-
EchtscheidingInzicht in de Schrift, Deel 1
-
-
Wat is de enige schriftuurlijke grond voor echtscheiding onder christenen?
Jezus Christus zei in zijn Bergrede: „Bovendien werd er gezegd: ’Al wie zich van zijn vrouw laat scheiden, geve haar een echtscheidingscertificaat.’ Ik zeg u echter dat een ieder die zich van zijn vrouw laat scheiden, behalve wegens hoererij, haar aan overspel blootstelt, en al wie een gescheiden vrouw trouwt, pleegt overspel” (Mt 5:31, 32). Nadat Jezus de Farizeeën had verteld dat de Mozaïsche concessie dat zij zich van hun vrouw konden laten scheiden, niet de regeling was die „van het begin af” had gegolden, zei hij eveneens: „Ik zeg u dat al wie zich van zijn vrouw laat scheiden, behalve op grond van hoererij, en een ander trouwt, overspel pleegt” (Mt 19:8, 9). Tegenwoordig wordt over het algemeen verschil gemaakt tussen „hoereerders” en „overspelers”. Volgens het hedendaagse woordgebruik zijn degenen die zich schuldig maken aan hoererij ongehuwde personen die vrijwillig seksuele betrekkingen hebben met iemand van het andere geslacht. Overspelers zijn gehuwde personen die vrijwillig seksuele betrekkingen hebben met iemand van het andere geslacht die niet hun wettige huwelijkspartner is. Zoals echter onder het trefwoord HOERERIJ wordt aangetoond, is de term „hoererij” een vertaling van het Griekse woord por·neiʹa, dat alle vormen van ongeoorloofde seksuele betrekkingen buiten het schriftuurlijke huwelijk omvat. Jezus’ woorden in Mattheüs 5:32 en 19:9 betekenen derhalve dat de enige grond voor echtscheiding die de huwelijksband werkelijk verbreekt, por·neiʹa is van de zijde van iemands huwelijkspartner. Een volgeling van Christus zou, indien hij dat wil, van deze voorziening voor echtscheiding gebruik kunnen maken, en een dergelijke echtscheiding zou hem de vrijheid geven om met een christen te trouwen die schriftuurlijk vrij is om een huwelijk aan te gaan. — 1Kor 7:39.
Onzedelijke seksuele handelingen die een gehuwd persoon verricht met iemand van hetzelfde geslacht (homoseksualiteit) zijn obsceen en walgelijk. Zulke personen zullen, indien zij geen berouw hebben, Gods koninkrijk niet beërven. En natuurlijk wordt bestialiteit in de Schrift veroordeeld (Le 18:22, 23; Ro 1:24-27; 1Kor 6:9, 10). Deze bijzonder obscene praktijken vallen onder de ruime aanduiding por·neiʹa. Er dient ook opgemerkt te worden dat op homoseksualiteit en bestialiteit onder de Mozaïsche wet de doodstraf stond, waardoor de onschuldige partner vrij was om te hertrouwen. — Le 20:13, 15, 16.
Jezus Christus maakte duidelijk dat „een ieder die naar een vrouw blijft kijken ten einde hartstocht voor haar te hebben, in zijn hart reeds overspel met haar heeft gepleegd” (Mt 5:28). Jezus zei echter niet dat hetgeen zich in het hart bevond maar niet in daden werd omgezet, een grond voor echtscheiding vormde. Christus’ woorden maken duidelijk dat men zijn hart rein moet houden en geen onjuiste gedachten en verlangens moet koesteren. — Fil 4:8; Jak 1:14, 15.
De rabbijnse gedragscode van de joden legde er de nadruk op dat gehuwde personen zich van de huwelijksplicht moesten kwijten en stond een man toe zich van zijn vrouw te laten scheiden wanneer zij geen kinderen kon voortbrengen. De Schrift geeft christenen echter niet het recht zich om die reden van hun partner te laten scheiden. Dat Sara jarenlang onvruchtbaar was, vormde voor Abraham geen reden om zich van haar te laten scheiden, en hetzelfde geldt voor Isaäk en Rebekka, Jakob en Rachel, of de priester Zacharias en zijn vrouw Elisabeth. — Ge 11:30; 17:17; 25:19-26; 29:31; 30:1, 2, 22-25; Lu 1:5-7, 18, 24, 57.
In de Schrift wordt er niets over gezegd dat het een christen geoorloofd zou zijn zich van zijn of haar huwelijkspartner te laten scheiden omdat deze lichamelijk niet in staat is zich van de huwelijksplicht te kwijten, of krankzinnig geworden is, of aan een ongeneeslijke of een walgelijke ziekte is gaan lijden. In plaats dat men zich in zo’n geval van een huwelijkspartner laat scheiden, zou christelijke liefde gebieden die huwelijkspartner met barmhartigheid te bejegenen (Ef 5:28-31). Ook geeft de bijbel christenen niet het recht om zich van hun huwelijkspartner te laten scheiden wegens verschil in religie; in plaats daarvan laat de bijbel zien dat een christen, door bij de ongelovige partner te blijven, deze misschien voor het ware geloof kan winnen. — 1Kor 7:12-16; 1Pe 3:1-7.
In zijn Bergrede zei Jezus dat „een ieder die zich van zijn vrouw laat scheiden, behalve wegens hoererij, haar aan overspel blootstelt, en al wie een gescheiden vrouw trouwt, pleegt overspel” (Mt 5:32). Hierdoor toonde Christus aan dat indien een man zich van zijn vrouw laat scheiden op andere gronden dan „hoererij” (por·neiʹa) van haar zijde, hij haar aan overspel blootstelt. Dat is zo omdat door zo’n scheiding de huwelijksband tussen de niet-overspelige vrouw en haar echtgenoot niet rechtmatig verbroken is en zij derhalve niet vrij is om met een andere man te trouwen en seksuele betrekkingen met een andere echtgenoot te hebben. Toen Christus zei dat al wie ’een gescheiden vrouw trouwt, overspel pleegt’, doelde hij op een vrouw wier man zich niet „wegens hoererij” (por·neiʹa) van haar heeft laten scheiden. Zo’n vrouw zou niet op schriftuurlijke gronden gescheiden zijn, ook al zou de scheiding wettelijk voltrokken zijn.
-
-
EchtscheidingInzicht in de Schrift, Deel 1
-
-
Wij moeten Jezus’ woorden zoals die door Markus en Lukas zijn opgetekend, echter begrijpen in het licht van de vollediger verklaring die door Mattheüs is opgetekend. Hij voegt er nog de zinsnede aan toe „behalve op grond van hoererij” (Mt 19:9; zie ook Mt 5:32), waaruit blijkt dat wat Markus en Lukas schreven toen zij Jezus’ woorden over echtscheiding aanhaalden, van toepassing is indien er een andere grond voor het verkrijgen van de echtscheiding is dan „hoererij” (por·neiʹa) van de zijde van de ontrouwe huwelijkspartner.
-