Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w94 1/12 blz. 8-12
  • De rechtmatige plaats van Jehovah’s aanbidding in ons leven

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • De rechtmatige plaats van Jehovah’s aanbidding in ons leven
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1994
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • Israëls aanbidding van Jehovah
  • Eerste-eeuwse ijver voor de ware aanbidding
  • Jehovah’s aanbidding in deze tijd hoog verheven
  • De ware aanbidding maakt je gelukkiger
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk (studie-uitgave) 2022
  • Wiens aanbidding wordt door God aanvaard?
    Kennis die tot eeuwig leven leidt
  • „Wij aanbidden wat wij kennen”
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1971
  • De juiste manier om God te aanbidden
    Wat kun je leren uit de Bijbel?
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1994
w94 1/12 blz. 8-12

De rechtmatige plaats van Jehovah’s aanbidding in ons leven

„De gehele dag wil ik u zegenen, en ik wil uw naam loven tot onbepaalde tijd, ja, voor eeuwig.” — PSALM 145:2.

1. Wat verlangt Jehovah als het om aanbidding gaat?

„IK, JEHOVAH, uw God, ben een God die exclusieve toewijding eist” (Exodus 20:5). Mozes hoorde deze door Jehovah geuite verklaring, en later herhaalde hij die toen hij de natie Israël toesprak (Deuteronomium 5:9). Er bestond bij Mozes geen enkele twijfel over dat Jehovah God van Zijn dienstknechten verwachtte dat zij Hem exclusief zouden aanbidden.

2, 3. (a) Waardoor werden de Israëlieten ervan doordrongen dat wat er bij de berg Sinaï gebeurde, iets buitengewoons was? (b) Welke vragen zullen wij beschouwen in verband met de aanbidding die door de Israëlieten werd beoefend en die door Gods dienstknechten in deze tijd wordt beoefend?

2 De bij de berg Sinaï gelegerde Israëlieten en het ’grote gemengde gezelschap’ dat met hen uit Egypte getrokken was, waren getuige van iets ongewoons (Exodus 12:38). Het vertoonde geen gelijkenis met ook maar iets dat deed denken aan de aanbidding van de goden van Egypte, die nu door de tien slagen, of plagen, vernederd waren. Terwijl Jehovah ten overstaan van Mozes zijn tegenwoordigheid manifesteerde, deden zich vrees inboezemende verschijnselen voor: donder, bliksem en het zeer sterke horengeschal dat al het volk in de legerplaats deed beven. Vervolgens was er vuur en rook te zien, terwijl de hele berg schudde (Exodus 19:16-20; Hebreeën 12:18-21). Mocht er nog een Israëliet zijn die een verder bewijs nodig had dat er iets buitengewoons aan de hand was, dan zou hij dat weldra krijgen. Niet lang daarna daalde Mozes van de berg af nadat hij een tweede exemplaar van Gods wetten had ontvangen. Het geïnspireerde verslag zegt: „De huid van [Mozes’] aangezicht zond stralen uit en [het volk werd] bevreesd hem te naderen.” Beslist een onvergetelijke, bovenmenselijke ervaring! — Exodus 34:30.

3 Voor die typologische natie van God was het buiten kijf welke plaats Jehovah’s aanbidding innam. Hij was hun Bevrijder. Zij hadden niets minder dan hun leven aan hem te danken. Hij was ook hun Wetgever. Maar bleven zij de aanbidding van Jehovah op de eerste plaats stellen? En hoe staat het met Gods hedendaagse dienstknechten? Welke plaats neemt Jehovah’s aanbidding in hun leven in? — Romeinen 15:4.

Israëls aanbidding van Jehovah

4. Hoe was de inrichting van het kamp van Israël tijdens hun verblijf in de wildernis, en wat bevond zich in het midden van het kamp?

4 Als u in vogelvlucht het kamp van Israël in de wildernis had kunnen zien, wat zou u dan zijn opgevallen? Een uitgestrekte maar ordelijke opstelling van tenten waarin misschien wel drie miljoen of meer mensen woonden, volgens drie-stammenafdelingen gegroepeerd aan de noord-, zuid-, oost- en westkant. Als u wat scherper keek, zou u nog een andere opstelling hebben opgemerkt, meer naar het midden van het kamp. In deze vier kleinere groepjes tenten woonden de families van de stam Levi. Precies in het midden van het kamp, in een met een wand van kleden afgezet gebied, bevond zich een uniek bouwwerk. Dit was de „tent der samenkomst”, of tabernakel, die naar het door Jehovah verschafte ontwerp gebouwd was door Israëlieten die ’wijs van hart’ waren. — Numeri 1:52, 53; 2:3, 10, 17, 18, 25; Exodus 35:10.

5. Welk doel diende de tabernakel in Israël?

5 Op elk van de ongeveer veertig plaatsen waar de Israëlieten zich gedurende hun omzwerving in de wildernis legerden, zetten zij de tabernakel op, die in het midden van hun kampement kwam te staan en het centrum werd waaromheen zich alle activiteiten afspeelden (Numeri hfdst. 33). De bijbel beschrijft dan ook terecht dat Jehovah in het midden van de zonen van Israël verbleef. Zijn heerlijkheid vervulde de tabernakel (Exodus 29:43-46; 40:34; Numeri 5:3; 11:20; 16:3). Het boek Our Living Bible merkt op: „Dit draagbare heiligdom was van het allerhoogste belang, aangezien het een religieus verzamelpunt voor de stammen vormde. Het hield hen derhalve verenigd tijdens de lange jaren van omzwerving in de woestijn en maakte eensgezind handelen mogelijk.” Meer nog, de tabernakel diende als een voortdurende herinnering dat in het leven van de Israëlieten de aanbidding van hun Schepper centraal stond.

6, 7. Door welk gebouw voor de aanbidding werd de tabernakel vervangen, en welke functie had het in de natie Israël?

6 Nadat de Israëlieten in het Beloofde Land waren aangekomen, bleef de tabernakel het centrum van Israëls aanbidding (Jozua 18:1; 1 Samuël 1:3). Mettertijd nam koning David zich voor een permanent gebouw op te zetten. Dit werd uiteindelijk de tempel, die later door zijn zoon Salomo werd gebouwd (2 Samuël 7:1-10). Bij de inwijding daarvan daalde er een wolk neer om aan te duiden dat Jehovah dat bouwwerk goedkeurde. „Ik heb met succes een huis als verheven woning voor u gebouwd,” zo bad Salomo, „een vaste plaats waar gij tot onbepaalde tijd kunt wonen” (1 Koningen 8:12, 13; 2 Kronieken 6:2). De pasgebouwde tempel werd nu het brandpunt van het religieuze leven van de natie.

7 Driemaal per jaar gingen alle Israëlitische mannen op naar Jeruzalem om vreugdevolle feesten in de tempel bij te wonen die als blijk van erkentelijkheid voor Gods zegen werden gevierd. Het is passend dat deze samenkomsten werden aangeduid als „periodieke feesten van Jehovah”, waardoor de aandacht op Gods aanbidding werd gevestigd (Leviticus 23:2, 4). Godvruchtige vrouwen woonden ze samen met andere familieleden bij. — 1 Samuël 1:3-7; Lukas 2:41-44.

8. Hoe getuigt Psalm 84:1-12 van de belangrijkheid van Jehovah’s aanbidding?

8 De geïnspireerde psalmisten erkenden in welsprekende bewoordingen welke uitermate belangrijke plaats aanbidding in hun leven innam. „Hoe lieflijk is uw grootse tabernakel, o Jehovah der legerscharen!”, zongen de zonen van Korach. Zij prezen beslist niet louter een bouwwerk. Veeleer verhieven zij hun stem tot lof van Jehovah God, en verklaarden: „Mijn eigen hart en zelfs mijn vlees heffen een vreugdegeroep aan voor de levende God.” De levieten voelden zich zeer gelukkig in hun dienst. „Gelukkig zijn zij die in uw huis wonen!”, verkondigden zij. „Zij blijven u nog steeds loven.” In feite kon heel Israël zingen: „Gelukkig zijn de mensen wier sterkte in u is, in wier hart de gebaande wegen zijn. . . . Zij zullen voortgaan van vitale kracht tot vitale kracht; ieder verschijnt voor God in Sion.” Hoewel de reis naar Jeruzalem voor een Israëliet misschien lang en vermoeiend was, werd zijn kracht hernieuwd als hij in de hoofdstad aankwam. Zijn hart werd vervuld met vreugde, terwijl hij zijn voorrecht om Jehovah te aanbidden, in gloedvolle bewoordingen prees: „Want één dag in uw voorhoven is beter dan duizend elders. Ik heb verkozen aan de drempel in het huis van mijn God te staan boven het rondgaan in de tenten der goddeloosheid. . . . O Jehovah der legerscharen, gelukkig is de mens die op u vertrouwt.” Zulke uitingen onthullen dat die Israëlieten Jehovah’s aanbidding op de eerste plaats stelden in hun leven. — Psalm 84:1-12.

