HOOFDSTUK 8
Predikers van het goede nieuws
JEHOVAH heeft ons een volmaakt voorbeeld gegeven dat we kunnen navolgen: zijn Zoon, Jezus Christus (1 Petr. 2:21). Wanneer iemand een volgeling van Jezus wordt, gaat die persoon als een van Gods dienaren het goede nieuws prediken. Dat dit geestelijk opbouwend zou zijn, blijkt uit Jezus’ woorden: ‘Kom bij mij als je vermoeid bent en gebukt gaat onder een zware last, dan zal ik je nieuwe kracht geven. Neem mijn juk op je en leer van mij, want ik ben zachtaardig en nederig van hart. Dan zul je nieuwe kracht krijgen’ (Matth. 11:28, 29). Niemand die deze uitnodiging heeft aanvaard, is ooit in die belofte teleurgesteld!
2 Als Gods voornaamste Dienaar nodigde Jezus bepaalde personen uit zijn volgelingen te worden (Matth. 9:9; Joh. 1:43). Hij leidde ze op in de prediking en stuurde ze eropuit om hetzelfde werk te doen als hij (Matth. 10:1–11:1; 20:28; Luk. 4:43). Later stuurde hij 70 anderen eropuit om ook het goede nieuws over Gods Koninkrijk bekend te maken (Luk. 10:1, 8-11). Toen Jezus deze discipelen eropuit stuurde, zei hij tegen ze: ‘Wie naar jullie luistert, luistert ook naar mij. En wie jullie afwijst, wijst ook mij af. En wie mij afwijst, wijst ook degene af die mij heeft gestuurd’ (Luk. 10:16). Op die manier beklemtoonde Jezus dat de discipelen een ernstige verantwoordelijkheid hadden gekregen. Ze zouden Jezus en de allerhoogste God vertegenwoordigen! Dat geldt ook nu nog voor iedereen die positief reageert op Jezus’ uitnodiging: ‘Kom, wees mijn volgeling’ (Luk. 18:22; 2 Kor. 2:17). Iedereen die deze uitnodiging aanneemt, krijgt van God de opdracht om het goede nieuws van het Koninkrijk te prediken en discipelen te maken (Matth. 24:14; 28:19, 20).
3 We hebben Jezus’ uitnodiging om hem te volgen aangenomen en zijn daarom gezegend met kennis over Jehovah en Jezus Christus (Joh. 17:3). We zijn onderwezen in Jehovah’s wegen. Met zijn hulp is het ons gelukt ons denken te hervormen, de nieuwe persoonlijkheid aan te doen en ons gedrag in overeenstemming te brengen met Jehovah’s rechtvaardige normen (Rom. 12:1, 2; Ef. 4:22-24; Kol. 3:9, 10). Onze oprechte waardering heeft ons ertoe bewogen ons leven aan Jehovah op te dragen en die opdracht door de waterdoop te symboliseren. Bij onze doop worden we geordineerd als bedienaar.
4 Houd altijd in gedachte dat dienst voor God ‘met onschuldige handen en een zuiver hart’ gedaan moet worden (Ps. 24:3, 4; Jes. 52:11; 2 Kor. 6:14–7:1). Door geloof in Jezus Christus hebben we een zuiver geweten gekregen (Hebr. 10:19-23, 35, 36; Openb. 7:9, 10, 14). Paulus spoorde christenen aan om alles tot eer van God te doen, zodat ze geen struikelblok voor anderen zouden zijn. En Petrus liet uitkomen hoe waardevol een voorbeeldig gedrag is om ongelovigen voor de waarheid te winnen (1 Kor. 10:31, 33; 1 Petr. 3:1). Hoe kun je iemand helpen ervoor in aanmerking te komen om zich in de prediking van het goede nieuws bij ons aan te sluiten?
NIEUWE VERKONDIGERS
5 Moedig een geïnteresseerde bij wie je een Bijbelstudie leidt, er vanaf de eerste studie toe aan anderen te vertellen over wat hij leert. Hij kan er informeel met familieleden, vrienden, collega’s en anderen over praten. Dat is een belangrijke stap om nieuwelingen te helpen een volgeling van Jezus Christus en een prediker van het goede nieuws te worden (Matth. 9:9; Luk. 6:40). Wanneer de nieuweling geestelijk groeit en beter wordt in het geven van informeel getuigenis, zal hij ongetwijfeld het verlangen krijgen om mee te gaan in de velddienst.
AAN DE VEREISTEN VOLDOEN
6 Voordat iemand de eerste keer van huis tot huis kan gaan, moet je er zeker van zijn dat hij aan bepaalde vereisten voldoet. Iemand die met ons meegaat in de velddienst, vereenzelvigt zich in het openbaar met Jehovah’s Getuigen. Dan moet hij zijn leven dus al in overeenstemming hebben gebracht met Jehovah’s rechtvaardige normen en een ongedoopte verkondiger kunnen worden.
7 Als je met iemand studeert en Bijbelse principes met hem bespreekt, zul je waarschijnlijk zijn omstandigheden leren kennen. Misschien heb je gezien dat hij in overeenstemming leeft met wat hij heeft geleerd. Maar er zijn een paar aspecten van het leven van de leerling waar de ouderlingen met jullie samen over willen praten.
8 De coördinator van het lichaam van ouderlingen zal regelen dat twee ouderlingen (van wie er een in het dienstcomité zit) hier met jou en de leerling over praten. In gemeenten met heel weinig ouderlingen kunnen een ouderling en een bekwame dienaar dat doen. De geselecteerde broeders moeten dit gesprek zo snel mogelijk proberen te voeren. Als ze op een gemeentevergadering horen dat de leerling in de velddienst wil, kunnen ze misschien zelfs al na de vergadering met jou en je leerling praten. De sfeer hoort ontspannen te zijn. Voordat de leerling goedgekeurd kan worden als ongedoopte verkondiger, moet hij aan het volgende voldoen:
(1) Hij gelooft dat de Bijbel het geïnspireerde Woord van God is (2 Tim. 3:16).
(2) Hij kent en gelooft de basisleerstellingen van de Bijbel. Als hem vragen worden gesteld, zal hij die in harmonie met de Bijbel beantwoorden en geen valsreligieuze leerstellingen of eigen ideeën gaan vertellen (Matth. 7:21-23; 2 Tim. 2:15).
(3) Hij volgt het Bijbelse gebod op om met Jehovah’s volk op gemeentevergaderingen samen te komen als hij daartoe in staat is (Ps. 122:1; Hebr. 10:24, 25).
(4) Hij weet wat de Bijbel leert over seks voor het huwelijk, overspel, polygamie en homoseksualiteit, en leeft in overeenstemming daarmee. Als de persoon samenleeft met iemand van het andere geslacht die geen familielid is, dan moeten ze officieel getrouwd zijn (Matth. 19:9; 1 Kor. 6:9, 10; 1 Tim. 3:2, 12; Hebr. 13:4).
(5) Hij volgt het Bijbelse verbod op dronkenschap op. Hij gebruikt ook geen natuurlijke of synthetische middelen die verslavend of stemmingsveranderend zijn, tenzij dat om medische redenen nodig is (2 Kor. 7:1; Ef. 5:18; 1 Petr. 4:3, 4).
(6) Hij begrijpt hoe belangrijk het is ongezonde omgang te vermijden (1 Kor. 15:33).
(7) Hij heeft definitief gebroken met het lidmaatschap van alle valsreligieuze organisaties waarbij hij eventueel aangesloten is geweest. Hij is ermee opgehouden hun diensten bij te wonen en hun activiteiten te ondersteunen of eraan deel te nemen (2 Kor. 6:14-18; Openb. 18:4).
(8) Hij heeft geen enkele betrokkenheid bij de politieke kwesties van de wereld (Joh. 6:15; 15:19; Jak. 1:27).
(9) Hij is neutraal in de conflicten van volken en landen (Jes. 2:4).
