet zien. De komst van de Zoon des mensen, Jezus Christus, met de engelen moet dus onzichtbaar zijn voor menselijke ogen. Deze komst vindt plaats in het jaar 1914. Maar wat is het doel ervan? Jezus legt uit: „En alle natiën zullen vóór hem vergaderd worden, en hij zal de mensen van elkaar scheiden, zoals een herder de schapen van de bokken scheidt. En de schapen zal hij aan zijn rechterhand zetten, maar de bokken aan zijn linkerhand.”

Terwijl Jezus beschrijft wat er zal gebeuren met degenen die bij de scheiding aan de zijde van gunst worden geplaatst, zegt hij: „Dan zal de koning tot die aan zijn rechterhand zeggen: ’Komt, gij op wie de zegen van mijn Vader rust, beërft het koninkrijk dat sedert de grondlegging der wereld voor u is bereid.’” De schapen zullen niet met Christus in de hemel regeren maar zullen het Koninkrijk beërven in de betekenis dat zij er de aardse onderdanen van worden. „De grondlegging der wereld” vond plaats toen Adam en Eva kinderen begonnen voort te brengen die voordeel konden trekken van Gods voorziening om de mensheid los te kopen.

Maar waarom worden de schapen bij de scheiding aan de rechterhand van de Koning, de positie van gunst, geplaatst? „Want ik werd hongerig”, antwoordt de Koning, „en gij hebt mij iets te eten gegeven; ik werd dorstig en gij hebt mij iets te drinken gegeven. Ik was een vreemde en gij hebt mij gastvrij ontvangen; naakt, en gij hebt mij gekleed. Ik werd ziek en gij hebt mij verzorgd. Ik was in de gevangenis en gij zijt tot mij gekomen.”

Omdat de schapen zich op aarde bevinden, willen zij weten hoe zij zulke voortreffelijke daden voor hun hemelse Koning hebben kunnen doen. „Heer, wanneer hebben wij u hongerig gezien en u gevoed,” vragen zij, „of dorstig en u iets te drinken gegeven? Wanneer hebben wij u als vreemde gezien en u gastvrij ontvangen, of naakt en u gekleed? Wanneer hebben wij u ziek of in de gevangenis gezien en zijn naar u toe gegaan?”

„Voorwaar, ik zeg u”, antwoordt de Koning, „voor zover gij het voor een van de geringsten van deze broeders van mij hebt gedaan, hebt gij het voor mij gedaan.” Christus’ broeders zijn de nog op aarde vertoevende overgebleven leden van de 144.000, die met hem in de hemel zullen regeren. En goeddoen jegens hen, zo zegt Jezus, is hetzelfde als goeddoen jegens hem.

Vervolgens spreekt de Koning de bokken toe. „Gaat weg van mij, gij die zijt vervloekt, in het eeuwige vuur dat voor de Duivel en zijn engelen is bereid. Want ik werd hongerig, maar gij hebt mij niets te eten gegeven, en ik werd dorstig, maar gij hebt mij niets te drinken gegeven. Ik was een vreemde, maar gij hebt mij niet gastvrij ontvangen; naakt, maar gij hebt mij niet gekleed; ziek en in de gevangenis, maar gij hebt mij niet verzorgd.”

Maar de bokken klagen: „Heer, wanneer hebben wij u hongerig of dorstig of als vreemde of naakt of ziek of in de gevangenis gezien en hebben u niet gediend?” De bokken ontvangen een ongunstig oordeel op dezelfde basis als waarop de schapen een gunstig oordeel ontvangen. „Voor zover gij het niet voor een van deze geringsten [van mijn broeders] hebt gedaan,” antwoordt Jezus, „hebt gij het niet voor mij gedaan.”

Christus’ tegenwoordigheid in Koninkrijksmacht, vlak voor het einde van dit goddeloze samenstel van dingen in de grote verdrukking, zal dus een oordeelstijd zijn. De bokken „zullen heengaan in de eeuwige afsnijding, maar de rechtvaardigen [de schapen] in het eeuwige leven”. Matthéüs 25:31-46; Openbaring 14:1-3.

◆ Waarom moet Christus’ tegenwoordigheid onzichtbaar zijn, en welk werk verricht hij dan?

◆ In welke betekenis beërven de schapen het Koninkrijk?

◆ Wanneer vond „de grondlegging der wereld” plaats, en waarom toen?

◆ Op basis waarvan worden mensen hetzij als schapen of als bokken geoordeeld?

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen