-
Verheug u in de Koninkrijkshoop!De Wachttoren 1991 | 15 december
-
-
Verheug u in de Koninkrijkshoop!
„Verheugt u in de hoop die voor u ligt. Volhardt onder verdrukking.” — ROMEINEN 12:12.
1. Waarom kunnen wij vreugde vinden in onze omgang met Jehovah, en waar drong de apostel Paulus bij christenen op aan?
„DE GELUKKIGE God” (1 Timotheüs 1:11). Hoe treffend beschrijft dit Jehovah! Waarom? Omdat al zijn werken hem groot geluk verschaffen. Aangezien Jehovah de Bron is van alle goede en gelukkig makende dingen, kunnen al zijn met verstand begiftigde schepselen geluk vinden in hun omgang met hem. Terecht drong de apostel Paulus er bij christenen op aan waardering te hebben voor hun vreugdevolle voorrecht Jehovah God te kennen, dankbaar te zijn voor alles wat Hij hun zo wonderbaar in zijn schepping geschonken heeft, en zich te verheugen in de liefderijke goedheid die Hij hun betoont. Paulus schreef: „Verheugt u altijd in de Heer. Nogmaals zal ik zeggen: Verheugt u!” — Filippenzen 4:4; Psalm 104:31.
2. Welke hoop brengt grote vreugde, en waartoe worden christenen in verband met deze hoop aangemoedigd?
2 Geven christenen gehoor aan deze aansporing van Paulus? Dat doen zij inderdaad! De geestelijke broeders van Jezus Christus verheugen zich in de glorierijke hoop die God hun in het vooruitzicht heeft gesteld (Romeinen 8:19-21; Filippenzen 3:20, 21). Ja, zij weten dat zij een aandeel zullen hebben aan het verwezenlijken van de grootse toekomsthoop voor de mensheid, de levenden zowel als de doden, door met Christus te dienen in zijn hemelse Koninkrijksregering. Sta er maar eens bij stil hoe zij zich zullen verheugen in hun voorrechten als medeërfgenamen, dienst verrichtend als koningen en priesters! (Openbaring 20:6) Wat een geluk zullen zij ervaren als zij de getrouwe mensheid helpen volmaaktheid te bereiken en meehelpen leiding te geven aan het herstel van het Paradijs op onze aarde! Werkelijk, al Gods dienstknechten bezitten de „basis van hoop op het eeuwige leven, dat God, die niet liegen kan, vóór ver in het verleden liggende tijden heeft beloofd” (Titus 1:2). Met het oog op deze grootse hoop moedigt Paulus alle christenen aan: „Verheugt u in de hoop die voor u ligt.” — Romeinen 12:12.a
Ware vreugde — een hoedanigheid van het hart
3, 4. (a) Wat betekent de uitdrukking „zich verheugen”, en hoe vaak zouden christenen zich moeten verheugen? (b) Wat is ware vreugde, en waar hangt ze van af?
3 „Zich verheugen” betekent vreugde te voelen en te uiten; het betekent niet zich in een constante staat van euforie of uitbundigheid te bevinden. De werkwoorden die corresponderen met de Hebreeuwse en Griekse woorden die de bijbel voor „vreugde”, „uitbundige vreugde” en „verheuging” gebruikt, brengen zowel de innerlijke beleving als de uiterlijke manifestatie van vreugde over. Christenen krijgen de aansporing ’voort te gaan zich te verheugen’, ’zich altijd te verheugen’. — 2 Korinthiërs 13:11; 1 Thessalonicenzen 5:16.
4 Maar hoe kan iemand zich altijd verheugen? Dit is mogelijk omdat ware vreugde een hoedanigheid van het hart is, een diepgewortelde innerlijke hoedanigheid, een geestelijke hoedanigheid (Deuteronomium 28:47; Spreuken 15:13; 17:22). Het is een vrucht van Gods geest, door Paulus in zijn opsomming direct na liefde genoemd (Galaten 5:22). Als innerlijke hoedanigheid hangt ze niet af van externe omstandigheden, zelfs niet van onze broeders. Maar ze hangt af van Gods heilige geest. En ze spruit voort uit die diepe innerlijke voldoening dat men weet de waarheid en de Koninkrijkshoop te bezitten en te doen wat Jehovah behaagt. Vandaar dat vreugde niet alleen maar een persoonlijkheidstrek is waarmee wij geboren worden; ze maakt deel uit van „de nieuwe persoonlijkheid”, dat geheel van hoedanigheden waardoor Jezus Christus zich onderscheidde. — Efeziërs 4:24; Kolossenzen 3:10.
5. Wanneer en in welke vorm kunnen zich uiterlijke manifestaties van vreugde voordoen?
5 Hoewel vreugde een hoedanigheid van het hart is, kan ze niettemin bij gelegenheden uiterlijk getoond worden. Wat zijn deze nu en dan voorkomende uiterlijke manifestaties van vreugde? Ze kunnen elke vorm aannemen, van een serene gelaatsuitdrukking tot regelrechte vreugdesprongen (1 Koningen 1:40; Lukas 1:44; Handelingen 3:8; 6:15). Betekent dit dan dat mensen die niet zoveel zeggen of niet altijd glimlachen, geen vreugde hebben? Nee! Ware vreugde uit zich niet in een constant opgewonden praten, lachen, glimlachen of grijnzen. Omstandigheden bepalen dat vreugde zich op verscheidene manieren uit. Het is niet alleen vreugde die ons in de Koninkrijkszaal goedgestemd doet zijn maar veeleer onze broederlijke genegenheid en liefde.
6. Waarom kunnen christenen zich altijd verheugen, zelfs wanneer zij met onplezierige omstandigheden geconfronteerd worden?