9. Wat gebeurde er met de natie Israël toen ze in gebreke bleef Jehovah’s aanbidding op de eerste plaats te stellen?

9 Helaas bleef Israël in gebreke de ware aanbidding de belangrijkste plaats toe te kennen. Zij lieten hun ijver voor Jehovah ondermijnen door toewijding aan valse goden. Dientengevolge gaf Jehovah hen aan hun vijanden over en liet toe dat zij in ballingschap naar Babylon werden gevoerd. Toen Jehovah hen na zeventig jaar in hun vaderland deed terugkeren, voorzag hij ten behoeve van Israël in de bezielende aansporingen van de getrouwe profeten Haggaï, Zacharia en Maleachi. De priester Ezra en de stadhouder Nehemia wekten Gods volk op om de tempel te herbouwen en daar de ware aanbidding te herstellen. Maar met het verstrijken der eeuwen werd de ware aanbidding onder de natie weer op de achtergrond geschoven.

Eerste-eeuwse ijver voor de ware aanbidding

10, 11. Welke plaats nam Jehovah’s aanbidding in het leven van getrouwe personen in toen Jezus op aarde was?

10 Op Jehovah’s bestemde tijd verscheen de Messias. Getrouwe personen zagen naar Jehovah op voor redding (Lukas 2:25; 3:15). In het Evangelie van Lukas wordt de 84-jarige Anna treffend beschreven als een weduwe „die nimmer ontbrak in de tempel, terwijl zij nacht en dag heilige dienst verrichtte met vasten en smekingen”. — Lukas 2:37.

11 „Mijn voedsel is,” zo zei Jezus, „dat ik de wil doe van hem die mij heeft gezonden en zijn werk voleindig” (Johannes 4:34). Roep u te binnen hoe Jezus reageerde toen hij tegenover de geldwisselaars in de tempel stond. Hij keerde hun tafels en de banken van de duivenverkopers om. Markus verhaalt: „[Jezus] liet niet toe dat iemand een gebruiksvoorwerp door de tempel droeg, maar hij bleef leren en zeggen: ’Staat er niet geschreven: „Mijn huis zal een huis van gebed voor alle natiën worden genoemd”? Maar gij hebt het tot een rovershol gemaakt’” (Markus 11:15-17). Ja, Jezus stond zelfs niet toe dat iemand een kortere weg door het tempelvoorhof nam om iets naar een ander deel van de stad te brengen. Jezus’ daden zetten kracht bij aan zijn eerder gegeven raad: „Blijft dan eerst het koninkrijk en [Gods] rechtvaardigheid zoeken” (Mattheüs 6:33). Door de wijze waarop Jezus Jehovah exclusieve toewijding schonk, heeft hij ons een schitterend voorbeeld nagelaten. Hij bracht werkelijk in praktijk wat hij predikte. — 1 Petrus 2:21.

12. Hoe gaven Jezus’ discipelen er blijk van dat zij de aanbidding van Jehovah op de eerste plaats stelden?

12 Jezus gaf zijn discipelen ook een model ter navolging door de manier waarop hij zich van zijn opdracht kweet om de onderdrukte maar getrouwe joden te bevrijden van de lasten van vals-religieuze praktijken (Lukas 4:18). Gehoorzaam aan Jezus’ gebod om discipelen te maken en hen te dopen, verkondigden de vroege christenen vrijmoedig wat Jehovah’s wil was in verband met hun uit de dood opgewekte Heer. Jehovah was zeer ingenomen met de prioriteit die zij aan Zijn aanbidding gaven. Daarom bevrijdde Gods eigen engel door een wonder de apostelen Petrus en Johannes uit gevangenschap en droeg hun op: „Gaat heen, stelt u op in de tempel en blijft tot het volk alle woorden omtrent dit leven spreken.” Met hernieuwde kracht gehoorzaamden zij. Zij bleven, zowel in de tempel te Jeruzalem als van huis tot huis, „zonder ophouden elke dag . . . onderwijzen en het goede nieuws over de Christus, Jezus, bekendmaken”. — Handelingen 1:8; 4:29, 30; 5:20, 42; Mattheüs 28:19, 20.

