BAR-JEZUS
(Bar-Je̱zus) [Zoon van Jezus].
Een zekere jood uit Pafos, op het eiland Cyprus, die in de 1ste eeuw G.T. leefde, „een tovenaar, een valse profeet” (Han 13:6). Hij nam de beroepsnaam of de titel „Elymas” aan, wat „Tovenaar” betekent. — Zie ELYMAS.
Bar-Jezus bekleedde naar het schijnt een invloedrijke positie als hofmagiër en raadgever van Sergius Paulus, de Romeinse proconsul te Pafos. Als „priester” van de waarzeggerijcultus was Bar-Jezus natuurlijk tegen het christendom gekant, en aangezien hij zijn lucratieve positie wilde beschermen, bood hij hardnekkig tegenstand aan de predikingsactiviteit van Paulus en Barnabas. Toen Sergius Paulus er derhalve ’ernstig naar zocht het woord van God te horen’, ging Elymas „hen tegenwerken en probeerde de proconsul van het geloof af te keren”. — Han 13:7, 8.
Daarop keek Paulus deze satanische tovenaar recht in de ogen en, „vervuld met heilige geest”, antwoordde hij: „O gij mens vol van allerlei bedrog en allerlei schurkerij, gij zoon van de Duivel, gij vijand van al wat rechtvaardig is, zult gij niet ophouden de rechte wegen van Jehovah te verdraaien? Nu dan, zie! Jehovah’s hand is op u, en gij zult blind zijn en een tijdlang het zonlicht niet zien.” Ogenblikkelijk werd Bar-Jezus met blindheid geslagen. Toen de proconsul dit eerste opgetekende wonder van Paulus zag, stond hij „versteld . . . van het onderwijs van Jehovah”, nam de boodschap onmiddellijk aan en ’werd een gelovige’. — Han 13:9-12.