Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w98 1/12 blz. 8-13
  • Gehaat om hun geloof

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Gehaat om hun geloof
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1998
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • De „kosten” van het discipelschap
  • Haat kweekt haat
  • De vroege christenen — Door wie gehaat?
  • De vroege christenen — Waarom in de Romeinse wereld gehaat?
  • Zij dachten er niet aan te schipperen!
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1993
  • Christenen en de maatschappij in deze tijd
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1993
  • Zij weigerden te schipperen
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1957
  • Ons geloof verdedigen
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1998
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1998
w98 1/12 blz. 8-13

Gehaat om hun geloof

„Gij zult ter wille van mijn naam voorwerpen van haat zijn voor alle mensen.” — MATTHEÜS 10:22.

1, 2. Kunt u enkele voorbeelden noemen van wat Jehovah’s Getuigen hebben moeten meemaken omdat zij overeenkomstig hun geloofsovertuiging leven?

EEN eerlijke winkelier op het eiland Kreta wordt tientallen keren gearresteerd en wordt herhaaldelijk voor de Griekse rechter gedaagd. Alles bij elkaar brengt hij meer dan zes jaar in de gevangenis door, gescheiden van zijn vrouw en vijf kinderen. In Japan wordt een zeventienjarige leerling van school gestuurd, hoewel op zijn gedrag niets valt aan te merken en hij de beste van zijn klas van 42 leerlingen is. In Frankrijk wordt een aantal werknemers op staande voet ontslagen, ook al genieten zij een uitstekende reputatie als ijverige en gewetensvolle werkers. Wat hebben deze werkelijk gebeurde voorvallen gemeen?

2 Alle personen in kwestie zijn Jehovah’s Getuigen. Wat hadden zij „misdaan”? In wezen niets anders dan overeenkomstig hun geloofsovertuiging leven. In gehoorzaamheid aan de leringen van Jezus Christus had de winkelier zijn geloof met anderen gedeeld (Mattheüs 28:19, 20). Hij werd voornamelijk veroordeeld op grond van een achterhaalde Griekse wet waarin proselitisme als misdrijf wordt aangemerkt. De leerling werd van school gestuurd omdat zijn door de bijbel geoefende geweten hem niet toestond aan verplichte kendo-oefeningen (Japanse zwaardvechtkunst) deel te nemen (Jesaja 2:4). En de werknemers die in Frankrijk werden ontslagen, kregen te horen dat de enige reden voor hun ontslag was dat zij zich als Jehovah’s Getuigen identificeerden.

3. Waarom ondervinden de meeste getuigen van Jehovah vrij zelden ernstig lijden door toedoen van andere mensen?

3 Zulke pijnlijke ervaringen zijn typerend voor wat Jehovah’s Getuigen onlangs in sommige landen hebben moeten meemaken. De meeste getuigen van Jehovah ondervinden echter vrij zelden ernstig lijden door toedoen van andere mensen. Jehovah’s dienstknechten staan wereldwijd bekend om hun voortreffelijke gedrag — een reputatie die niemand een deugdelijke reden geeft om hun schade te willen toebrengen (1 Petrus 2:11, 12). Zij smeden geen samenzweringen en maken zich niet schuldig aan schadelijk gedrag (1 Petrus 4:15). Integendeel, zij trachten in overeenstemming te leven met de bijbelse raad om in de eerste plaats onderworpen te zijn aan God en vervolgens aan wereldlijke regeringen. Zij betalen de door de wet vereiste belastingen en trachten „vredelievend [te zijn] jegens alle mensen” (Romeinen 12:18; 13:6, 7; 1 Petrus 2:13-17). In hun bijbelse onderwijzingswerk moedigen zij aan tot respect voor de wet, gezinswaarden en moraliteit. Veel regeringen hebben hen geprezen omdat zij burgers zijn die de wet respecteren (Romeinen 13:3). Maar zoals de inleidende paragraaf te kennen geeft, zijn zij soms het doelwit geweest van tegenstand — in sommige landen zelfs van verbodsbepalingen door de regering. Dient dit ons te verbazen?

De „kosten” van het discipelschap

4. Wat kon iemand volgens Jezus verwachten wanneer hij of zij een van zijn discipelen werd?

4 Jezus Christus heeft er geen twijfel over laten bestaan wat het zou inhouden een discipel van hem te zijn. „Een slaaf is niet groter dan zijn meester”, zei hij tot zijn volgelingen. „Indien zij mij hebben vervolgd, zullen zij ook u vervolgen.” Jezus werd „zonder reden” gehaat (Johannes 15:18-20, 25; Psalm 69:4; Lukas 23:22). Zijn discipelen konden hetzelfde verwachten — tegenstand zonder gegronde basis. Bij meer dan één gelegenheid waarschuwde hij hen: „Gij zult . . . voorwerpen van haat zijn.” — Mattheüs 10:22; 24:9.

5, 6. (a) Waarom spoorde Jezus toekomstige volgelingen aan „de kosten te berekenen”? (b) Waarom dienen wij er dan ook niet vreemd van staan te kijken wanneer wij tegenstand ondervinden?

5 Jezus spoorde toekomstige volgelingen er dan ook toe aan „de kosten [van het discipelschap] te berekenen” (Lukas 14:28). Waarom? Niet om te beslissen of zij volgelingen van hem zouden worden of niet, maar om vastbesloten te zijn datgene wat erbij betrokken is na te komen. Wij moeten bereid zijn alle eventuele beproevingen en moeilijkheden waarmee het voorrecht gepaard gaat, te verduren (Lukas 14:27). Niemand dwingt ons Jehovah als een volgeling van Christus te dienen. Het is een vrijwillige beslissing; het is ook een op kennis gebaseerde beslissing. Wij weten vooruit dat wanneer wij in een opgedragen verhouding met God komen, wij niet alleen zegeningen zullen ervaren, maar ook „voorwerpen van haat” zullen zijn. Wij kijken er dus niet vreemd van op wanneer wij tegenstand ondervinden. Wij hebben ’de kosten berekend’, en wij hebben ons er volledig op ingesteld die te betalen. — 1 Petrus 4:12-14.

6 Waarom zouden sommigen, met inbegrip van bepaalde regeringsautoriteiten, ware christenen willen tegenstaan? Om het antwoord te weten te komen, is het nuttig twee religieuze groeperingen uit de eerste eeuw G.T. te beschouwen. Beide werden gehaat — maar om totaal verschillende redenen.

Haat kweekt haat

7, 8. Welke leringen getuigden van minachting jegens heidenen, en welke houding ontwikkelde zich als gevolg hiervan onder de joden?

7 In de eerste eeuw G.T. stond Israël onder Romeins bewind en bevond het judaïsme, het joodse godsdienstige stelsel, zich over het algemeen in de onderdrukkende greep van leiders als de schriftgeleerden en Farizeeën (Mattheüs 23:2-4). Deze fanatieke leiders verdraaiden de in de Mozaïsche wet opgetekende voorschriften betreffende afgescheidenheid van de natiën om minachting jegens niet-joden voor te schrijven. Zodoende brachten zij een religie voort die haat kweekte jegens heidenen en die op haar beurt haat uitlokte van de zijde van heidenen.

8 Het was voor de joodse leiders niet moeilijk minachting jegens heidenen te prediken, omdat de joden heidenen destijds als verachtelijke schepselen beschouwden. De religieuze leiders leerden het volk dat een joodse vrouw nooit alleen gelaten mocht worden met heidenen, omdat dezen „van onzedelijkheid worden verdacht”. Een joodse man mocht niet „alleen blijven bij hen, omdat zij ervan verdacht worden bloed te vergieten”. Melk van een koe die door een heiden was gemolken, kon niet gebruikt worden, tenzij een jood bij het melken had toegekeken. Door de invloed van hun leiders ontwikkelden de joden een afstandelijkheid en starre exclusiviteit. — Vergelijk Johannes 4:9.

9. Welke uitwerking had de door joodse leiders gepropageerde leer betreffende niet-joden?

9 Zulke leringen over niet-joden droegen niet bepaald tot goede betrekkingen tussen joden en heidenen bij. De heidenen gingen de joden als haters van de hele mensheid beschouwen. De Romeinse geschiedschrijver Tacitus (geboren omstreeks 56 G.T.) zei over de joden dat ’zij alle anderen vijandigheid en haat toedragen’. Tacitus beweerde ook dat heidenen die joodse proselieten werden, werd geleerd dat zij hun vaderland moesten verloochenen en hun familie en vrienden als nietswaardig moesten beschouwen. Over het algemeen tolereerden de Romeinen de joden, die talrijk genoeg waren om geducht te zijn. Maar een joodse opstand in 66 G.T. lokte brute Romeinse represaillemaatregelen uit, die in 70 G.T. tot de verwoesting van Jeruzalem leidden.

10, 11. (a) Welke bejegening van buitenlanders werd door de Mozaïsche wet vereist? (b) Wat kunnen wij leren uit hetgeen er met het judaïsme is gebeurd?

10 Hoe liet die kijk op buitenlanders zich vergelijken met de vorm van aanbidding die in de Mozaïsche wet werd uiteengezet? De Wet moedigde inderdaad tot afgescheidenheid van de natiën aan, maar dit diende ter bescherming van de Israëlieten, vooral van hun zuivere aanbidding (Jozua 23:6-8). Niettemin vereiste de Wet dat buitenlanders rechtvaardig en billijk bejegend moesten worden en dat hun gastvrijheid moest worden verleend zolang zij niet flagrant in strijd met Israëls wetten handelden (Leviticus 24:22). Door af te wijken van de redelijke houding die duidelijk in de Wet betreffende buitenlanders tot uitdrukking kwam, ontwikkelden de joodse religieuze leiders uit Jezus’ tijd een vorm van aanbidding die haat kweekte en werd gehaat. Uiteindelijk verloor de eerste-eeuwse joodse natie Jehovah’s gunst. — Mattheüs 23:38.

11 Ligt hierin voor ons een les opgesloten? Ja. Een zelfrechtvaardige, superieure houding, waarbij men neerkijkt op degenen die onze geloofsovertuiging niet delen, vormt geen nauwkeurige weerspiegeling van de zuivere aanbidding van Jehovah, en ook behaagt zo’n houding hem niet. Kijk maar eens naar de getrouwe christenen in de eerste eeuw. Zij koesterden geen haat jegens niet-christenen en ook kwamen zij niet in opstand tegen Rome. Toch waren zij „voorwerpen van haat”. Hoe kwam dit? En door wie werden zij gehaat?

De vroege christenen — Door wie gehaat?

12. Hoe blijkt duidelijk uit de Schrift dat Jezus wil dat zijn volgelingen een evenwichtige kijk op niet-christenen hebben?

12 Jezus’ leringen geven duidelijk te kennen dat het zijn bedoeling was dat zijn discipelen een evenwichtige kijk op niet-christenen hadden. Enerzijds zei hij dat zijn volgelingen afgescheiden van de wereld zouden zijn — zij zouden, met andere woorden, houdingen en gedragingen mijden die in strijd waren met Jehovah’s rechtvaardige wegen. Zij zouden neutraal blijven in kwesties van oorlog en politiek (Johannes 17:14, 16). Anderzijds gebood Jezus zijn volgelingen, in plaats van minachting jegens niet-christenen te prediken, dat zij ’hun vijanden moesten liefhebben’ (Mattheüs 5:44). De apostel Paulus drukte christenen op het hart: „Indien uw vijand honger heeft, geef hem te eten; indien hij dorst heeft, geef hem iets te drinken” (Romeinen 12:20). Hij gebood christenen ook „het goede [te] doen jegens allen”. — Galaten 6:10.

13. Waarom waren de joodse religieuze leiders zo tegen Christus’ discipelen gekant?

13 Toch ondervonden Christus’ discipelen al snel dat zij ’voorwerpen waren van haat’ die uit drie bronnen afkomstig was. De joodse religieuze leiders namen hierbij de eerste plaats in. Het was niet verwonderlijk dat de christenen al snel hun aandacht trokken! De christenen hielden er hoge beginselen van moraliteit en rechtschapenheid op na, en met vurige ijver maakten zij een hoopgevende boodschap bekend. Duizenden verlieten het judaïsme en aanvaardden het christendom (Handelingen 2:41; 4:4; 6:7). In de ogen van de joodse religieuze leiders waren Jezus’ joodse discipelen louter afvalligen! (Vergelijk Handelingen 13:45.) Deze woedende leiders waren van mening dat het christendom hun tradities tenietdeed. Ja, het loochende zelfs de kijk die zij op heidenen hadden! Vanaf 36 G.T. konden heidenen christenen worden en zich in hetzelfde geloof en dezelfde voorrechten verheugen als joodse christenen. — Handelingen 10:34, 35.

14, 15. (a) Waarom haalden christenen zich de haat van heidense aanbidders op de hals? Geef een voorbeeld. (b) Voor welke derde groep werden de vroege christenen „voorwerpen van haat”?

14 In de tweede plaats haalden christenen zich de haat van heidense aanbidders op de hals. Zo was in het oude Efeze het vervaardigen van zilveren tempeltjes van de godin Artemis een winstgevend bedrijf. Maar toen Paulus daar predikte, reageerde een aanzienlijk aantal Efeziërs hier gunstig op en keerden zij de aanbidding van Artemis de rug toe. Nu hun handel werd bedreigd, veroorzaakten de zilversmeden een volksoploop (Handelingen 19:24-41). Iets overeenkomstigs deed zich voor nadat het christendom zich tot in Bithynië (nu Noordwest-Turkije) had uitgebreid. Niet lang nadat de christelijke Griekse Geschriften waren voltooid, berichtte de bestuurder van Bithynië, Plinius de Jongere, dat heidense tempels werden verlaten en de verkoop van voer voor offerdieren drastisch terugliep. De christenen kregen de schuld — en werden vervolgd — omdat in hun aanbidding geen plaats was voor dierlijke slachtoffers en afgoden (Hebreeën 10:1-9; 1 Johannes 5:21). Het is duidelijk dat de verbreiding van het christendom invloed uitoefende op bepaalde gevestigde belangen die met heidense aanbidding verband hielden, en degenen die als gevolg hiervan zowel handel als inkomsten kwijtraakten, waren hier gebelgd over.

15 In de derde plaats werden christenen „voorwerpen van haat” voor de nationalistische Romeinen. Aanvankelijk stonden de christenen bij de Romeinen bekend als een kleine en misschien fanatieke religieuze groep. Maar na verloop van tijd werd alleen al belijden dat men een christen was, een overtreding waarop de doodstraf stond. Waarom zouden eerlijke burgers die een christelijk leven leidden, worden bezien als personen die vervolging en de dood verdienden?

De vroege christenen — Waarom in de Romeinse wereld gehaat?

16. Op welke manieren hielden christenen zich afgescheiden van de wereld, en waarom maakte dit hen in de Romeinse wereld impopulair?

16 Christenen werden in de Romeinse wereld vooral gehaat omdat zij overeenkomstig hun geloofsovertuiging leefden. Zo hielden zij zich afgescheiden van de wereld (Johannes 15:19). Zij bekleedden dus geen politiek ambt en weigerden militaire dienst. Als gevolg hiervan „werden [zij] voorgesteld als mensen die dood waren voor de wereld, en onbruikbaar voor alle aangelegenheden van het leven”, aldus de geschiedschrijver August Neander. Geen deel van de wereld zijn, betekende ook de goddeloze wegen van de verdorven Romeinse wereld mijden. „De kleine Christen-gemeenschappen stoorden de pleziermakende heidense wereld met hun vroomheid en fatsoen”, legt de geschiedschrijver Will Durant uit (1 Petrus 4:3, 4). Door christenen te vervolgen en terecht te stellen, hebben de Romeinen misschien wel geprobeerd de kwellende stem van het geweten tot zwijgen te brengen.

17. Waaruit blijkt dat het predikingswerk van de eerste-eeuwse christenen doeltreffend was?

17 De eerste-eeuwse christenen predikten het goede nieuws van Gods koninkrijk met onwankelbare ijver (Mattheüs 24:14). Omstreeks 60 G.T. kon Paulus zeggen dat het goede nieuws ’in heel de schepping die onder de hemel is, gepredikt’ was (Kolossenzen 1:23). Tegen het einde van de eerste eeuw hadden Jezus’ volgelingen discipelen gemaakt in het hele Romeinse Rijk — in Azië, Europa en Afrika! Zelfs sommige leden van „het huis van caesar” werden christenen (Filippenzen 4:22).a Deze ijverige prediking wekte wrevel. Neander zegt: ’Het christendom maakte gestadig vorderingen onder mensen uit alle lagen van de bevolking en dreigde de staatsreligie ten val te brengen.’

18. Hoe bracht het schenken van exclusieve toewijding aan Jehovah christenen in conflict met de Romeinse regering?

18 Jezus’ volgelingen schonken Jehovah exclusieve toewijding (Mattheüs 4:8-10). Misschien bracht dit aspect van hun aanbidding hen meer dan wat anders in conflict met Rome. De Romeinen waren tolerant ten aanzien van andere religies, zolang hun aanhangers ook deelnamen aan de keizeraanbidding. De vroege christenen konden gewoon niet aan zo’n aanbidding deelnemen. Zij bezagen zich als personen die rekenschap verschuldigd waren aan een autoriteit die hoger was dan die van de Romeinse staat, namelijk Jehovah God (Handelingen 5:29). Als gevolg hiervan werd een christen, ook al was hij verder in alle opzichten nog zo’n voorbeeldige burger, als een staatsvijand beschouwd.

19, 20. (a) Wie waren voornamelijk verantwoordelijk voor de kwaadaardige laster die over getrouwe christenen werd verspreid? (b) Welke valse beschuldigingen werden er tegen christenen ingebracht?

19 Er was nog een reden waarom getrouwe christenen in de Romeinse wereld „voorwerpen van haat” werden: Gemene laster over hen werd grif geloofd, beschuldigingen waarvoor de joodse religieuze leiders in niet geringe mate verantwoordelijk waren (Handelingen 17:5-8). Omstreeks 60 of 61 G.T., toen Paulus in Rome op zijn berechting door keizer Nero wachtte, zeiden vooraanstaande joden over christenen: „Werkelijk, wat deze sekte aangaat, het is ons bekend dat ze overal tegenspraak ondervindt” (Handelingen 28:22). Nero zal beslist lasterlijke verhalen over hen gehoord hebben. In 64 G.T. koos hij, toen men hem voor de brand die Rome teisterde verantwoordelijk hield, naar verluidt de reeds alom belasterde christenen als zondebokken uit. Dit schijnt een golf van gewelddadige vervolging teweeggebracht te hebben, die ten doel had de christenen uit te roeien.

20 De valse beschuldigingen die tegen de christenen werden ingebracht, kwamen vaak neer op een mengsel van regelrechte leugens en een verdraaiing van hun geloofsopvattingen. Omdat zij monotheïstisch waren en niet de keizer aanbaden, werden zij als atheïstisch bestempeld. Omdat sommige niet-christelijke gezinsleden hun christelijke familieleden tegenstonden, werden christenen ervan beschuldigd gezinnen te ontwrichten (Mattheüs 10:21). Zij werden voor kannibalen uitgemaakt, een beschuldiging die volgens sommige bronnen was gebaseerd op een verdraaiing van de woorden die Jezus tijdens het Avondmaal des Heren had geuit. — Mattheüs 26:26-28.

21. Wegens welke twee redenen waren christenen „voorwerpen van haat”?

21 Getrouwe christenen waren derhalve wegens twee fundamentele redenen „voorwerpen van haat” voor de Romeinen: (1) hun op de bijbel gebaseerde geloofsopvattingen en gebruiken en (2) de tegen hen ingebrachte valse beschuldigingen. Ongeacht de reden, de tegenstanders stond slechts één doel voor ogen — de onderdrukking van het christendom. Natuurlijk waren de werkelijke aanstichters van de vervolging van christenen bovenmenselijke tegenstanders, onzichtbare goddeloze geestenkrachten. — Efeziërs 6:12.

22. (a) Welk voorbeeld toont aan dat Jehovah’s Getuigen trachten ’het goede te doen jegens allen’? (Zie het kader op bladzijde 11.) (b) Wat zal in het volgende artikel worden besproken?

22 Net als de vroege christenen zijn Jehovah’s Getuigen in de hedendaagse tijd in verschillende landen „voorwerpen van haat”. Toch koesteren zij geen haat jegens niet-Getuigen, en ook zijn zij nooit een bron van opstand tegen regeringen geweest. Integendeel, zij staan wereldwijd bekend wegens het beoefenen van ware liefde die alle maatschappelijke, raciale en etnische grenzen overschrijdt. Waarom worden zij dan vervolgd? En hoe reageren zij op tegenstand? Deze vragen zullen in het volgende artikel worden besproken.

[Voetnoot]

a De uitdrukking „huis van caesar” heeft niet noodzakelijkerwijs betrekking op de naaste familieleden van Nero, die destijds regeerde. Ze zal eerder van toepassing zijn op huisbedienden en lagere ambtenaren die misschien huishoudelijke werkzaamheden als koken en schoonmaken ten behoeve van de keizerlijke familie en de hofhouding verrichtten.

Wat zou u antwoorden?

◻ Waarom drong Jezus er bij toekomstige volgelingen op aan de kosten van het discipelschap te berekenen?

◻ Welke uitwerking had de algemeen heersende zienswijze ten aanzien van niet-joden op het judaïsme, en wat leren wij hieruit?

◻ Uit welke drie bronnen kwam de tegenstand waaraan de vroege getrouwe christenen het hoofd moesten bieden?

◻ Wegens welke fundamentele redenen waren de vroege christenen „voorwerpen van haat” voor de Romeinen?

[Kader op blz. 11]

„HET GOEDE DOEN JEGENS ALLEN”

Jehovah’s Getuigen trachten acht te slaan op de in de bijbel opgetekende vermaning om ’het goede te doen jegens allen’ (Galaten 6:10). In tijden van nood motiveert liefde voor de naaste hen om degenen te helpen die hun religieuze opvattingen niet delen. Tijdens de rampzalige situatie die in 1994 in Rwanda bestond, hebben Getuigen uit Europa bijvoorbeeld vrijwillig hun diensten aangeboden om naar Afrika te gaan teneinde bij de hulpverlening te assisteren. Er werden snel goed georganiseerde kampen en veldhospitalen ingericht om hulp te bieden. Enorme hoeveelheden voedsel, kleding en dekens werden als luchtvracht verstuurd. Het aantal vluchtelingen dat van deze hulpverlening voordeel trok, bedroeg meer dan driemaal het aantal Getuigen in het gebied.

[Illustratie op blz. 9]

De eerste-eeuwse christenen predikten het goede nieuws met onwankelbare ijver

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen