-
Vragen van lezersDe Wachttoren 1988 | 1 februari
-
-
Natuurlijk is geloof in Jezus’ offer van het allergrootste belang voor allen die Gods vergeving wensen te ontvangen en de hoop koesteren op eeuwig leven, hetzij in de hemel of in een aards paradijs. Christus toonde dit aan in Johannes 6:51-54: „Ik ben het levende brood dat uit de hemel is neergedaald; als iemand [wie maar ook] van dit brood eet, zal hij leven in eeuwigheid; . . . het brood dat ik zal geven, is mijn vlees ten behoeve van het leven der wereld [van de loskoopbare mensheid]. . . . Wie zich met mijn vlees voedt en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven.”
Het is evenwel opmerkenswaardig dat Jezus die woorden niet alleen tot zijn discipelen richtte. Een dag nadat Jezus op wonderbare wijze duizenden had gevoed, kwam de schare in de omgeving van Kapernaüm naar hem toe. Deze schare betrok hem in het gesprek waarin hij de woorden sprak die in Johannes 6:51-54 staan opgetekend. Jezus sprak dus niet in de eerste plaats tot discipelen toen hij zei dat hij het figuurlijke „brood [was] dat uit de hemel is neergedaald” en dat vooruitzichten op een duurzamer leven kan verschaffen dan het manna dat men in de wildernis had gegeten. — Johannes 6:24-34.
Wanneer u die oude ervaring in de wildernis beschouwt, bedenk dan wie uit Egypte in de wildernis waren gekomen. Het waren ’de zonen van Israël, ten getale van zeshonderdduizend fysiek sterke mannen te voet, ongerekend de kleinen, en een groot gemengd gezelschap’ (Exodus 12:37, 38; 16:13-18). Dit ’gemengde gezelschap’ omvatte Egyptenaren die met Israëlieten gehuwd waren en andere Egyptenaren die zich bij Israël hadden aangesloten. Zowel de Israëlieten als de leden van het ’gemengde gezelschap’ hadden manna nodig om in leven te blijven. Maar hadden de leden van het ’gemengde gezelschap’ dezelfde vooruitzichten als de Israëlieten? Neen, dat hadden zij niet. Ook al konden zij Jehovah te midden van de Israëlieten aanbidden en de hoop koesteren het Beloofde Land binnen te gaan, toch konden zij onder het Wetsverbond nooit koningen of priesters worden. Het eten van het letterlijke manna in de wildernis schonk iedereen dus niet dezelfde vooruitzichten.
-
-
Vragen van lezersDe Wachttoren 1988 | 1 februari
-
-
Natuurlijk weten alle ware christenen in deze tijd die ernaar uitzien eeuwig onder de Koninkrijksheerschappij op aarde te leven, dat dit mogelijk is door geloof te stellen in Jezus’ offer. Zoals Jezus tot de schare zei, is hij „het levende brood dat uit de hemel is neergedaald” (Johannes 6:51). Dit wil echter niet zeggen dat zij die de aardse hoop hebben, van de letterlijke Gedachtenissymbolen dienen te gebruiken, want zij zijn niet in „het nieuwe verbond” opgenomen, en ook niet in het verbond met Jezus om ’in zijn koninkrijk te zijn en op tronen te zitten’.
-