Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • g86 8/9 blz. 23-27
  • De heiligheid van bloed — Een oude controverse

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • De heiligheid van bloed — Een oude controverse
  • Ontwaakt! 1986
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • Het eten van bloed — Gods zienswijze en die van mensen
  • Het medisch gebruik van bloed
  • Transfusie en het apostolische gebod
  • Respect voor de heiligheid van bloed
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1961
  • Het leven redden met bloed — Hoe?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1991
  • Bloed — Van levensbelang
    Hoe kan bloed uw leven redden?
  • Jehovah’s Getuigen en de bloedkwestie
    Jehovah’s Getuigen en de bloedkwestie
Meer weergeven
Ontwaakt! 1986
g86 8/9 blz. 23-27

De heiligheid van bloed — Een oude controverse

JEHOVAH’S GETUIGEN staan bekend om hun weigering bloedtransfusie te aanvaarden. Waarom nemen zij een dergelijk standpunt in? Omdat de bijbel duidelijk toont dat bloed het leven of de ziel van een schepsel vertegenwoordigt en daarom heilig is. Toen Noach na de Vloed toestemming kreeg om dierlijk voedsel te eten, werd hem de strenge waarschuwing gegeven: „Alleen vlees met zijn ziel — zijn bloed — moogt gij niet eten” (Genesis 9:4). Dit verbod werd specifiek herhaald in de Wet die God de natie Israël gaf (Leviticus 17:10). Later werd ook christenen door de heilige geest en de apostelen het gebod opgelegd zich „te blijven onthouden van dingen die aan afgoden ten slachtoffer zijn gebracht en van bloed en van al wat verstikt is en van hoererij”. — Handelingen 15:28, 29.

Jehovah’s Getuigen zijn een van de weinige groeperingen die zich nog steeds houden aan het goddelijke verbod op het eten van bloed. Zijn zij hierin onredelijk? Bovendien schijnen zij thans alleen te staan in hun conclusie dat dit verbod ook van toepassing is op bloedtransfusies. Zijn zij de enige bijbelonderzoekers die ooit tot die conclusie zijn gekomen?

Het eten van bloed — Gods zienswijze en die van mensen

Om met de eerste vraag te beginnen: Feitelijk is het reeds lang zo dat respect voor de heiligheid van bloed Gods dienstknechten onderscheidt van de naties in het algemeen. Door de geschiedenis heen is bloed vrijelijk gebruikt als voedingsmiddel, zelfs als vergif, maar ook om profetessen te inspireren, of om samenzweringen of verdragen te bezegelen. Aan de andere kant werd Gods kijk op de kwestie goed beschreven door bijbelgeleerde Joseph Benson: „Opgemerkt zij, dat dit verbod op het eten van bloed, dat aan Noach en zijn gehele nageslacht werd gegeven, en tegenover de Israëlieten onder de Mozaïsche bedeling op een bijzonder plechtige wijze werd herhaald, nooit herroepen is, maar, integendeel, onder het Nieuwe Testament, Handelingen XV, bevestigd is en daardoor tot een eeuwigdurende verplichting is gemaakt.”a

Door de eeuwen heen hebben velen zich getrouw aan deze goddelijke wet proberen te houden. In 177 G.T., toen religieuze vijanden de christenen er valselijk van beschuldigden kinderen te eten, protesteerde een vrouw genaamd Biblias: „Hoe zouden zulke lieden kinderen eten, daar het hun zelfs niet geoorloofd is het bloed van redelooze dieren te nuttigen?”b Tertullianus (die van ongeveer 160 tot 230 G.T. leefde) bevestigde dat de christenen in zijn tijd weigerden bloed te eten. En Minucius Felix, een Romeins rechtsgeleerde die leefde tot omstreeks 250 G.T., verklaarde: „Zozeer deinzen wij terug voor menselijk bloed, dat wij zelfs het bloed van eetbare dieren niet in ons voedsel gebruiken.”c

Enkele eeuwen later, tijdens de in 692 G.T. te Constantinopel gehouden Trullaanse synode, werd de volgende regel uitgevaardigd: „Het eten van het bloed van dieren wordt in de Heilige Schrift verboden. Een geestelijke die bloed eet, moet worden gestraft met ambtsontheffing, een leek met excommunicatie.”d

Ongeveer 200 jaar later geeft Regino, de abt van Prüm (in het tegenwoordige Duitsland), te kennen dat het bijbelse verbod om bloed te eten in zijn dagen nog steeds werd gerespecteerd. Hij schreef: „De uit Jeruzalem gezonden brief van de apostelen vertelt ons dat deze dingen noodzakelijkerwijs moeten worden nagekomen (Handelingen 15). Ook [moeten christenen zich onthouden van het eten van] iets dat aan een wild dier ten prooi is gevallen, want ook dat is verstikt; en van bloed, dat wil zeggen, het mag niet te zamen met bloed gegeten worden. . . .

Terzelfder tijd moet ook dit in aanmerking worden genomen: dat het verstikte, en bloed, op dezelfde wijze worden bezien als afgoderij en hoererij, om welke reden aan allen moet worden bekendgemaakt welk een ernstige zonde het is bloed te eten, aangezien het in dezelfde categorie wordt geplaatst als afgoden en hoererij. Zou iemand deze geboden van de Heer en de apostelen overtreden, hij worde buiten de gemeenschap van de kerk gesloten totdat hij passend berouw toont.”e

In de 12de eeuw werd bloed nog steeds wijd en zijd als heilig beschouwd. Zo schreef de geestelijke Joseph Priestley (1733-1804): „A.D. 1125 speelde bisschop Otto van Bamberg een grote rol bij de bekering van de inwoners van Pommeren . . . Het is opmerkenswaardig dat de richtlijnen die deze mensen in verband met hun nieuwe religie opgelegd kregen, hen onder andere verboden bloed te eten of dieren die waren verstikt; hieruit blijkt dat men in die tijd in Europa alsook in alle andere delen van de christelijke wereld meende dat zulk voedsel niet was toegestaan.”f

De 17de-eeuwse theoloog Étienne de Courcelles (1586-1659) was er eveneens van overtuigd dat christenen geen bloed mochten eten. Hij verklaart Handelingen 15:28, 29 als volgt:

„Het was niet de bedoeling van de apostelen om hier geboden over te brengen aangaande het vermijden van dingen waarvoor men van nature zou terugdeinzen en die door de wetten van de heidenen waren verboden, maar slechts aangaande dingen die in die tijd gewoon waren en waarin de pasbekeerde heidenen niet een zonde zouden hebben gezien, tenzij zij werden vermaand. Zo mag men aannemen dat zij wisten dat zij elke vorm van afgodenaanbidding moesten mijden, maar zullen zij niet onmiddellijk begrepen hebben dat de dingen die aan afgoden waren geofferd eveneens gemeden moesten worden; evenzo zouden zij, hoewel zij het als een misdaad zouden beschouwen menselijk bloed te vergieten, dit niet denken van het eten van dierlijk [bloed]. De apostelen wilden door hun decreet de onwetendheid van deze personen wegnemen; terwijl zij hen daarmee verlosten van het juk van de besnijdenis en andere wettelijke voorschriften, gaven zij wel te verstaan dat die dingen van kracht moesten blijven die reeds van oudsher in acht waren genomen door de buitenlanders die onder de Israëlieten verbleven, [dingen] zoals die waren overgebracht aan Noach en zijn zonen.”g

In de 18de eeuw sprak de vermaarde geleerde en bijbelonderzoeker Sir Isaac Newton zijn belangstelling uit voor de heiligheid van bloed. Hij verklaarde: „Deze wet [betreffende onthouding van bloed] ging verder terug dan de dagen van Mozes, daar ze gegeven werd aan Noach en zijn zonen, lang voor de dagen van Abraham: en toen de apostelen en ouderlingen op het Concilie te Jeruzalem derhalve verklaarden dat de heidenen niet verplicht waren zich te laten besnijden en de wet van Mozes te houden, maakten zij een uitzondering voor deze wet aangaande het zich onthouden van bloed en het verstikte, als zijnde een eerdere wet van God, die niet slechts de zonen van Abraham maar alle natiën was opgelegd.”h

Zelfs thans wordt in sommige kringen het verbod op het eten van bloed nog steeds erkend. De in 1982 gepubliceerde Encyclopedia of Bible Difficulties verklaart bijvoorbeeld: „De gevolgtrekking is zeer voor de hand liggend dat wij nog steeds de heiligheid van het bloed moeten respecteren, aangezien God het bestemd heeft tot een symbool van het verzoenende bloed van Jezus Christus. Daarom zal geen gelovige die de Schrift wenst te gehoorzamen, het dienen te nuttigen.”

Velen zijn daarom van oordeel geweest — en nog steeds denken sommigen er zo over — dat het verbod op het eten van bloed door gelovigen moet worden gehoorzaamd. Jehovah’s Getuigen zijn het met hen eens. Dat de meeste hedendaagse „christenen” deze schriftuurlijke wet niet navolgen, wil zeker niet zeggen dat het standpunt van de Getuigen onredelijk is. Eens te meer toont het aan hoe ver de christenheid van het ware christendom is afgeweken.

Maar hoe staat het met bloed dat gebruikt wordt bij bloedtransfusies? Zelfs orthodoxe joden die het eten van bloed angstvallig vermijden, schijnen tegen deze praktijk geen bezwaar te hebben. Het boek Jewish Medical Ethics verklaart bijvoorbeeld: „Bloeddonaties zijn altijd toegestaan geweest, zelfs als het [bloed] wordt afgestaan voor tijdelijke opslag in bloedbanken, of tegen betaling.” Zijn dan alleen Jehovah’s Getuigen van mening dat het gebod zich te onthouden van bloed ook op bloedtransfusies van toepassing is?

Het medisch gebruik van bloed

Allereerst, hoe zouden de vroege christenen het medisch gebruik van bloed in het algemeen hebben bezien? Honderden jaren voor de tijd van de apostelen schreef een arts aan koning Esarhaddon over de behandeling die hij de zoon van de koning gaf. Hij berichtte: „Met Sjamasj-sjumu-ukin gaat het veel beter; de koning, mijn heer, kan gelukkig zijn. Vanaf de 22ste dag geef ik (hem) bloed te drinken, hij zal (het) drie dagen moeten drinken. Nog drie dagen langer zal ik (hem bloed) geven voor inwendig gebruik.”i Zou enige gelovige jood uit die dagen of enige ware christen in later tijd met zo’n behandeling hebben ingestemd?

De tweede-eeuwse arts Aretaeus van Cappadocië beschrijft hoe bloed in zijn dagen werd gebruikt voor de behandeling van epilepsie: „Ik heb personen gezien die een beker hielden onder de wonde van een pas vermoorde man en een teug van het bloed dronken!”j De eerste-eeuwse natuuronderzoeker Plinius bericht eveneens dat mensenbloed werd gebruikt om epilepsie te behandelen. In feite bleef men tot ver in onze gewone tijdrekening bloed voor medische doeleinden gebruiken. Reay Tannahill, een historicus, geeft een voorbeeld: „In 1483 bijvoorbeeld was Lodewijk XI van Frankrijk stervende. ’Elke dag ging het slechter met hem, en de geneesmiddelen baatten hem niets, hoewel ze vreemdsoortig waren; want hij hoopte vurig te herstellen door het van zekere kinderen afkomstige mensenbloed dat hij innam.’”k

Ja, het medisch gebruik van bloed gaat tot ver in de geschiedenis terug. Ongetwijfeld geloofden velen in de helende kracht ervan — hoewel Aretaeus zijn twijfels had. Niettemin staat de Schrift geen uitzonderingen toe op het gebod ’zich te onthouden van bloed’. Maar, zo zou men kunnen tegenwerpen, bij deze „behandelingen” werd het bloed via de mond ingenomen — door het te drinken. Hoe staat het met het medisch gebruik van bloed via een transfusie?

Transfusie en het apostolische gebod

De eerste opgetekende bloedtransfusie heeft, naar men aanneemt, plaatsgevonden in 1492, en werd paus Innocentius VIII toegediend. Dit is een verslag van een tijdgenoot: „Intussen zijn in de stad [Rome] de beroeringen en sterfgevallen nog altijd niet opgehouden; want in de eerste plaats zijn drie tienjarige jongetjes, uit wier aderen een zekere joodse arts (die had beloofd dat de paus weer volkomen gezond zou worden) bloed had afgetapt, prompt gestorven. Ja, want de jood had hun gezegd de paus te willen genezen, als hij maar over een zekere hoeveelheid mensenbloed, ja, jong bloed zou beschikken; waarvoor hij bevel gaf om het van drie jongens af te tappen, aan wie hij na het aderlaten elk een dukaat gaf; en kort daarop stierven zij. De jood vluchtte, en de paus genas niet.”l

In de tweede helft van de 17de eeuw vonden verdere experimenten met bloedtransfusies plaats. De Italiaanse arts Bartolomeo Santinelli betwijfelde de medische waarde ervan. Maar hij was er ook om een andere reden tegen gekant. Dit schreef hij:

„Het zij toegestaan een kort ogenblik de grenzen van de geneeskunde te overschrijden, en ten einde de nieuwsgierige lezer volkomen tevreden te stellen, daar de ongepastheid van transfusie om medische redenen reeds is bewezen, zij het geoorloofd dat verder te bevestigen door het getuigenis van de bladzijden van de heilige geschriften, want aldus zal de weerzinwekkendheid ervan niet alleen aan artsen, maar aan allerlei ontwikkelde mensen bekend worden. . . . Hoewel het verbod op het gebruik van bloed inderdaad slechts op het oog had dat de mens het niet zou eten, om welke reden het lijkt alsof het minder op onze zaak betrekking zou hebben, is niettemin het doel van dat gebod in strijd met de hedendaagse transfusie[praktijk], zodat degene die ze [bloedtransfusie] toepast, zich blijkt te verzetten tegen God, die barmhartigheid bewijst.”a

Ja, volgens Santinelli druisten bloedtransfusies tegen Gods wet in. Ook de Deense geleerde Thomas Bartholin was deze mening toegedaan. In 1673 schreef hij: „Bij het openen van aderen en inbrengen van vloeistoffen zijn de laatste jaren door nieuwelingen grenzen overschreden, aangezien men door een geopende ader het hart van een zieke man niet alleen versterkende vloeistoffen heeft toegediend, maar ook warm bloed van dieren of [bloed] van de ene mens in de andere . . . Ja, de geleerde Elsholtz (in hfdst. 7 van de New Clyster) voert als verontschuldiging aan dat het Apostolische gebod in feite moet worden begrepen met betrekking tot het eten van bloed via de mond, en volstrekt niet met betrekking tot infusie in de aderen, maar beide manieren van het tot zich nemen [van bloed] hebben een en hetzelfde doel, dat door dit bloed een ziek lichaam wordt gevoed of hersteld.”b

Het is dus duidelijk dat de vraag of bloed mag worden gebruikt als voedsel of voor transfusies niet alleen een hedendaags probleem is. Het is een eeuwenoude controverse. Deze vroegere bloedtransfusies waren medisch gezien geen succes, maar waar bepaalde geleerden zich speciaal om bekommerden, was het feit dat Gods wet erdoor werd overtreden.

Hedendaagse bloedtransfusies zijn succesvoller geweest in termen van patiënten die de behandeling overleven. Niettemin kunnen hedendaagse getuigen van Jehovah, net als de oprechte bijbelonderzoekers vóór hen, niet instemmen met het wijdverbreide medische gebruik van een substantie op manieren die God heeft verboden. Hoeveel onbegrip er ook over hun standpunt bestaat, de Getuigen zijn vastbesloten om van hun zijde het apostolische gebod te gehoorzamen, zich „te blijven onthouden van . . . bloed”. — Handelingen 15:29; 5:29.

[Voetnoten]

a The Holy Bible, Containing the Old and New Testaments, door Joseph Benson, New York, 1839, Deel I, blz. 43.

b Kerkgeschiedenis van Eusebius Pamphyli, V. i. 26, bewerkt door dr. H. U. Meyboom, Leiden, 1908.

c Zie ook Octavius, door Minucius Felix, hfdst. 30, Loeb Classical Library, Cambridge en Londen, 1977, blz. 409.

d A History of the Councils of the Church, From the Original Documents, door Charles Joseph Hefele, Edinburgh, 1896, blz. 232.

e Libri duo de ecclesiasticis disciplinis et religione Christiana (Twee boeken betreffende de kerkelijke leringen en de christelijke religie), door Regino; zie Migne’s Patrologia Latina, Deel 132, Parijs, 1853, kolom 354, 355.

f The Theological and Miscellaneous Works, door Joseph Priestley, Deel IX (1818), blz. 366.

g Diatriba de esu sanguinis inter Christianos (Verhandeling betreffende het eten van bloed onder christenen), door Étienne de Courcelles; zie Opera theologica (Theologische werken), Amsterdam, 1675, blz. 971.

h The Chronology of Ancient Kingdoms Amended, door Sir Isaac Newton, Dublin, 1728, blz. 184.

i Letters From Assyrian Scholars to the Kings Esarhaddon and Assurbanipal, Deel I: Teksten, door Simo Parpola, Neukirchen-Vluyn, 1970, blz. 201.

j The Extant Works of Aretæus, the Cappadocian, bewerkt en vertaald door Francis Adams, Londen, 1856, blz. 471.

k Flesh and Blood, A History of the Cannibal Complex, door Reay Tannahill, New York (1975), blz. 63, 64.

l Diario della Città di Roma di Stefano Infessura (Dagboek van de stad Rome), bewerkt door Oreste Tommasini, Rome, 1890, blz. 275, 276.

a Confusio transfusionis, sive confutatio operationis transfundentis sanguinem de individuo ad individuum (Een veroordeling van transfusie, of een weerlegging van de praktijk van het transfunderen van bloed van de ene persoon op de andere), door Bartolomeo Santinelli, Rome, 1668, blz. 130, 131.

b De sanguine vetito disquisitio medica (Een medische verhandeling betreffende het verbod op bloed), door Thomas Bartholin, Frankfurt, 1673, blz. 11.

[Inzet op blz. 23]

Respect voor de heiligheid van bloed onderscheidt reeds lang Gods dienstknechten van de naties in het algemeen

[Inzet op blz. 24]

„Zozeer deinzen wij terug voor menselijk bloed, dat wij zelfs het bloed van eetbare dieren niet in ons voedsel gebruiken.” — Minucius Felix

[Inzet op blz. 24]

„Een geestelijke die bloed eet, moet worden gestraft met ambtsontheffing, een leek met excommunicatie”

[Inzet op blz. 25]

„Aan allen moet worden bekendgemaakt welk een ernstige zonde het is bloed te eten, aangezien het in dezelfde categorie wordt geplaatst als afgoden en hoererij”

[Inzet op blz. 26]

’Degene die bloedtransfusie toepast, blijkt zich te verzetten tegen God, die barmhartigheid bewijst.’ — 17de-eeuwse arts

[Inzet op blz. 27]

’Het tot zich nemen van bloed via de mond of via de aderen heeft een en hetzelfde doel, dat door dit bloed een ziek lichaam wordt gevoed of hersteld.’ — 17de-eeuws geleerde

[Illustratie op blz. 23]

Afbeelding van een voorgenomen transfusie met het bloed van een hond, 1693

[Illustratie op blz. 26]

Patiënt die een transfusie met lamsbloed ontvangt, 1874

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen