Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • Vragen van lezers
    De Wachttoren 1990 | 15 maart
    • Vragen van lezers

      ◼ Moeten wij uit Matthéüs 7:13, 14 en Lukas 13:24 concluderen dat zelfs in de opstanding de meeste mensen de ware aanbidding zullen verwerpen?

      Nee, deze verzen ondersteunen die conclusie niet. In plaats daarvan hebben ze hoofdzakelijk betrekking op het verwerven van leven in het hemelse koninkrijk.

  • Vragen van lezers
    De Wachttoren 1990 | 15 maart
    • De betekenis van Lukas 13:24 is analoog, zoals blijkt uit de context. Jezus gaf twee illustraties over „het koninkrijk Gods”. Later werd hem de vraag gesteld: „Heer, zijn het er weinig die gered worden?” Jezus antwoordde: „Spant u krachtig in om door de nauwe deur binnen te gaan, want velen, zeg ik u, zullen trachten binnen te gaan, maar zullen niet in staat zijn.” „Velen” slaat op mensen die smeekten binnengelaten te worden nadat er een deur was dichtgedaan en gesloten. Dit waren „werkers van onrechtvaardigheid” die er niet voor in aanmerking kwamen met „Abraham en Isaäk en Jakob en al de profeten in het koninkrijk Gods” te zijn. De „velen” hadden gedacht de eersten „in het koninkrijk Gods” te zullen zijn, maar in werkelijkheid zouden zij de laatsten zijn, kennelijk in de zin dat zij daar helemaal niet zouden zijn. — Lukas 13:18-30.

      De context laat zien dat Jezus het had over binnengaan in Gods hemelse koninkrijk. Joodse leiders in die tijd hadden zich lang mogen verheugen in een bevoorrechte positie waarin zij toegang hadden tot Gods Woord. Zij waren van mening dat zij geestelijk rijk waren en rechtvaardig in Gods ogen, in tegenstelling tot het gewone volk, waar zij op neerzagen (Johannes 9:24-34). Toch, zo zei Jezus, konden belastinginners en hoeren die zijn boodschap aanvaardden en berouw hadden, Gods gunst bezitten. — Vergelijk Matthéüs 21:23-32; Lukas 16:14-31.

      Gewone mensen die Jezus’ discipelen werden, kwamen ervoor in aanmerking als geestelijke zonen aangenomen te worden toen met Pinksteren 33 G.T. de hemelse roeping een aanvang nam (Hebreeën 10:19, 20). Hoewel grote menigten Jezus hoorden, waren zij die hem aanvaardden en later de hemelse hoop verwierven, maar weinigen in aantal. Maar de kleine kudde van door de geest verwekte mensen die die beloning ontving, kon vergeleken worden met Jakob die aanlag aan een tafel in de hemel met Jehovah (de grotere Abraham) en zijn Zoon (afgebeeld door Isaäk). Dat was het beslist waard om zich krachtig voor in te spannen, maar de meesten die Jezus hoorden, deden dat niet.

      Bijgevolg kunnen wij in beide gevallen uit de context opmaken dat Jezus’ opmerkingen (dat weinigen zich op de smalle weg ten leven bevonden en gered werden) primair betrekking hadden op het bezitten van Gods gunst in die tijd dat Hij mensen de hoop op hemels leven bood. Betrekkelijk weinigen die de boodschap van waarheid hoorden en te weten kwamen wat de vereisten waren, reageerden gunstig en betoonden zich getrouw. — Matthéüs 22:14; 24:13; Johannes 6:60-66.

Nederlandse publicaties (1950-2025)
Afmelden
Inloggen
  • Nederlands
  • Delen
  • Instellingen
  • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
  • Gebruiksvoorwaarden
  • Privacybeleid
  • Privacyinstellingen
  • JW.ORG
  • Inloggen
Delen