-
AtheneInzicht in de Schrift, Deel 1
-
-
Athene was ook een zeer religieuze stad, hetgeen de apostel Paulus het commentaar ontlokte dat de Atheners „meer dan anderen aan de vrees voor de godheden overgegeven” schenen te zijn (Han 17:22). Volgens de geschiedschrijver Josephus waren de Atheners „de godsdienstigste van alle Grieken” (Tegen Apion, II, 11). De staat oefende toezicht uit op de religie en bevorderde deze doordat openbare offerdiensten, riten en processies ter ere van de goden door de staat werden bekostigd. In tempels, op openbare pleinen en op straat waren afgodsbeelden te vinden, en men bad geregeld tot de goden voordat men aan een symposium (een drinkgelag met filosofische gesprekken), een politieke bijeenkomst of een atletiekwedstrijd deelnam. Teneinde geen van de goden te beledigen, richtten de Atheners zelfs altaren op met het opschrift: „Aan een onbekende God”, waarnaar Paulus in Handelingen 17:23 verwijst. Pausanias, een geograaf uit de 2de eeuw, bevestigt dit. Hij vertelt dat hij op de weg van de haven aan de Baai van Phaleron naar Athene (waarover Paulus na zijn aankomst mogelijk eveneens gelopen heeft) „altaren van goden met de bijnaam de Onbekende, en van helden” heeft gezien. — Rondleiding door Griekenland, Attica, I, 4.
-
-
AtheneInzicht in de Schrift, Deel 1
-
-
Paulus werd naar de Areopagus gevoerd, maar of hij voor het als de Areopagus bekendstaande gerechtshof heeft gesproken, kan niet met zekerheid worden gezegd. Sommigen beweren dat in Paulus’ tijd het gerecht zelf niet meer op de heuvel maar op de agora bijeenkwam.
Paulus’ welsprekende getuigenis ten overstaan van deze geleerde mannen van Athene is een navolgenswaardig voorbeeld van tact en onderscheidingsvermogen. Hij toonde aan dat hij geen nieuwe godheid verkondigde, maar dat hij predikte over niemand minder dan de Schepper van hemel en aarde zelf, en hij wees tactvol op de „onbekende God”, wiens altaar hij had gezien, en citeerde zelfs uit de Phaenomena van Aratus, een Cilicische dichter, en uit de Zeushymne van Cleanthes (Han 17:22-31).
-