(10) Hij wil echt een Getuige van Jehovah worden (Ps. 110:3).
9 Als de ouderlingen er niet zeker van zijn hoe de leerling over enkele van deze kwesties denkt, zullen ze hem ernaar vragen, misschien met bovenstaande Bijbelteksten als basis voor de bespreking. Het is belangrijk dat hij begrijpt dat personen die met Jehovah’s Getuigen aan de prediking deelnemen, een leven moeten leiden dat in overeenstemming is met deze Bijbelse vereisten. Door wat hij zegt, zullen de ouderlingen kunnen vaststellen of hij weet wat er van hem verwacht wordt en of hij in redelijke mate aan de vereisten voor de velddienst voldoet.
10 De ouderlingen moeten de leerling snel laten weten of hij aan de vereisten voldoet. Meestal kan dat al na afloop van de bespreking. Als hij aan de vereisten voldoet, kunnen de ouderlingen hem hartelijk welkom heten als verkondiger (Rom. 15:7). Ze zullen hem aanmoedigen om zo snel mogelijk met de velddienst te beginnen en aan het eind van de maand een velddienstrapport in te leveren. De ouderlingen kunnen uitleggen dat wanneer een ongedoopte verkondiger voor het eerst velddienst rapporteert, er een Bericht van gemeenteverkondiger op zijn naam wordt bijgehouden die in het gemeentearchief wordt bewaard. De ouderlingen verzamelen deze persoonlijke informatie over de verkondiger zodat de organisatie zorg kan dragen voor de religieuze activiteiten van Jehovah’s Getuigen over de hele wereld en zodat de verkondiger aan geestelijke activiteiten kan meedoen en geestelijke zorg kan ontvangen. Daarnaast kunnen de ouderlingen nieuwe verkondigers eraan herinneren dat persoonlijke informatie wordt verwerkt op de wijze zoals omschreven in het Wereldwijd gegevensbeschermingsbeleid van Jehovah’s Getuigen, dat te vinden is op jw.org.
11 Als we moeite doen om de nieuwe verkondiger beter te leren kennen en persoonlijke belangstelling tonen voor zijn vorderingen, kan dat een goede uitwerking op hem hebben. Het kan hem motiveren om elke maand zijn velddienstbericht in te leveren en zich nog beter in te zetten in Jehovah’s dienst (Fil. 2:4; Hebr. 13:2).
12 Als de ouderlingen hebben vastgesteld dat een leerling ervoor in aanmerking komt aan de velddienst deel te nemen, kan hij een eigen exemplaar van Georganiseerd om Jehovah’s wil te doen krijgen. Wanneer hij voor het eerst velddienst gerapporteerd heeft, zal er een korte mededeling aan de gemeente worden gedaan dat hij een nieuwe ongedoopte verkondiger is.
JONGEREN HELPEN
13 Ook jonge kinderen kunnen ervoor in aanmerking komen een verkondiger van het goede nieuws te zijn. Jezus liet jonge kinderen bij zich komen en zegende hen (Matth. 19:13-15; 21:15, 16). Hoewel de ouders in eerste instantie verantwoordelijk zijn voor hun eigen kinderen, zullen ook anderen in de gemeente graag jongeren willen helpen die oprecht gemotiveerd zijn om een aandeel te hebben aan de Koninkrijksprediking. Als je een ouder bent, zal jouw goede voorbeeld in de velddienst een grote aanmoediging voor je kinderen zijn om ook ijverig te zijn in hun dienst voor God. Welke verdere hulp kunnen we geven als een kind dat zich voorbeeldig gedraagt anderen uit zichzelf over zijn geloof wil vertellen?
14 Een van de ouders kan een lid van het dienstcomité benaderen en met hem bespreken of het kind ervoor in aanmerking komt als verkondiger gerekend te worden. De coördinator van het lichaam van ouderlingen zal regelen dat twee ouderlingen (onder wie een lid van het dienstcomité) met het kind en zijn christelijke ouder(s) of verzorger samenkomen. Als het kind een fundamentele kennis van de Bijbelse waarheid heeft en duidelijk laat zien dat hij graag een aandeel heeft aan de velddienst, zou dat een teken zijn van geestelijke groei. Na het afwegen van deze en andere factoren die overeenkomen met wat op volwassenen van toepassing is, kunnen de twee ouderlingen vaststellen of het kind een ongedoopte verkondiger kan worden (Luk. 6:45; Rom. 10:10). Bij een bespreking met een jong kind hoeven dingen die duidelijk niet van toepassing zijn niet aan de orde te komen.
15 Tijdens de bespreking zullen de ouderlingen het kind complimenteren dat hij vorderingen gemaakt heeft en hem aanmoedigen zich de doop ten doel te stellen. Ook de ouders verdienen een compliment omdat ze ongetwijfeld veel moeite hebben gedaan om de waarheid bij hun kind in te prenten. De ouderlingen kunnen de ouders voor meer hulp verwijzen naar de ‘Boodschap voor christelijke ouders’ op bladzijde 179-181.
OPDRACHT EN DOOP
16 Als je Jehovah hebt leren kennen en van hem bent gaan houden en daarom naar Gods vereisten leeft en in de velddienst gaat, is het belangrijk dat je je persoonlijke band met Jehovah hechter maakt. Hoe doe je dat? Door je leven aan hem op te dragen en dat te symboliseren door de waterdoop (Matth. 28:19, 20).
17 Opdracht betekent afzonderen voor een heilig doel. Je aan God opdragen houdt in dat je hem in gebed ernstig belooft je leven in zijn dienst te gebruiken en je aan zijn wetten te houden. Het betekent dat je hem voor eeuwig volledig toegewijd bent (Deut. 5:9). Het is een persoonlijke zaak. Niemand kan dat voor je doen.
18 Maar je moet meer doen dan Jehovah in gebed vertellen dat je van hem wilt worden. Het is nodig dat je anderen laat zien dat je je aan God hebt opgedragen. Dat doe je door je net als Jezus in water te laten dopen (1 Petr. 2:21; 3:21). Als je hebt besloten Jehovah te dienen en je je wilt laten dopen, wat moet je dan doen? Vertel het aan de coördinator van het lichaam van ouderlingen. Hij zal regelen dat een paar ouderlingen gesprekken met je hebben zodat ze zeker weten dat je aan Gods vereisten voor de doop voldoet. Meer informatie vind je in de ‘Boodschap voor de ongedoopte verkondiger’ op bladzijde 182-184 van dit boek en de ‘Vragen voor personen die gedoopt willen worden’ op bladzijde 185-207.
BERICHTEN OVER DE GROEI VAN DE PREDIKING
19 Berichten over de wereldwijde groei van de zuivere aanbidding zijn door de jaren heen een aanmoediging geweest voor Jehovah’s volk. Vanaf het moment dat Jezus Christus voor het eerst aan zijn discipelen vertelde dat het goede nieuws over de hele aarde gepredikt zou worden, zijn ware christenen er bijzonder in geïnteresseerd geweest te weten hoe dat gedaan zou worden (Matth. 28:19, 20; Mark. 13:10; Hand. 1:8).
20 De eerste volgelingen van Jezus Christus hoorden graag berichten over het succes van de prediking (Mark. 6:30). Het Bijbelboek Handelingen vertelt ons dat er ongeveer 120 personen aanwezig waren toen er met Pinksteren 33 heilige geest op de discipelen werd uitgestort. Al snel groeide het aantal discipelen tot zo’n 3000 en vervolgens tot ongeveer 5000. Er werd bericht dat ‘Jehovah elke dag mensen die gered werden aan hen bleef toevoegen’ en dat ‘een grote groep priesters het geloof aanvaardde’ (Hand. 1:15; 2:5-11, 41, 47; 4:4; 6:7). Wat moeten die berichten over toename aanmoedigend zijn geweest voor de discipelen! Deze opbouwende verslagen hebben hen vast geholpen om ondanks de zware vervolging op aanstichting van de Joodse religieuze leiders door te gaan met het werk dat God hun opgedragen had!
21 Rond 60/61 berichtte Paulus in zijn brief aan de Kolossenzen dat het goede nieuws ‘in de hele wereld vrucht droeg en toenam’ en dat het ‘in de hele schepping onder de hemel was gepredikt’ (Kol. 1:5, 6, 23). De eerste christenen gehoorzaamden het Woord, en de heilige geest gaf hun de kracht om het goede nieuws overal te prediken voordat er in het jaar 70 een eind kwam aan het Joodse stelsel. Wat was het voor deze trouwe christenen aanmoedigend om berichten te horen over wat er bereikt was!
Draag jij er zo veel mogelijk toe bij dat de prediking grondig wordt gedaan voordat het einde komt?
22 Ook nu doet Jehovah’s organisatie moeite om bericht bij te houden van het werk dat wordt gedaan als vervulling van Mattheüs 24:14, waar staat: ‘Dit goede nieuws van het Koninkrijk zal op de hele bewoonde aarde worden gepredikt als een getuigenis voor alle volken, en dan zal het einde komen.’ Als opgedragen aanbidders van God hebben we een dringend werk te doen. We moeten er zelf zo veel mogelijk toe bijdragen dat de prediking grondig gebeurt voordat het einde komt. Jehovah zal ervoor zorgen dat dit werk wordt voltooid, en als we eraan meedoen, zullen we Jehovah’s goedkeuring hebben (Ezech. 3:18-21).
JE PERSOONLIJKE VELDDIENSTRAPPORT
23 Wat moeten we eigenlijk rapporteren? Op het Velddienstrapport waarin de organisatie voorziet, staat aangegeven wat er moet worden ingevuld. Toch kunnen de volgende algemene opmerkingen nuttig zijn.
24 In de kolom ‘Verspreidingen (gedrukte en elektronische)’ noteer je het aantal gedrukte of elektronische publicaties dat je hebt gegeven of gestuurd aan personen die geen gedoopte Getuigen zijn. In de kolom ‘Aantal video’s vertoond’ vul je in hoe vaak je een van onze video’s hebt laten zien.
25 Vermeld onder ‘Nabezoeken’ het totale aantal nabezoeken dat je hebt gebracht om terug te komen op eerder getoonde belangstelling van personen die geen opgedragen, gedoopte Getuigen zijn. Een nabezoek kan gebracht worden via een persoonlijk bezoek, een brief, een telefoongesprek, een mailtje of een berichtje of doordat er lectuur wordt afgegeven. Elke keer dat een Bijbelstudie wordt geleid, kan er een nabezoek worden gerekend. Een ouder mag maximaal één nabezoek per week rekenen als hij of zij de gezinsaanbidding geleid heeft en er een ongedoopt kind aanwezig was.
26 Hoewel een Bijbelstudie meestal een keer per week wordt geleid, wordt die per maand als maar één studie gerekend. Verkondigers moeten het totale aantal verschillende Bijbelstudies noteren dat ze die maand hebben geleid. Hierbij gaat het onder andere om personen die geen opgedragen, gedoopte Getuigen zijn. Ook als je op verzoek van een lid van het dienstcomité een Bijbelstudie leidt bij een inactieve broeder of zuster mag je dat rekenen. Hetzelfde geldt voor een Bijbelstudie met een pasgedoopte die nog niet het boek Voor eeuwig gelukkig! uit heeft.
27 Het is belangrijk dat je de kolom ‘Uren’ nauwkeurig invult. Het gaat hierbij in principe om de tijd die je besteedt aan de huis-aan-huisprediking, nabezoeken, Bijbelstudies of andere vormen van formeel of informeel getuigenis aan mensen die geen opgedragen, gedoopte Getuigen zijn. Als twee verkondigers samenwerken, mogen beiden de tijd rekenen, maar slechts één van beiden mag de gebrachte nabezoeken of geleide Bijbelstudies rekenen. Beide ouders die hun kinderen tijdens de avond voor gezinsaanbidding onderwijs geven mogen maximaal één uur per week rekenen. Broeders die openbare lezingen houden, mogen de tijd voor het uitspreken daarvan rekenen. Iemand die een openbare lezing tolkt, mag die tijd ook rekenen. Er zijn andere belangrijke activiteiten waarvoor geen tijd wordt gerekend, zoals je klaarmaken voor de velddienst, velddienstbijeenkomsten bezoeken, boodschappen doen, enzovoort.
28 Elke verkondiger moet in overeenstemming met zijn door de Bijbel gevormde geweten bepalen wat hij als velddienstperiode rekent. Sommige verkondigers prediken in dichtbevolkte gebieden en andere werken in dunbevolkte gebieden en hebben veel reistijd. Gebieden verschillen en verkondigers verschillen in de manier waarop ze tegen hun dienst aankijken. Het Besturende Lichaam wil niet aan de wereldwijde gemeente opleggen hoe ze hun velddiensttijd moeten rekenen en er is ook niemand anders aangesteld om in deze kwestie te oordelen (Matth. 6:1; 7:1; 1 Tim. 1:5).
29 Velddiensttijd moet in hele uren gerapporteerd worden. Hierop wordt een uitzondering gemaakt als een verkondiger heel beperkt is omdat hij een hoge leeftijd heeft, aan huis gebonden is, in een verzorgingshuis zit of in andere opzichten beperkt is. In zo’n geval mag hij zijn velddienst in kwartieren rapporteren. Zelfs als hij in een maand maar een kwartier getuigenis geeft, dient hij die tijd te rapporteren. Dan wordt hij als een geregelde Koninkrijksverkondiger gerekend. Deze regeling geldt ook voor verkondigers die tijdelijk beperkt zijn, misschien omdat ze vanwege een ernstige ziekte of verwondingen een maand lang nergens naartoe kunnen. Deze regeling geldt alleen voor personen die heel beperkt zijn in hun activiteiten. Het dienstcomité zal bepalen of een verkondiger voor deze regeling in aanmerking komt.
BERICHT VAN GEMEENTEVERKONDIGER
30 Je persoonlijke velddienstbericht wordt iedere maand op je Bericht van gemeenteverkondiger ingevuld. Die berichten zijn eigendom van de plaatselijke gemeente. Als je van plan bent naar een andere gemeente te verhuizen, moet je altijd de ouderlingen van je huidige gemeente inlichten. De secretaris zal ervoor zorgen dat je bericht wordt opgestuurd naar je nieuwe gemeente. Dat maakt het voor de ouderlingen in je nieuwe gemeente makkelijker om je te verwelkomen en je geestelijke steun te geven. Als je korter dan drie maanden uit de gemeente weg bent, blijf je velddienstrapporten dan naar je eigen gemeente sturen.
WAAROM WE ONZE VELDDIENST RAPPORTEREN
31 Vergeet je weleens je velddienstbericht in te leveren? Ongetwijfeld moeten we daar allemaal af en toe aan worden herinnerd. Maar als we een juiste instelling ontwikkelen als het om het rapporteren van onze velddienst gaat en we begrijpen waarom het belangrijk is, vinden we het misschien makkelijker eraan te denken.
32 Sommigen vragen weleens: ‘Waarom moet ik een rapportje bij de gemeente inleveren? Jehovah weet toch wat ik in zijn dienst doe?’ Natuurlijk weet Jehovah wat we doen. Hij weet ook of we onze dienst met hart en ziel doen of dat het alleen symbolische dienst is, een fractie van wat we eigenlijk kunnen doen. Maar denk er eens over na dat Jehovah heeft laten optekenen hoeveel dagen Noach in de ark doorbracht en hoeveel jaren de Israëlieten in de woestijn rondtrokken. Ook werd vermeld hoeveel personen er trouw waren en hoeveel er ongehoorzaam waren. Hij heeft een bericht laten optekenen van de geleidelijke verovering van het land Kanaän en de heldendaden van de trouwe rechters van Israël. Hij heeft heel veel details laten optekenen over de activiteiten van zijn aanbidders. Dat geschreven bericht is door hem geïnspireerd, waardoor hij ons duidelijk maakt hoe hij denkt over het bijhouden van nauwkeurige berichten.
33 Historische gebeurtenissen in de Bijbel laten zien hoe nauwkeurig verslagen en berichten door Jehovah’s volk werden bijgehouden. In veel gevallen zou het Bijbelse verslag ons lang niet zoveel zeggen als er geen specifieke aantallen waren vermeld. Kijk eens naar de volgende voorbeelden: Genesis 46:27; Exodus 12:37; Rechters 7:7; 2 Koningen 19:35; 2 Kronieken 14:9-13; Johannes 6:10; 21:11; Handelingen 2:41; 19:19.
34 Op onze berichten staat natuurlijk lang niet alles wat we in onze aanbidding van Jehovah doen, maar ze hebben voor Jehovah’s organisatie een praktisch doel. Toen de apostelen in de eerste eeuw terugkwamen van een predikingsactie berichtten ze aan Jezus ‘wat ze allemaal gedaan en onderwezen hadden’ (Mark. 6:30). Van tijd tot tijd kan uit de berichten blijken dat bepaalde aspecten van onze prediking speciale aandacht nodig hebben. Uit de cijfers kan blijken dat er in sommige activiteiten vooruitgang is maar dat andere terreinen, zoals de toename in verkondigers of de groei, wat minder zijn geworden. Misschien is er aanmoediging nodig of moeten er problemen opgelost worden. Verantwoordelijke opzieners zullen aandacht hebben voor de berichten en proberen iets te doen aan elke situatie die de vooruitgang van individuele personen of de gemeente als geheel belemmert.
35 Berichten zijn ook nuttig voor de organisatie om te kunnen vaststellen waar een grotere behoefte aan werkers in het veld is. Welke gebieden zijn productiever? Waar wordt weinig vooruitgang geboekt? Welke publicaties zijn nodig om mensen te helpen de waarheid te leren kennen? Dankzij berichten weet de organisatie van tevoren hoeveel lectuur er voor de prediking in verschillende gebieden in de wereld nodig is en kan daar op tijd in worden voorzien.
36 Zulke berichten zijn heel aanmoedigend. Vinden we het niet fantastisch te horen over het werk dat onze broeders en zusters in de wereldwijde prediking van het goede nieuws doen? Berichten over toename helpen ons een goed beeld te krijgen van de groei van Jehovah’s organisatie. Ervaringen verwarmen ons hart en vervullen ons met ijver, wat ons motiveert om meer in de prediking te doen (Hand. 15:3). Het is dus belangrijk dat we onze velddienstrapporten trouw inleveren. Het is een blijk van onze belangstelling voor de broeders en zusters overal in de wereld. In dit kleine facet laten we zien dat we onderworpen zijn aan Jehovah’s organisatorische regeling (Luk. 16:10; Hebr. 13:17).
PERSOONLIJKE DOELEN STELLEN
37 We hebben geen enkele reden om onze dienst met die van anderen te vergelijken (Gal. 5:26; 6:4). Ieders omstandigheden verschillen. Aan de andere kant kunnen we er veel aan hebben onszelf realistische doelen te stellen zodat we onze eigen vorderingen in de dienst kunnen meten. Als we onze doelen bereiken, kan dat ons het voldane gevoel geven iets gepresteerd te hebben.
38 Het is duidelijk dat Jehovah het bijeenbrengen van degenen die hij door ‘de grote verdrukking’ heen zal beschermen, versnelt. We leven in de tijd waarin Jesaja’s profetie wordt vervuld: ‘De kleine zal tot duizend worden en de onbeduidende tot een machtig volk. Ikzelf, Jehovah, zal het versnellen als het de tijd ervoor is’ (Openb. 7:9, 14; Jes. 60:22). Wat is het een voorrecht om in deze gedenkwaardige laatste dagen het goede nieuws te mogen prediken! (Matth. 24:14)