13, 14. (a) Wat heeft Satan sinds vroeg-christelijke tijden geprobeerd met Gods dienstknechten te doen? (b) Wat zijn Gods getrouwe dienstknechten blijven doen?

13 Toen de tegenstand tegen hun prediking toenam, gebood God zijn getrouwe dienstknechten toepasselijke raad op schrift te stellen. ’Werpt al uw bezorgdheid op Jehovah, want hij zorgt voor u’, schreef Petrus kort na 60 G.T. „Houdt uw zinnen bij elkaar, weest waakzaam. Uw tegenstander, de Duivel, gaat rond als een brullende leeuw, op zoek om iemand te verslinden. Maar neemt uw standpunt tegen hem in, vast in het geloof, wetend dat dezelfde dingen in de vorm van lijden zich aan de gehele gemeenschap van uw broeders in de wereld voltrekken.” De vroege christenen zijn door die woorden beslist gerustgesteld. Zij wisten dat God, nadat zij een korte tijd hadden geleden, hun opleiding zou voleindigen (1 Petrus 5:7-10). Gedurende die laatste dagen van het joodse samenstel van dingen verhieven ware christenen de liefdevolle aanbidding van Jehovah tot nieuwe hoogten. — Kolossenzen 1:23.

14 Zoals de apostel Paulus had voorzegd, stak afval, een zich afkeren van de ware aanbidding, de kop op (Handelingen 20:29, 30; 2 Thessalonicenzen 2:3). Getuigenissen uit de laatste decennia van de eerste eeuw hebben dit overduidelijk gestaafd (1 Johannes 2:18, 19). Satan zaaide met succes namaakchristenen onder de echte, waardoor het moeilijk werd dit „onkruid” te onderscheiden van de met tarwe te vergelijken christenen. Niettemin hebben door de eeuwen heen enkele personen de aanbidding van God op de eerste plaats gesteld, zelfs met gevaar voor hun leven. Maar pas in de laatste decennia van „de bestemde tijden der natiën” bracht God zijn dienstknechten opnieuw bijeen teneinde de ware aanbidding te verheffen. — Mattheüs 13:24-30, 36-43; Lukas 21:24.

Jehovah’s aanbidding in deze tijd hoog verheven

15. Hoe zijn sinds 1919 de profetieën van Jesaja 2:2-4 en Micha 4:1-4 in vervulling gegaan?

15 In 1919 machtigde Jehovah het gezalfde overblijfsel om een vrijmoedige wereldwijde getuigenisveldtocht te ondernemen, die de aanbidding van de ware God hoog heeft verheven. Met de toevloed van de symbolische „andere schapen” sinds 1935 is de stroom van mensen die in geestelijke zin opgaan naar „de berg van het huis van Jehovah” alsmaar toegenomen. In het dienstjaar 1993 loofden 4.709.889 getuigen van Jehovah hem door anderen uit te nodigen zich bij de beoefenaars van zijn verheven aanbidding aan te sluiten. Wat een verschil met de geestelijk diepgezonken toestand waarin de sektarische „heuvels” van het wereldrijk van valse religie verkeren, vooral die van de christenheid! — Johannes 10:16; Jesaja 2:2-4; Micha 4:1-4.

16. Wat moeten al Gods dienstknechten doen met het oog op wat in Jesaja 2:10-22 is voorzegd?

16 Aanhangers van de valse religie beschouwen hun kerken en kathedralen en zelfs hun geestelijken, aan wie zij klinkende titels en eerbewijzen toekennen, als hoog verheven. Maar merk op wat Jesaja voorzei: „De hoogmoedige ogen van de aardse mens moeten neergeslagen worden, en de hovaardigheid der mannen moet neergebogen worden; en Jehovah alleen moet hoog verheven worden op die dag.” Wanneer zal dat zijn? Tijdens de snel naderbij komende grote verdrukking, wanneer ’de goden zelf die niets waard zijn, volkomen zullen verdwijnen’. Met het oog op de nabijheid van die vrees inboezemende tijd moeten al Gods dienstknechten ernstig onderzoeken welke plaats de aanbidding van Jehovah in hun leven inneemt. — Jesaja 2:10-22.

17. Hoe demonstreren Jehovah’s dienstknechten in deze tijd dat zij Jehovah’s aanbidding op de eerste plaats stellen?

17 Als een internationale broederschap staan Jehovah’s Getuigen bekend om hun ijver in de prediking van het Koninkrijk. Hun aanbidding is niet louter een plichtshalve beoefende religie, waarvoor een uurtje of zo per week wordt ingeruimd. Nee, het is hun hele levenswijze (Psalm 145:2). Ja, vorig jaar hebben meer dan 620.000 Getuigen hun aangelegenheden zo geregeld dat zij als volle-tijdpredikers aan de christelijke bediening konden deelnemen. De overigen verwaarlozen de aanbidding van Jehovah beslist niet. Ze speelt zowel in hun dagelijkse gesprekken als in hun openbare prediking een belangrijke rol, zelfs al vereisen hun gezinsverplichtingen dat zij hard werken in een wereldse baan.

18, 19. Haal aanmoedigende voorbeelden aan waarover je wellicht in levensgeschiedenissen van Getuigen hebt gelezen.

18 De in De Wachttoren gepubliceerde levensgeschiedenissen van Getuigen verlenen inzicht in de manieren waarop verschillende broeders en zusters Jehovah’s aanbidding de eerste plaats in hun leven hebben toegekend. Een zusje dat op zesjarige leeftijd haar leven aan Jehovah opdroeg, stelde zich de zendingsdienst ten doel. En jullie, jonge broeders en zusters, welk doel kunnen jullie kiezen waardoor jullie geholpen zullen worden Jehovah’s aanbidding in jullie leven op de eerste plaats te stellen? — Zie het artikel „Een op zesjarige leeftijd gesteld doel nastreven” in De Wachttoren van 1 maart 1992, blz. 26-30.

19 Een bejaarde zuster die weduwe geworden is, verschaft nog een prachtig voorbeeld hoe wij aan Jehovah’s aanbidding de juiste plaats kunnen toekennen. Degenen die zij had geholpen de waarheid te leren kennen, vormden een grote bron van aanmoediging voor haar om te volharden. Zij waren haar „familie” (Markus 3:31-35). Als u zich in soortgelijke omstandigheden bevindt, zult u dan de steun en hulp van de jongeren in de gemeente aanvaarden? (Merk op hoe zuster Winifred Remmie zich uitdrukte in het artikel „Ik reageerde gunstig in de oogsttijd”, gepubliceerd in De Wachttoren van 1 juli 1992, blz. 21-23.) Jullie die volle-tijddienaren zijn, geef er blijk van dat Jehovah’s aanbidding in jullie leven werkelijk op de eerste plaats komt door nederig in je toewijzing te dienen en je bereidwillig aan theocratische leiding te onderwerpen. (Neem nota van het voorbeeld van broeder Roy Ryan, zoals verteld in het artikel „Dicht bij Jehovah’s organisatie blijven”, in De Wachttoren van 1 december 1991, blz. 24-27.) Bedenk dat wij, als wij Jehovah’s aanbidding op de eerste plaats stellen, de verzekering hebben dat hij voor ons zal zorgen. Wij hoeven ons niet bezorgd af te vragen waar de noodzakelijke levensbehoeften vandaan zullen komen. De ervaringen van de zusters Olive en Sonia Springate illustreren dit. — Zie het artikel „Wij hebben eerst het Koninkrijk gezocht”, in De Wachttoren van 1 februari 1994, blz. 20-25.

20. Welke toepasselijke vragen dienen wij ons nu te stellen?

20 Behoren wij ieder afzonderlijk ons dan niet enkele indringende vragen te stellen? Welke plaats neemt de aanbidding van Jehovah in mijn leven in? Leef ik overeenkomstig mijn opdracht aan God door naar mijn beste vermogen zijn wil te doen? Op welke levensterreinen kan ik verbetering aanbrengen? Een oplettende beschouwing van het volgende artikel zal gelegenheid bieden te overdenken hoe wij onze middelen en mogelijkheden gebruiken om in overeenstemming te handelen met de prioriteit waarvoor wij in het leven hebben gekozen — de aanbidding van de Soevereine Heer Jehovah, onze liefdevolle Vader. — Prediker 12:13; 2 Korinthiërs 13:5.

Bij wijze van overzicht

◻ Wat verlangt Jehovah als het om aanbidding gaat?

◻ Ter herinnering waaraan diende de tabernakel?

◻ Wie waren in de eerste eeuw G.T. in het oog springende voorbeelden van ijver voor de ware aanbidding, en in welk opzicht?

◻ Hoe is sinds 1919 Jehovah’s aanbidding hoog verheven?

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen