Een liefdevolle uitnodiging tot de vermoeiden
„Komt tot mij, allen die zwoegt en zwaar beladen zijt, en ik zal u verkwikken.” — MATTHEÜS 11:28.
1. Wat zag Jezus in Galilea tijdens zijn derde predikingstocht?
OMSTREEKS het begin van het jaar 32 G.T. was Jezus op zijn derde predikingstocht in het district Galilea. Hij trok de steden en dorpen door, „terwijl hij in hun synagogen onderwees en het goede nieuws van het koninkrijk predikte en elke soort van kwaal en elk soort van gebrek genas”. Terwijl hij hiermee bezig was, zag hij de scharen, en „hij [had] medelijden met hen, omdat zij gestroopt en heen en weer gedreven waren als schapen zonder herder”. — Mattheüs 9:35, 36.
2. Hoe hielp Jezus de mensen?
2 Jezus liet het echter niet bij medelijden met de scharen. Na zijn discipelen opgedragen te hebben tot „de Meester van de oogst”, Jehovah God, te bidden, zond hij hen uit om de mensen te helpen (Mattheüs 9:38; 10:1). Vervolgens gaf hij de mensen zijn persoonlijke verzekering omtrent de manier waarop zij werkelijke verlichting en troost konden ontvangen. Hij richtte de volgende hartverwarmende uitnodiging tot hen: „Komt tot mij, allen die zwoegt en zwaar beladen zijt, en ik zal u verkwikken. Neemt mijn juk op u en leert van mij, want ik ben zachtaardig en ootmoedig van hart, en gij zult verkwikking vinden voor uw ziel.” — Mattheüs 11:28, 29.
3. Waarom is Jezus’ uitnodiging thans net zo aantrekkelijk?
3 Wij leven thans in een tijd waarin velen zich zwaar belast en beladen voelen (Romeinen 8:22; 2 Timotheüs 3:1). Voor sommigen slokt alleen al de zorg voor levensonderhoud zoveel van hun tijd en energie op dat er niet veel overblijft voor hun gezin, vrienden of wat maar ook. Velen gaan gebukt onder de last van ernstige ziekte, verdriet, depressiviteit en andere fysieke en emotionele problemen. Sommigen die onder druk staan, zoeken verlichting door zich over te geven aan genotzucht, eten, drinken en zelfs drugsgebruik. Hierdoor raken zij natuurlijk alleen maar in een vicieuze cirkel, waardoor hun problemen toenemen en zij onder nog meer druk komen te staan (Romeinen 8:6). Het is duidelijk dat Jezus’ liefdevolle uitnodiging thans net zo aantrekkelijk klinkt als destijds.
4. Welke vragen moeten wij beschouwen om voordeel te trekken van Jezus’ liefdevolle uitnodiging?
4 Waaraan werden de mensen in Jezus’ tijd echter onderworpen, zodat hij kon zien dat zij „gestroopt en heen en weer gedreven” waren, wat Jezus ertoe bracht medelijden met hen te hebben? Wat waren de lasten en vrachten die zij moesten dragen, en hoe zou Jezus’ uitnodiging hen helpen? De antwoorden op deze vragen kunnen bijzonder nuttig voor ons zijn wanneer wij voordeel willen trekken van Jezus’ liefdevolle uitnodiging tot de vermoeiden.
Degenen ’die zwoegden en zwaar beladen waren’
5. Waarom was het passend dat de apostel Mattheüs melding maakte van deze gebeurtenis tijdens Jezus’ bediening?
5 Het is interessant dat alleen Mattheüs melding maakte van deze gebeurtenis tijdens Jezus’ bediening. Mattheüs, die ook bekend stond als Levi, was als voormalige belastinginner goed bekend met een speciale last waaronder de mensen gebukt gingen (Mattheüs 9:9; Markus 2:14). In het boek Daily Life in the Time of Jesus wordt gezegd: „De belastingen die [de joden] in de vorm van geld en in de vorm van goederen of diensten [moesten] betalen, waren buitengewoon zwaar, en ze waren des te zwaarder doordat zij met twee vormen van belasting tegelijk te maken hadden, burgerlijke belastingen en religieuze belastingen, die geen van beide gering waren.”
6. (a) Wat voor belastingstelsel bestond er in Jezus’ tijd? (b) Waarom genoten belastinginners zo’n slechte reputatie? (c) Waaraan meende Paulus zijn medechristenen te moeten herinneren?
6 Wat dit allemaal extra zwaar maakte, was het belastingstelsel dat destijds bestond. Romeinse functionarissen verpachtten het recht om in de provincies belastingen te innen aan de hoogste bieders. Dezen hadden op hun beurt mensen in plaatselijke gemeenschappen in dienst die toezicht uitoefenden op het feitelijke innen van de belastingen. Iedereen in het piramidale stelsel voelde zich ten volle gerechtigd zijn persoonlijke provisie of percentage erbovenop te leggen. Lukas vertelde bijvoorbeeld over „een man die de naam Zacheüs droeg; en deze was opperbelastinginner, en hij was rijk” (Lukas 19:2). „Opperbelastinginner” Zacheüs en degenen die onder zijn toezicht stonden, verrijkten zich kennelijk ten koste van het volk. Het misbruik en de corruptie die door zo’n stelsel in de hand werden gewerkt, brachten de mensen ertoe belastinginners op één lijn te stellen met zondaars en hoeren, hetgeen in de meeste gevallen waarschijnlijk terecht was (Mattheüs 9:10; 21:31, 32; Markus 2:15; Lukas 7:34). Aangezien de mensen onder een bijna ondraaglijke last gebukt gingen, wekt het geen verbazing dat de apostel Paulus zich genoodzaakt voelde zijn medechristenen eraan te herinneren zich niet te ergeren aan het Romeinse juk maar „aan allen [te geven] wat hun toekomt: aan hem die vraagt om de belasting, de belasting; aan hem die vraagt om de schatting, de schatting”. — Romeinen 13:7a; vergelijk Lukas 23:2.
7. Hoe werd de last van het volk door het Romeinse strafrecht verzwaard?
7 Paulus herinnerde christenen er ook aan dat zij „aan hem die vraagt om vrees, die vrees; aan hem die vraagt om eer, die eer” moesten geven (Romeinen 13:7b). De Romeinen stonden bekend om de wreedheid en strengheid van hun strafrecht. Geseling, hardvochtige gevangenisstraffen en executies werden veelvuldig toegepast om het volk in het gareel te houden (Lukas 23:32, 33; Handelingen 22:24, 25). Zelfs de joodse leiders ontvingen de autoriteit om dergelijke straffen toe te dienen wanneer zij dit passend achtten (Mattheüs 10:17; Handelingen 5:40). Een dergelijk stelsel was beslist zeer hardvochtig en wreed, zo niet uitgesproken onderdrukkend voor iedereen die eronder leefde.
8. Hoe legden de religieuze leiders het volk een zware last op?
8 Erger dan de Romeinse belastingen en wetten was echter de last die de religieuze leiders het gewone volk destijds oplegden. Dit schijnt Jezus eigenlijk in de eerste plaats bedoeld te hebben toen hij de mensen beschreef als personen die ’zwoegden en zwaar beladen waren’. Jezus zei dat de religieuze leiders, in plaats van het onderdrukte volk hoop en troost te schenken, ’zware vrachten samenbonden en die op de schouders der mensen legden, maar zelf wilden zij ze met hun vinger niet verroeren’ (Mattheüs 23:4; Lukas 11:46). In de Evangeliën worden de religieuze leiders — vooral de schriftgeleerden en de Farizeeën — duidelijk als een hooghartige, harteloze en huichelachtige groep afgeschilderd. Zij keken op het gewone volk neer als ongeletterd en onrein en zij verachtten de buitenlanders in hun midden. In een commentaar wordt over hun houding opgemerkt: „Tegen iemand die een paard te zwaar belaadt, kan in deze tijd een wettelijke aanklacht worden ingediend. Wat te zeggen van iemand die 613 geboden op ’het volk van het land’ zou laden — op mensen die geen religieuze opleiding hebben ontvangen — en hen vervolgens, na niets gedaan te hebben om hen te helpen, als goddeloos veroordeelt?” De werkelijke last was vanzelfsprekend niet gelegen in de Mozaïsche wet, maar in de grote hoeveelheid overleveringen die het volk werden opgelegd.
De werkelijke oorzaak van het lijden
9. Hoe lieten de toestanden onder de mensen in Jezus’ tijd zich vergelijken met die in de dagen van koning Salomo?
9 Bij tijden drukte er een zware financiële last op het volk, zodat er wijdverbreide armoede was. De Israëlieten moesten de redelijke belastingen betalen die in de Mozaïsche wet werden voorgeschreven. Tijdens Salomo’s regering financierde de bevolking bovendien bijzonder kostbare nationale projecten, zoals de tempelbouw en andere bouwwerkzaamheden (1 Koningen 7:1-8; 9:17-19). Toch zegt de bijbel dat de mensen „aten en dronken en zich verheugden. . . . En Juda en Israël bleven in zekerheid wonen, ieder onder zijn eigen wijnstok en onder zijn eigen vijgeboom, van Dan tot Berseba, al de dagen van Salomo” (1 Koningen 4:20, 25). Waaraan was dit verschil toe te schrijven?
10. Wat was de oorzaak van Israëls situatie omstreeks de eerste eeuw?
10 Zolang de natie zich krachtig inzette voor de ware aanbidding, genoten de Israëlieten Jehovah’s gunst en werden zij, ondanks de aanzienlijke nationale uitgaven, gezegend met zekerheid en voorspoed. Jehovah waarschuwde echter dat indien zij ’zich er definitief van zouden afkeren hem te volgen en zijn geboden te onderhouden’, zij met ernstige tegenslagen te kampen zouden krijgen. Ja, „Israël [zou] inderdaad tot een spreekwoord en een spotrede worden onder alle volken” (1 Koningen 9:6, 7). Het ging precies zoals was voorzegd. Israël kwam onder vreemde overheersing te staan, en het eens zo roemrijke koninkrijk werd gereduceerd tot louter een kolonie. Wat een hoge prijs voor het veronachtzamen van hun geestelijke verplichtingen!
11. Waarom vond Jezus dat de mensen „gestroopt en heen en weer gedreven waren als schapen zonder herder”?
11 Dit alles helpt ons in te zien waarom Jezus vond dat de mensen die hij zag „gestroopt en heen en weer gedreven waren”. Zij waren Israëlieten, Jehovah’s dienstknechten, die over het algemeen hun best deden om overeenkomstig Gods wetten te leven en hun aanbidding op een aanvaardbare wijze te beoefenen. Niettemin werden zij uitgebuit en onderdrukt, niet alleen door de politieke en commerciële machten, maar ook door de afvallige religieuze leiders in hun midden. Zij waren „als schapen zonder herder” omdat zij niemand hadden die voor hen zorgde of hun zaak bepleitte. Zij hadden hulp nodig om het hoofd te bieden aan de harde werkelijkheid. Wat was Jezus’ liefdevolle en vriendelijke uitnodiging welkom!
Jezus’ uitnodiging in deze tijd
12. Aan welke vormen van druk staan Gods dienstknechten en andere oprechte mensen in deze tijd bloot?
12 In veel opzichten bestaat er thans net zo’n situatie. Oprechte mensen die proberen eerlijk aan de kost te komen, merken dat de druk en de eisen van het corrupte samenstel van dingen moeilijk te dragen zijn. Zelfs degenen die hun leven aan Jehovah hebben opgedragen, zijn niet immuun voor verderfelijke invloeden. Berichten geven te kennen dat sommigen onder Jehovah’s dienstknechten er steeds meer moeite mee hebben zich van al hun verantwoordelijkheden te kwijten, ook al willen zij dit nog zo graag. Zij voelen zich zwaar belast, vermoeid, afgemat. Sommigen bekruipt zelfs het gevoel dat het een opluchting zou zijn als zij het bijltje er gewoon bij neer konden gooien en konden verdwijnen, weg van alles en iedereen, zodat zij tot zichzelf konden komen. Hebt u zich ooit zo gevoeld? Kent u iemand in uw onmiddellijke omgeving met wie het zo gesteld is? Ja, Jezus’ hartverwarmende uitnodiging heeft veel betekenis voor ons in deze tijd.
13. Waarom kunnen wij er zeker van zijn dat Jezus ons kan helpen vertroosting en verkwikking te vinden?
13 Voordat Jezus zijn liefdevolle uitnodiging deed, zei hij: „Alle dingen zijn door mijn Vader aan mij overgegeven, en niemand kent de Zoon volledig dan de Vader, noch kent iemand de Vader volledig dan de Zoon en een ieder aan wie de Zoon hem wil openbaren” (Mattheüs 11:27). Wegens deze innige verhouding die er tussen Jezus en zijn Vader bestaat, hebben wij de verzekering dat wij, door Jezus’ uitnodiging te aanvaarden en zijn discipelen te worden, in een hechte, persoonlijke verhouding kunnen komen met Jehovah, „de God van alle vertroosting” (2 Korinthiërs 1:3; vergelijk Johannes 14:6). En aangezien ’alle dingen aan Jezus zijn overgegeven’, bezit bovendien alleen Jezus Christus de macht en de autoriteit om onze lasten te verlichten. Welke lasten? Die welke ons worden opgelegd door de corrupte politieke, commerciële en religieuze stelsels, alsook de last die op ons drukt wegens onze overgeërfde zonde en onvolmaaktheid. Wat een aanmoedigende en geruststellende gedachte wordt ons van meet af aan geschonken!
14. Met betrekking tot welk zwoegen kon Jezus verkwikking schenken?
14 Jezus zei vervolgens: „Komt tot mij, allen die zwoegt en zwaar beladen zijt, en ik zal u verkwikken” (Mattheüs 11:28). Hiermee sprak Jezus zich beslist niet uit tegen hard werk, want hij heeft zijn discipelen vaak de raad gegeven zich in te spannen in het werk dat hun te doen stond (Lukas 13:24). Maar ’zwoegen’ (’zich afbeulen’, Kingdom Interlinear) duidt op langdurige en vermoeiende arbeid, vaak zonder lonend resultaat. En in ’zwaar beladen zijn’ ligt de gedachte opgesloten aan overmatig belast zijn. Het verschil kan vergeleken worden met het verschil tussen iemand die naar een verborgen schat graaft en iemand die greppels graaft in een werkkamp. Zij verrichten een vergelijkbare zware arbeid. In het geval van de één wordt de taak graag verricht, maar in het geval van de ander is het een eindeloze sleur. Het verschil is gelegen in het doel van het werk, of het ontbreken van een doel.
15. (a) Wat dienen wij ons zoal af te vragen als wij vinden dat er een zware last op onze schouders rust? (b) Wat kan er over de bron van onze lasten worden gezegd?
15 Hebt u het gevoel dat u „zwoegt en zwaar beladen” bent, dat er gewoon te veel zaken zijn die uw tijd en energie opeisen? Lijken de lasten die u draagt, te zwaar voor u? Zo ja, dan kan het een hulp vormen u af te vragen: ’Waar zwoeg ik voor? Wat voor vracht draag ik?’ Meer dan tachtig jaar geleden merkte een bijbelcommentator in dit verband op: „Als wij de lasten van het leven beschouwen, blijken ze in twee categorieën verdeeld te kunnen worden; wij zouden ze de zelf opgelegde en de onvermijdelijke kunnen noemen: die welke wel en die welke niet aan onze eigen daden toe te schrijven zijn.” Vervolgens zei hij: „Na een strikt zelfonderzoek zullen velen van ons wellicht verbaasd zijn te merken hoe groot het percentage van de totaliteit van onze lasten is dat wij onszelf hebben opgelegd.”
16. Welke lasten zouden wij onverstandig genoeg onszelf kunnen opleggen?
16 Wat zijn enkele van de lasten die wij onszelf zouden kunnen opleggen? Wij leven thans in een materialistische, genotzuchtige en immorele wereld (2 Timotheüs 3:1-5). Zelfs opgedragen christenen staan voortdurend onder druk om zich te voegen naar de heersende mode en levensstijlen van de wereld. De apostel Johannes schreef over „de begeerte van het vlees en de begeerte der ogen en het opzichtige geuren met de middelen voor levensonderhoud die men heeft” (1 Johannes 2:16). Dit zijn krachtige invloeden die gemakkelijk op ons kunnen inwerken. Het is bekend dat sommigen bereid zijn geweest zich diep in de schulden te steken om meer wereldse genoegens te kunnen smaken of een bepaalde levensstijl te kunnen handhaven. Vervolgens merken zij dat zij een onredelijke hoeveelheid tijd op hun werk moeten doorbrengen of verscheidene banen moeten aannemen om het geld voor het afbetalen van hun schulden bijeen te krijgen.
17. Welke situatie kan het zelfs nog moeilijker maken de vracht te dragen, en hoe kan dit worden verholpen?
17 Hoewel iemand zou kunnen redeneren dat het niet verkeerd is sommige van de dingen te hebben of te doen die anderen hebben of doen, is het belangrijk na te gaan of hij zijn vracht onnodig verzwaart (1 Korinthiërs 10:23). Aangezien iemand slechts een bepaalde hoeveelheid kan dragen, zal hij iets moeten afleggen om een andere vracht op zich te kunnen nemen. Vaak worden de dingen die noodzakelijk zijn voor ons geestelijke welzijn — persoonlijke bijbelstudie, vergaderingsbezoek en de velddienst — het eerst afgelegd. Het gevolg is verlies van geestelijke kracht, wat er vervolgens weer toe leidt dat het nog moeilijker wordt de vracht te dragen. Jezus Christus waarschuwde voor dit gevaar toen hij zei: „Schenkt . . . aandacht aan uzelf, dat uw hart nooit bezwaard wordt met overmatig eten en overmatig drinken en zorgen des levens, en die dag plotseling, in een ogenblik, over u komt als een strik” (Lukas 21:34, 35; Hebreeën 12:1). Het is moeilijk een strik te herkennen en eraan te ontkomen als men zwaar beladen en vermoeid is.
Verlichting en verkwikking
18. Wat bood Jezus degenen die tot hem kwamen aan?
18 Liefdevol bood Jezus daarom de remedie aan: „Komt tot mij . . . en ik zal u verkwikken” (Mattheüs 11:28). Het hier gebruikte woord „verkwikken” en het woord „verkwikking” in vers 29 komen van Griekse woorden die corresponderen met het woord dat in de Septuaginta-vertaling wordt gebruikt om het Hebreeuwse woord voor „sabbat” of „sabbatviering” weer te geven (Exodus 16:23). Jezus beloofde dus niet dat degenen die tot hem kwamen, geen werk meer zouden hebben, maar hij beloofde dat hij hen zou verkwikken, zodat zij gereed zouden zijn voor het werk dat zij in harmonie met Gods voornemen moesten verrichten.
19. Hoe kan men ’tot Jezus komen’?
19 Hoe kan men echter ’tot Jezus komen’? Jezus zei tegen zijn discipelen: „Wil iemand achter mij komen, dan moet hij zichzelf verloochenen en zijn martelpaal opnemen en mij voortdurend volgen” (Mattheüs 16:24). Tot Jezus komen, houdt derhalve in dat men zijn eigen wil onderwerpt aan die van God en Christus, een bepaalde lading verantwoordelijkheid aanvaardt en die voortdurend draagt. Is dit alles te veel gevraagd? Is de prijs te hoog? Laten wij eens beschouwen wat Jezus zei nadat hij de liefdevolle uitnodiging tot de vermoeiden had gericht.
Kunt u zich dit herinneren?
◻ Op welke manieren gingen de mensen in Jezus’ tijd gebukt onder lasten?
◻ Wat was de werkelijke oorzaak van de ellende van het volk?
◻ Hoe dienen wij onszelf te onderzoeken als wij ons zwaar belast voelen?
◻ Welke lasten zouden wij ons onverstandig genoeg zelf kunnen opleggen?
◻ Hoe kunnen wij de door Jezus beloofde verkwikking ontvangen?
[Illustraties op blz. 15]
Wat zijn enkele van de lasten die wij onszelf zouden kunnen opleggen?
[Illustratieverantwoording op blz. 15]
Met toestemming van Bahamas’ Ministerie van Toerisme