MILETE
(Mile̱te).
Een aan de W-kust van Klein-Azië gelegen stad waarvan nu alleen nog maar ruïnes over zijn. Ze lag aan de monding van de Maeander (Menderes) en had oorspronkelijk vier havens. Het schijnt dat Milete tegen de 7de eeuw v.G.T. door de Ioniërs tot een welvarend handelscentrum was gemaakt met talrijke kolonies aan de Zwarte Zee en in Egypte. Wollen stoffen uit Milete waren wijd en zijd bekend. Dit blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat de Griekse Septuaginta in Ezechiël 27:18 „wol uit Milete” als een handelsartikel van Tyrus noemt. Milete was ook de bakermat van beroemde filosofen zoals Thales (ca. 625–547 v.G.T.), die beschouwd wordt als de grondlegger van de Griekse geometrie, astronomie en filosofie. In de 5de eeuw v.G.T. werd Milete door de Perzen veroverd en verwoest omdat het aan een opstand had deelgenomen. Later (in 334 v.G.T.) viel de herbouwde stad in handen van Alexander de Grote. In de hellenistische en de Romeinse tijd werden in Milete belangrijke bouwwerken opgericht. Een indrukwekkende ruïne uit die periode is een groot openluchttheater.
Geleidelijk boette de stad aan betekenis in. Dit wordt toegeschreven aan het door de Maeander veroorzaakte dichtslibben van haar havenfaciliteiten. Het oude Milete schijnt gelegen te hebben op een voorgebergte dat zich uitstrekte vanaf de Z-zijde van de Latmische Golf. Maar tegenwoordig liggen de ruïnes ongeveer 8 km landinwaarts, en de voormalige Latmische Golf is thans een meer.
Paulus bezoekt de stad. De apostel Paulus bezocht Milete omstreeks 56 G.T. Omdat hij, indien enigszins mogelijk, tegen Pinksteren in Jeruzalem wilde zijn en niet onnodig tijd in Klein-Azië wilde doorbrengen, besloot hij — blijkbaar in Assus — een schip te nemen dat Efeze niet zou aandoen. Hij ging echter niet voorbij aan de behoeften van de gemeente aldaar. Vanuit Milete ontbood Paulus, ongetwijfeld via een boodschapper, de oudere mannen van de gemeente Efeze (ongeveer 50 km verderop). Het kostte blijkbaar minder tijd hun bericht te sturen en naar Milete te laten komen (misschien minimaal drie dagen) dan wanneer Paulus naar Efeze gegaan zou zijn. Mogelijk kwam dit doordat de beschikbare schepen die van Assus naar Efeze voeren, onderweg vaker voor anker gingen dan de schepen die Milete aandeden. Of het kan zijn dat bepaalde omstandigheden in Efeze zelf Paulus zouden hebben opgehouden indien hij daar aan wal was gegaan. — Han 20:14-17.
In zijn toespraak tot de oudere mannen van de gemeente Efeze blikte Paulus terug op zijn eigen bediening onder hen, vermaande hen aandacht aan zichzelf en de kudde te schenken, waarschuwde hen voor het gevaar dat „onderdrukkende wolven” de gemeente zouden binnendringen en moedigde hen aan wakker te blijven en zijn voorbeeld in gedachte te houden. Toen hij deze opzieners had verteld dat zij hem niet meer zouden zien, barstte er heel wat geween onder hen uit, en zij „vielen Paulus om de hals en kusten hem teder”, waarna zij hem uitgeleide deden naar de boot. — Han 20:18-38.
Op een niet nader aangegeven tijdstip na zijn eerste gevangenschap in Rome schijnt Paulus naar Milete teruggekeerd te zijn. Aangezien Trofimus, die hem bij een eerdere gelegenheid van Milete naar Jeruzalem had vergezeld, ziek was geworden, moest Paulus hem daar achterlaten. — Vgl. Han 20:4; 21:29; 2Ti 4:20.