6 Het onveranderlijke element van vreugde is haar innerlijke bestendigheid als een in het hart ervaren aspect van de nieuwe persoonlijkheid van een christen. Dit maakt het mogelijk zich altijd te verheugen. Natuurlijk kunnen wij soms verontrust zijn over iets, of kunnen wij met onplezierige omstandigheden geconfronteerd worden. Maar wij kunnen nog steeds vreugde hebben in ons hart. Sommige vroege christenen waren slaven en hadden meesters die moeilijk te behagen waren. Konden zulke christenen zich altijd verheugen? Ja, vanwege hun Koninkrijkshoop en de vreugde in hun hart. — Johannes 15:11; 16:24; 17:13.
7. (a) Wat zei Jezus over vreugde onder verdrukking? (b) Wat helpt ons onder verdrukking te volharden, en wie heeft in dit opzicht het schitterendste voorbeeld gegeven?
7 Direct nadat de apostel Paulus had gezegd: „Verheugt u in de hoop die voor u ligt”, voegde hij eraan toe: „Volhardt onder verdrukking” (Romeinen 12:12). Ook Jezus sprak over vreugde onder verdrukking toen hij in Mattheüs 5:11, 12 zei: „Gelukkig zijt gij wanneer men u smaadt en vervolgt . . . Verheugt u en springt op van vreugde, want uw beloning is groot in de hemelen.” De hiergenoemde verheuging en de vreugdesprongen hoeven geen letterlijke uiterlijke manifestatie te zijn; het gaat in eerste instantie om die diepe innerlijke voldoening die men put uit het behagen van Jehovah en Jezus Christus wanneer men onder beproevingen standhoudt (Handelingen 5:41). Feitelijk is het vreugde die ons helpt onder verdrukking te volharden (1 Thessalonicenzen 1:6). Hierin heeft Jezus wel het grootste voorbeeld gegeven. De Schrift vertelt ons: „Wegens de hem in het vooruitzicht gestelde vreugde heeft hij een martelpaal verduurd.” — Hebreeën 12:2.
Zich verheugen in de hoop ondanks problemen
8. Voor welke problemen kunnen christenen komen te staan, maar waarom nemen problemen niet de vreugde van een christen weg?
8 Een dienstknecht van Jehovah te zijn betekent niet dat men gevrijwaard is van problemen. Er kunnen zich gezinsproblemen voordoen, financiële moeilijkheden, een slechte gezondheid of de dood van geliefden. Hoewel zulke dingen bedroefdheid kunnen veroorzaken, beroven ze ons niet van onze basis ons in de Koninkrijkshoop te kunnen verheugen, de innerlijke vreugde die wij in ons hart bezitten. — 1 Thessalonicenzen 4:13.
9. Welke problemen had Abraham, en hoe weten wij dat hij vreugde in zijn hart had?
9 Neem Abraham bijvoorbeeld. Het leven was niet altijd aangenaam voor hem. Hij had gezinsproblemen. Zijn bijvrouw, Hagar, en zijn vrouw, Sara, konden niet met elkaar opschieten. Er was geruzie (Genesis 16:4, 5). Ismaël dreef de spot met Isaäk, vervolgde hem (Genesis 21:8, 9; Galaten 4:29). Ten slotte stierf Abrahams geliefde vrouw, Sara (Genesis 23:2). Ondanks deze problemen verheugde hij zich over de hoop van het Koninkrijkszaad, het Zaad van Abraham, door bemiddeling van wie alle families van de aarde zich zouden zegenen (Genesis 22:15-18). Met vreugde in zijn hart volhardde hij na het verlaten van zijn oorspronkelijke woonplaats Ur zo’n honderd jaar lang in Jehovah’s dienst. Daarom staat er over hem geschreven: „Hij verwachtte de stad die werkelijke fundamenten heeft, van welke stad God de bouwer en maker is.” Vanwege Abrahams geloof in het komende Messiaanse koninkrijk kon de Heer Jezus, toen hij reeds door God als Koning was aangesteld, zeggen: „Abraham . . . verheugde zich zeer over het vooruitzicht mijn dag te zien, en hij heeft hem gezien en zich verheugd.” — Hebreeën 11:10; Johannes 8:56.
10, 11. (a) Welke strijd hebben wij als christenen te voeren, en hoe worden wij gered? (b) Waardoor wordt ons onvermogen om op volmaakte wijze te strijden tegen ons zondige vlees, gecompenseerd?
10 Als onvolmaakte mensen hebben wij ook met ons zondige vlees te kampen, en deze strijd om te doen wat juist is, kan heel smartelijk zijn. Ons gevecht tegen onze zwakheden betekent echter niet dat wij geen hoop hebben. Paulus voelde zich ellendig vanwege dit conflict, en hij zei: „Wie zal mij verlossen van het lichaam dat deze dood ondergaat? God zij gedankt door bemiddeling van Jezus Christus, onze Heer!” (Romeinen 7:24, 25) Door bemiddeling van Jezus Christus en door middel van de losprijs waarin hij heeft voorzien, worden wij gered. — Romeinen 5:19-21.
11 Christus’ loskoopoffer weegt op tegen ons onvermogen om de strijd op volmaakte wijze te voeren. Wij kunnen ons in deze losprijs verheugen omdat ze een gereinigd geweten en vergeving van onze zonden mogelijk maakt. In Hebreeën 9:14 spreekt Paulus over „het bloed van de Christus” dat het vermogen bezit ’ons geweten van dode werken te reinigen’. Zo hoeft dus het geweten van christenen niet bezwaard te zijn door schuldgevoelens of een idee verworpen te zijn. Dit gegeven, plus de hoop die wij hebben, vormt een sterke kracht voor vreugdevol geluk (Psalm 103:8-14; Romeinen 8:1, 2, 32). Door onze hoop voor ogen te houden, zullen wij allen worden aangemoedigd de strijd met succes te voeren.
Onze hoop goed in gedachte houden
12. Over welke hoop kunnen gezalfde christenen mediteren?
12 Het is van groot belang voor zowel het met de geest gezalfde overblijfsel als de andere schapen om hun „hoop der redding” in gedachte te houden en die als het ware als een beschermende helm te dragen (1 Thessalonicenzen 5:8). Gezalfde christenen kunnen stilstaan bij het schitterende voorrecht onsterfelijkheid in de hemel te verwerven, toegang te hebben tot Jehovah God en persoonlijke omgang te hebben met de verheerlijkte Jezus Christus en de apostelen en alle overigen van de 144.000, die hun rechtschapenheid door alle eeuwen heen hebben bewaard. Wat een onbeschrijfelijke rijkdom om zulke metgezellen te hebben!
13. Hoe staan de gezalfden die nog op aarde zijn, tegenover hun hoop?
13 Hoe denken de weinige gezalfden die nog op aarde zijn, over hun Koninkrijkshoop? Dit kan samengevat worden in de woorden van een van hen die in 1913 gedoopt werd: „Onze hoop is zeker, en ze zal volledig tot op de laatste van de 144.000 leden van de kleine kudde verwezenlijkt worden tot in een mate die wij ons niet eens kunnen voorstellen. Degenen van ons die als leden van het overblijfsel het jaar 1914 hebben meegemaakt en toen verwachtten allemaal naar de hemel te gaan, hebben niet ons waardebesef ten aanzien van die hoop verloren. Wij zijn er even sterk op gericht als ooit, en wij hebben er des te meer waardering voor naarmate wij er langer op moeten wachten. Het is iets wat het waard is om op te wachten, al zou dat een miljoen jaar vergen. Ik acht onze hoop hoger dan ooit, en ik wil nooit mijn waardering ervoor verliezen. De hoop van de kleine kudde geeft ook vertrouwen dat de verwachting van de grote schare andere schapen zonder een mogelijkheid van falen verwezenlijkt zal worden op een wijze die onze schitterendste verwachtingen te boven gaat. Dat is de reden waarom wij eraan vasthouden, tot op dit uur, en dat zullen wij blijven doen totdat God werkelijk bewezen heeft zijn ’kostbare en zeer grootse beloften’ gestand te doen.” — 2 Petrus 1:4; Numeri 23:19; Romeinen 5:5.
Zich nu verheugen in de Paradijshoop
14. Welke hoop moet de grote schare in gedachte houden?
14 Zo’n uiting van vreugdevol geloof geeft degenen die tot de grote schare andere schapen behoren, grootse redenen om zich te verheugen (Openbaring 7:15, 16). Zij moeten zich de hoop voor ogen blijven stellen Armageddon te overleven. Ja, zie ernaar uit mee te maken hoe Gods koninkrijk de universele soevereiniteit van Jehovah God zal rechtvaardigen en zijn glorierijke naam zal heiligen door de grote verdrukking teweeg te brengen die de aarde zal reinigen van de verdorvenen die de Duivel als god hebben gehad. Wat een vreugde zal het zijn die grote verdrukking te overleven! — Daniël 2:44; Openbaring 7:14.
15. (a) Welk genezingswerk verrichtte Jezus toen hij op aarde was, en waarom? (b) Wat zullen op het gebied van gezondheid de behoeften zijn van de overlevenden van Armageddon, en waarom zijn deze anders dan die van hen die een opstanding krijgen?
15 Betreffende de grote schare staat in Openbaring 7:17: „Het Lam . . . zal hen weiden en hen naar bronnen van wateren des levens leiden. En God zal elke traan uit hun ogen wegwissen.” Hoewel deze profetie thans een geestelijke vervulling heeft, zullen de overlevenden van Armageddon dit ook letterlijk in vervulling zien gaan. Hoe dan? Welnu, wat deed Jezus toen hij op aarde was? Hij genas de kreupelen, deed de lammen lopen, opende de oren van de doven en de ogen van de blinden, en genas melaatsheid, verlamming en „elke soort van kwaal en elk soort van gebrek” (Mattheüs 9:35; 15:30, 31). Is dat niet waar christenen nu behoefte aan hebben? De grote schare zal de bij de oude wereld behorende lichamelijke handicaps en gebreken meenemen de nieuwe wereld in. Wat verwachten wij dat het Lam daaraan zal doen? De behoeften van de overlevenden van Armageddon zullen heel anders zijn dan die van hen die een opstanding zullen krijgen. Uit de opstanding zullen mensen waarschijnlijk terugkomen met een herschapen gaaf en gezond lichaam, hoewel zij nog geen menselijke volmaaktheid zullen bezitten. Vanwege het wonder van de opstanding zullen zij daarna kennelijk geen herstel van vroegere handicaps door middel van een wonder van gezondmaking nodig hebben. Maar vanwege hun unieke ervaring Armageddon overleefd te hebben, zullen velen van de grote schare daarentegen een wonderbaarlijk herstel nodig hebben en ook ontvangen. Blijkbaar was een heel belangrijk doel van Jezus’ genezingen om ter aanmoediging van de grote schare een beeld te verschaffen van het vreugdevolle vooruitzicht dat hun niet alleen overleving ten deel zal vallen maar daarna ook gezondmaking.
16. (a) Wanneer zullen wellicht wonderbaarlijke genezingen van overlevenden van Armageddon plaatsvinden, en met welk resultaat? (b) In welke hoop zullen wij ons gedurende het Millennium blijven verheugen?
16 Een dergelijke wonderbaarlijke genezing zal logischerwijs betrekkelijk snel na Armageddon onder de overlevenden plaatsvinden en royaal voordat de opstanding begint (Jesaja 33:24; 35:5, 6; Openbaring 21:4; vergelijk Markus 5:25-29). Dan zullen mensen brillen, wandelstokken, krukken, rolstoelen, gebitsprotheses, hoorapparaten enzovoort, wegdoen. Wat een reden voor verheuging! Hoe goed strookt zo’n vroeg herstellend werk door Jezus met de rol die de overlevenden van Armageddon zullen vervullen als fundament van de nieuwe aarde! Belemmerende ziekten zullen uit de weg geruimd worden zodat deze overlevenden met enthousiasme voorwaarts kunnen gaan, verlangend uitziend naar de schitterende activiteit van het Millennium dat zich voor hen uitstrekt, niet bezwaard met wat de oude wereld hen aan kwalen had bezorgd. Ja, zelfs na Armageddon zal de grote schare zich blijven verheugen in deze wonderbaarlijke hoop volmaakt menselijk leven te bereiken aan het eind van de duizend jaar. Gedurende het gehele Millennium zullen zij zich verheugen in de hoop dat gelukkige doel te bereiken.
17. Welke vreugden zullen zich voordoen naarmate het werk van het herstellen van het Paradijs vordert?
17 Als dat uw hoop is, sta dan ook stil bij de vreugde een aandeel te hebben aan het herstellen van het Paradijs op aarde (Lukas 23:42, 43). Ongetwijfeld zullen de overlevenden van Armageddon eraan meehelpen de aarde te reinigen en aldus te zorgen voor plezierige gebieden waar de doden een opstanding zullen krijgen. Begrafenissen zullen wellicht vervangen worden door evenementen ter verwelkoming van hen die in de opstanding teruggebracht worden, met inbegrip van onze eigen geliefden die in de dood zijn afgedaald. En denk aan de verrijkende omgang met getrouwe mannen en vrouwen uit vroeger eeuwen. Met wie zou u vooral willen praten? Is het Abel, Henoch, Noach, Job, Abraham, Sara, Isaäk, Jakob, Jozef, Mozes, Jozua, Rachab, Debora, Simson, David, Elia, Elisa, Jeremia, Ezechiël, Daniël of Johannes de Doper? Welnu, dit verrukkelijke vooruitzicht maakt ook deel uit van uw hoop. U zult met hen kunnen converseren, van hen kunnen leren, en met hen kunnen samenwerken om de hele aarde tot een paradijs te maken.
18. Over welke verdere vreugden kunnen wij nadenken?
18 Maak u ook eens een voorstelling van het gezonde voedsel, het niet-verontreinigde water en de zuivere lucht, als onze aarde haar volmaakte ecologische evenwicht weer terug heeft zoals Jehovah dat in zijn schepping bedoeld had. Het leven zal dan niet een louter passief bezitten van volmaaktheid zijn maar een actief en betekenisvol deelnemen aan vreugdevolle activiteiten. Stel u een wereldomvattende gemeenschap voor van mensen onder wie geen misdaad, egotisme, jaloezie en geruzie voorkomt — een broederschap waar door allen de vrucht van de geest wordt aangekweekt en voortgebracht. Hoe opwindend! — Galaten 5:22, 23.
Een hoop die het de moeite waard maakt om te leven
19. (a) Wanneer moet het verheugen waar Romeinen 12:12 het over heeft, ervaren worden? (b) Waarom moeten wij vastbesloten zijn onze hoop niet door de lasten van het leven te laten verdringen?
19 Een verwachting die gerealiseerd is, is geen hoop meer, en daarom is de vreugde waartoe Paulus in Romeinen 12:12 aanmoedigt, iets wat wij nu moeten ervaren (Romeinen 8:24). Als wij denken aan de toekomstige zegeningen die Gods koninkrijk gaat brengen, hebben wij een reden om ons nu in die hoop te verheugen. Wees dus vastbesloten niet toe te laten dat de lasten van het leven in een verdorven wereld uw glorierijke hoop verdringen. Word het niet moe, geef het niet op, zodat u de hoop die voor u ligt uit het oog zou verliezen (Hebreeën 12:3). De christelijke wedloop opgeven vormt niet de oplossing van uw problemen. Bedenk dat als iemand met het dienen van God ophoudt vanwege alle lasten van het leven nu, hij nog steeds die lasten heeft, maar hij verliest de hoop en dus verliest hij de mogelijkheid zich te verheugen in de schitterende vooruitzichten die wachten.
20. Welke uitwerking heeft de Koninkrijkshoop op degenen die haar aanvaarden, en waarom?
20 Jehovah’s volk heeft alle reden om een gelukkig leven te leiden. Hun prachtige, inspirerende hoop maakt het leven de moeite waard om geleefd te worden. En zij houden deze vreugdevolle hoop niet voor zich. Nee, zij zijn eropuit die hoop met anderen te delen (2 Korinthiërs 3:12). Zo komt het dus dat degenen die de Koninkrijkshoop aanvaarden, mensen zijn die vertrouwen hebben, en zij zoeken naar mogelijkheden om anderen aan te moedigen door hun het goede nieuws van God te vertellen. Dit vervult het leven van degenen die de boodschap aanvaarden, met de prachtigste hoop die er ooit aan de mensheid in het algemeen is gegeven — de hoop op het Koninkrijk dat het Paradijs op aarde zal terugbrengen. Als mensen dat niet willen aanvaarden, blijven wij ons nog steeds verheugen omdat wij die hoop bezitten. Degenen die hun oor ervoor sluiten, zijn de verliezers; wij niet. — 2 Korinthiërs 4:3, 4.
21. Wat is nabij, en welke waarde moeten wij aan onze hoop toekennen?
21 Gods belofte luidt: „Zie! Ik maak alle dingen nieuw” (Openbaring 21:5). De nieuwe wereld met al haar in vervoering brengende en eindeloze zegeningen is nabij. Onze hoop — leven in de hemel of op een paradijsaarde — is kostbaar; houd eraan vast. Bezie die hoop in deze kritieke laatste dagen meer dan ooit „als een anker voor de ziel, zowel zeker als vast”. Met onze hoop verankerd in Jehovah, „een eeuwige rots — de Rots van eeuwen”, hebben wij stellig een sterke en stimulerende reden om ons nu, op dit moment, ’te verheugen in de hoop die voor ons ligt’. — Hebreeën 6:19; Jesaja 26:4, The Amplified Bible.
[Voetnoten]
a Gedurende 1992 zullen Jehovah’s Getuigen over de hele wereld als jaartekst hebben: „Verheugt u in de hoop . . . Houdt aan in het gebed.” — Romeinen 12:12.
-
-
Blijf dicht bij JehovahDe Wachttoren 1991 | 15 december
-
-
Blijf dicht bij Jehovah
„Houdt aan in het gebed.” — ROMEINEN 12:12.
1. Wat is Jehovah’s wil ten aanzien van gebed, en welke aanmoediging gaf de apostel Paulus betreffende bidden?
JEHOVAH is „de God die hoop geeft” aan alle leden van zijn getrouwe volk. Als de „Hoorder van het gebed” luistert hij als zij om hulp smeken om de vervulling te mogen beleven van de vreugdevolle hoop die hij hun voor ogen stelt (Romeinen 15:13; Psalm 65:2). En door middel van zijn Woord, de bijbel, moedigt hij al zijn dienstknechten aan op elk gewenst moment tot hem te komen. Hij is altijd beschikbaar, met de wens hun diepste bekommernissen te horen. Ja, hij moedigt hen aan ’aan te houden in het gebed’ en ’zonder ophouden te bidden’ (Romeinen 12:12; 1 Thessalonicenzen 5:17).a Het is Jehovah’s wil dat alle christenen hem voortdurend in gebed aanroepen en hun hart voor hem uitstorten, en dat doen in de naam van zijn geliefde Zoon, Jezus Christus. — Johannes 14:6, 13, 14.
2, 3. (a) Waarom gaf God ons de aansporing ’aan te houden in het gebed’? (b) Welke verzekering hebben wij dat God wil dat wij bidden?
2 Waarom geeft God ons deze aansporing? Omdat wij zo gebukt kunnen gaan onder de druk en verantwoordelijkheden van het leven dat wij zouden kunnen vergeten te bidden. Ook kunnen problemen ons overweldigen en ertoe leiden dat wij ons niet meer verheugen in de hoop en ophouden met bidden. Met het oog hierop hebben wij vermaningen nodig die ons aanmoedigen te bidden en heel dicht te naderen tot de bron van hulp en vertroosting, Jehovah, onze God.
3 De discipel Jakobus schreef: „Nadert tot God en hij zal tot u naderen” (Jakobus 4:8). Ja, God is noch te verheven noch te ver weg om te horen wat wij tegenover hem uiten, in weerwil van onze onvolmaakte menselijke staat (Handelingen 17:27). Bovendien is hij niet ongeïnteresseerd en onverschillig. De psalmist zegt erover: „De ogen van Jehovah zijn gewend naar de rechtvaardigen, en zijn oren naar hun hulpgeschreeuw.” — Psalm 34:15; 1 Petrus 3:12.
4. Hoe zou Jehovah’s oplettendheid ten aanzien van gebed geïllustreerd kunnen worden?
4 Jehovah moedigt ertoe aan tot hem te bidden. Wij zouden het kunnen vergelijken met een bijeenkomst waar een aantal mensen met elkaar in gesprek zijn. U bent daarbij aanwezig en luistert naar het gepraat. Uw rol is die van waarnemer. Maar dan wendt iemand zich tot u, noemt uw naam en richt zijn woorden tot u. Dit trekt op een speciale manier uw aandacht. Evenzo heeft God altijd aandacht voor zijn volk, waar zij ook mogen zijn (2 Kronieken 16:9; Spreuken 15:3). Dus hoort hij onze woorden, beschermend en belangstellend observerend als het ware. Wanneer wij echter Gods naam in gebed aanroepen, wordt zijn aandacht vastgehouden en richt hij zich expliciet op ons. Door zijn vermogens kan Jehovah zelfs ’s mensen niet-uitgesproken smeekbede in de verborgen diepten van het hart en de geest bespeuren en verstaan. God verzekert ons dat hij zal naderen tot allen die oprecht zijn naam aanroepen en dicht bij hem willen blijven. — Psalm 145:18.
Een antwoord in overeenstemming met Gods voornemen
5. (a) Wat geeft de raad ’aan te houden in het gebed’ betreffende onze gebeden te kennen? (b) Hoe verhoort God gebeden?
5 De raad om aan te houden in het gebed wijst erop dat Jehovah soms toelaat dat wij enige tijd ergens om blijven bidden voordat zijn antwoord duidelijk wordt. Wij zouden zelfs geneigd kunnen zijn het moe te worden God te vragen om een gunst of liefderijke goedheid die hard nodig lijkt maar lang uitblijft. Vandaar dat Jehovah God er bij ons op aandringt niet aan een dergelijke neiging toe te geven maar te blijven bidden. Wij dienen ermee voort te gaan hem in gebed onze zorgen voor te leggen, in het vertrouwen dat hij ons gebed serieus neemt en zal voorzien in onze werkelijke behoefte, niet eenvoudig in wat wij misschien voor onszelf beredeneerd hebben. Jehovah God neemt ongetwijfeld in zijn afweging van onze smekingen zijn voornemen in aanmerking. Anderen kunnen bijvoorbeeld beïnvloed worden door wat wij vragen. Wij zouden de kwestie kunnen vergelijken met die van een vader wiens zoon hem om een fiets vraagt. De vader weet dat als hij een fiets voor die zoon koopt, zijn andere zoon er ook een zal willen. Aangezien één zoon nog te jong kan zijn voor een fiets, besluit de vader wellicht er op dat moment nog helemaal geen te kopen. Op een soortgelijke wijze bepaalt onze hemelse Vader, in het licht van zijn voornemen en tijdschema der dingen, wat werkelijk het beste is voor ons en voor anderen. — Psalm 84:8, 11; vergelijk Habakuk 2:3.
6. Welke illustratie gaf Jezus betreffende gebed, en wat treedt aan het licht als wij aanhouden in gebed?
6 Opmerkenswaard is de illustratie die Jezus gaf betreffende de noodzaak voor zijn discipelen „altijd te bidden en het niet op te geven”. Een weduwe, aan wie maar steeds geen recht werd verschaft, hield aan in haar verzoeken gericht tot een menselijke rechter totdat zij eindelijk haar recht kreeg. Jezus voegde eraan toe: „Zal God dan niet stellig recht doen wedervaren aan zijn uitverkorenen?” (Lukas 18:1-7) Als wij aanhouden in gebed, blijkt daaruit dat wij geloof bezitten, dat wij ons op Jehovah verlaten, dat wij bereid zijn dicht bij hem te blijven en ons verzoek te doen, en de uitkomst in zijn handen te laten. — Hebreeën 11:6.
Voorbeelden van dicht bij Jehovah blijven
7. Hoe kunnen wij Abels geloof nabootsen door dicht bij Jehovah te blijven?
7 De bijbel staat vol met verslagen van door Gods dienstknechten geuite gebeden. Deze „werden tot ons onderricht geschreven, opdat wij door middel van onze volharding en door middel van de vertroosting uit de Schriften hoop zouden hebben” (Romeinen 15:4). Onze hoop wordt versterkt door aandacht te schenken aan enkele voorbeelden van hen die dicht bij Jehovah bleven. Abel bood God een aanvaardbaar slachtoffer aan, en hoewel er niets over een gebed te lezen valt, heeft hij ongetwijfeld in gebed aan Jehovah gevraagd zijn offer te aanvaarden. Hebreeën 11:4 zegt: „Door geloof heeft Abel een slachtoffer van grotere waarde aan God gebracht dan Kaïn, door welk geloof er getuigenis omtrent hem werd afgelegd dat hij rechtvaardig was.” Abel kende Gods belofte in Genesis 3:15, maar vergeleken met wat wij nu weten, wist hij maar heel weinig. Toch handelde Abel naar de kennis die hij bezat. Zo hebben ook nu sommigen van degenen die nog maar pas in Gods waarheid geïnteresseerd zijn, nog niet veel kennis, maar zij bidden en benutten de kennis die zij hebben zo goed mogelijk, net als Abel deed. Ja, zij handelen in geloof.
8. Waarom kunnen wij er zeker van zijn dat Abraham dicht bij Jehovah bleef, en welke vraag dienen wij onszelf te stellen?
8 Een andere getrouwe dienstknecht van God was Abraham, ’de vader van allen die geloof hebben’ (Romeinen 4:11). Thans hebben wij meer dan ooit een sterk geloof nodig, en wij moeten in geloof bidden, zoals Abraham deed. Genesis 12:8 zegt dat hij een altaar ’voor Jehovah bouwde en de naam van Jehovah ging aanroepen’. Abraham kende Gods naam en gebruikte die in gebed. Keer op keer hield hij in oprechtheid aan in het gebed, ’de naam van Jehovah aanroepend, de voor onbepaalde tijd blijvende God’ (Genesis 13:4; 21:33). Abraham riep God aan in het geloof waarom hij befaamd werd (Hebreeën 11:17-19). Gebed hielp Abraham zich heel sterk in de Koninkrijkshoop te blijven verheugen. Volgen wij Abrahams voorbeeld van aanhouden in gebed?
9. (a) Waarom zijn Davids gebeden zo nuttig voor Gods volk in deze tijd? (b) Wat kan het resultaat zijn als wij als David bidden om dicht bij Jehovah te mogen blijven?
9 David was een voortreffelijk voorbeeld in het aanhouden in gebed, en zijn psalmen illustreren hoe gebeden dienen te zijn. Zo kunnen Gods dienstknechten terecht bidden om zaken als redding of bevrijding (3:7, 8; 60:5), leiding (25:4, 5), bescherming (17:8), vergeving van zonden (25:7, 11, 18) en een zuiver hart (51:10). Wanneer David erg bedroefd was, bad hij: „Verheug de ziel van uw knecht” (86:4). Wij kunnen op soortgelijke wijze bidden om vreugde in ons hart, in de wetenschap dat Jehovah wil dat wij ons verheugen in onze hoop. David bleef dicht bij Jehovah en bad: „Mijn ziel heeft u met verknochtheid gevolgd; uw rechterhand houdt mij stevig vast” (63:8). Zullen wij dicht bij Jehovah blijven, zoals David deed? Als wij dat doen, zal hij ook ons staande houden.
10. Welke verkeerde gedachten had de psalmist Asaf op een gegeven moment, maar wat ging hij beseffen?
10 Als wij dicht bij Jehovah willen blijven, moeten wij het vermijden de goddelozen te benijden om hun zorgeloze en materialistische leventje. De psalmist Asaf was op een gegeven moment van mening dat het geen waarde had Jehovah te dienen, aangezien de goddelozen „voor onbepaalde tijd onbezorgd zijn”. Toch onderscheidde hij dat zijn redenering vals was en dat de goddelozen zich „op een glibberige bodem” bevinden. Hij besefte dat niets beter was dan dicht bij Jehovah te blijven, en hij uitte zich op de volgende wijze tegen God: „Ik ben voortdurend bij u; gij hebt mijn rechterhand gevat. Want zie! juist zij die zich ver van u houden, zullen vergaan. . . . Maar wat mij betreft, het naderen tot God is goed voor mij. In de Soevereine Heer Jehovah heb ik mijn toevlucht gesteld, om al uw werken bekend te maken” (Psalm 73:12, 13, 18, 23, 27, 28). Laten wij, in plaats van afgunstig te zijn op het zorgeloze leven van de goddelozen — de mensen die geen hoop bezitten — Asaf nabootsen door dicht bij Jehovah te blijven.
11. Waarom is Daniël een voortreffelijk voorbeeld van het dicht bij Jehovah blijven, en hoe kunnen wij hem nabootsen?
11 Daniël hield vastberaden aan in gebed, zelfs met het gevaar voor ogen in de leeuwekuil te komen vanwege het niet opvolgen van officiële restricties ten aanzien van gebed. Maar Jehovah ’zond zijn engel en sloot de muil der leeuwen’ en redde Daniël (Daniël 6:7-10, 22, 27). Daniël werd bijzonder gezegend door aan te houden in gebed. Houden wij ook aan in gebed, vooral wanneer wij geconfronteerd worden met tegenstand tegen onze Koninkrijksprediking?
Jezus, ons Voorbeeld
12. (a) Welk voorbeeld gaf Jezus aan het begin van zijn bediening met betrekking tot gebed, en hoe kan dit christenen tot voordeel strekken? (b) Wat onthult Jezus’ Modelgebed aangaande bidden?
12 Vanaf het allereerste begin van zijn aardse bediening laat het verslag ons Jezus in gebed zien. Zijn gebedsvolle houding terwijl hij gedoopt werd, verschaft een voortreffelijk voorbeeld voor degenen die in moderne tijden de waterdoop ondergaan (Lukas 3:21, 22). Men zou kunnen bidden om Gods hulp om uit te voeren wat door de waterdoop gesymboliseerd wordt. Jezus hielp ook anderen Jehovah in gebed te naderen. Bij een bepaalde gelegenheid toen Jezus ergens aan het bidden was, zei na afloop een van zijn discipelen tegen hem: „Heer, leer ons bidden.” Jezus gaf toen wat algemeen bekendstaat als het Modelgebed, waarin de volgorde van onderwerpen laat zien dat Gods naam en voornemen prioriteit moeten krijgen (Lukas 11:1-4). In onze gebeden moeten wij dus de dingen in hun juiste proporties blijven zien en niet „de belangrijker dingen” verwaarlozen (Filippenzen 1:9, 10). Natuurlijk zijn er tijden van speciale behoeften of momenten dat een specifiek probleem aan de orde is. Net als Jezus kunnen christenen God in gebed naderen teneinde kracht te vragen om bepaalde toewijzingen te volvoeren of specifieke beproevingen of gevaren het hoofd te bieden (Mattheüs 26:36-44). Feitelijk kunnen persoonlijke gebeden over praktisch elk aspect van het leven gaan.
13. Hoe liet Jezus zien dat het belangrijk is voor anderen te bidden?
13 Door zijn voortreffelijke voorbeeld liet Jezus zien hoe belangrijk het is voor anderen te bidden. Hij wist dat zijn discipelen gehaat en vervolgd zouden worden, net zoals dat hem was overkomen (Johannes 15:18-20; 1 Petrus 5:9). Hij smeekte God dan ook „over hen te waken vanwege de goddeloze” (Johannes 17:9, 11, 15, 20). En omdat hij wist welke speciale beproeving Petrus wachtte, zei hij hem: „Ik heb voor u gesmeekt dat uw geloof niet zou bezwijken” (Lukas 22:32). Hoe goed is de uitwerking als ook wij aanhouden in gebed voor onze broeders, aan anderen denkend en niet alleen aan onze eigen problemen en belangen! — Filippenzen 2:4; Kolossenzen 1:9, 10.
14. Hoe weten wij dat Jezus in zijn hele aardse bediening heel dicht bij Jehovah bleef, en hoe kunnen wij hem navolgen?
14 Gedurende zijn hele bediening hield Jezus aan in het gebed en bleef hij heel dicht bij Jehovah (Hebreeën 5:7-10). In Handelingen 2:25-28 lezen wij hoe de apostel Petrus Psalm 16:8 aanhaalt en op de Heer Jezus Christus toepast: „David zegt . . . met betrekking tot hem: ’Ik had Jehovah voortdurend voor mijn ogen, want hij is aan mijn rechterhand, opdat ik nimmer zou wankelen.’” Dat kunnen wij ook. Wij kunnen tot God bidden of hij dicht bij ons mag zijn, en wij kunnen ons vertrouwen in Jehovah tonen door hem voortdurend voor ons geestesoog te houden. (Vergelijk Psalm 110:5; Jesaja 41:10, 13.) Dan zullen wij allerlei moeilijkheden vermijden want Jehovah zal ons steunen en wij zullen nooit wankelen.
15. (a) Ten aanzien waarvan mogen wij nooit nalaten aan te houden in gebed? (b) Welke waarschuwing wordt er gegeven betreffende onze dankbaarheid?
15 Mogen wij nooit nalaten dank jegens Jehovah tot uitdrukking te brengen voor al zijn goedheid jegens ons, ja, „de allesovertreffende onverdiende goedheid van God”, welke de gave van zijn Zoon als een loskoopoffer voor onze zonden omvat (2 Korinthiërs 9:14, 15; Markus 10:45; Johannes 3:16; Romeinen 8:32; 1 Johannes 4:9, 10). Ja, denk eraan ’altijd voor alle dingen onze God en Vader in Jezus’ naam dank te zeggen’ (Efeziërs 5:19, 20; Kolossenzen 4:2; 1 Thessalonicenzen 5:18). Wij moeten erop letten onze dankbaarheid voor wat wij hebben niet te laten verzuren omdat onze geest te zeer in beslag wordt genomen door wat wij niet hebben of door onze problemen.
Onze last op Jehovah werpen
16. Wat moeten wij doen als de een of andere last ons bezwaart?
16 Door het aanhouden in gebed treedt de diepte van onze toewijding aan het licht. Wanneer wij God aanroepen heeft dat een goede uitwerking op ons nog voordat er een antwoord van hem komt. Als de een of andere last onze geest verontrust, kunnen wij dicht bij Jehovah blijven door gehoor te geven aan de raad: „Werp uw last op Jehóvah, en hijzelf zal u schragen” (Psalm 55:22). Door al onze lasten — angstige spanningen, zorgen, teleurstellingen, vrees enzovoort — met een volledig vertrouwen op God te werpen, ontvangen wij een kalmte van hart, „de vrede van God, die alle gedachte te boven gaat”. — Filippenzen 4:4, 7; Psalm 68:19; Markus 11:24; 1 Petrus 5:7.
17. Hoe kunnen wij de vrede van God verwerven?
17 Komt deze vrede van God ogenblikkelijk? Hoewel wij wellicht onmiddellijk enige verlichting verkrijgen, geldt wat Jezus over bidden om heilige geest zei, ook hier: „Blijft vragen, en het zal u gegeven worden; blijft zoeken, en gij zult vinden; blijft kloppen, en er zal u opengedaan worden” (Lukas 11:9-13). Aangezien heilige geest het middel is waarmee wij angstige bezorgdheid afwerpen, moeten wij blijven vragen om de vrede van God en zijn hulp met betrekking tot onze lasten. Wij kunnen er zeker van zijn dat door aan te houden in het gebed wij de gewenste verlichting en kalmte van hart verkrijgen.
18. Wat doet Jehovah voor ons als wij niet precies weten waarvoor te bidden in een bepaalde situatie?
18 Maar als wij nu niet precies weten waar wij om moeten bidden? Onze innerlijke zuchten blijven vaak onuitgesproken omdat wij onze situatie niet volledig doorgronden of niet weten wat wij aan Jehovah moeten voorleggen. Hier kan de heilige geest onze voorspraak zijn. Paulus schreef: „Wij weten niet waarvoor te bidden naar het nodig is, maar de geest zelf pleit voor ons met onuitgesproken verzuchtingen” (Romeinen 8:26). Hoe dan? In Gods Woord staan geïnspireerde profetieën en gebeden die van toepassing zijn op onze situatie. Hij laat deze als het ware het woord voor ons doen. Hij aanvaardt deze als de gebeden die wij zouden opzenden als wij zouden weten dat ze wat voor ons geval betekenen, en in overeenstemming ermee vervult hij ze.
Gebed en hoop zullen blijven
19. Waarom zullen gebed en hoop er altijd blijven?
19 Gebed tot onze hemelse Vader zal er altijd blijven, vooral ten aanzien van dankbaarheid voor de nieuwe wereld en al haar zegeningen (Jesaja 65:24; Openbaring 21:5). Wij zullen ons ook blijven verheugen in hoop, want er zal altijd in de een of andere vorm hoop blijven bestaan. (Vergelijk 1 Korinthiërs 13:13.) Wat Jehovah aan nieuws zal voortbrengen wanneer hij zich niet meer binnen zijn zichzelf opgelegde sabbatdag van rust ten aanzien van de aarde bevindt, kunnen wij ons gewoon niet voorstellen (Genesis 2:2, 3). Tot in alle eeuwigheid zal hij liefdevolle verrassingen voor zijn volk in petto hebben, en de toekomst zal hun nog grootse dingen brengen met betrekking tot het doen van zijn wil.
20. Wat dient ons vaste besluit te zijn, en waarom?
20 Mogen wij allen, met zo’n opwindende hoop voor ons, dicht bij Jehovah blijven door aan te houden in het gebed. Mogen wij er nooit mee ophouden onze hemelse Vader voor al onze zegeningen te danken. Mettertijd zullen onze verwachtingen op vreugdevolle wijze verwezenlijkt worden, veel mooier nog dan alles wat wij ons hadden kunnen voorstellen of waar wij ons op hadden kunnen voorbereiden, want Jehovah ’kan overvloedig veel meer doen dan alles wat wij vragen of waarvan wij ons een denkbeeld kunnen vormen’ (Efeziërs 3:20). Laten wij in dit licht dan ook tot in alle eeuwigheid alle lof en roem en dank geven aan Jehovah, onze God, de „Hoorder van het gebed”!
[Voetnoten]
a Volgens Webster’s New Dictionary of Synonyms ’geeft aanhouden bijna altijd een bewonderenswaardige hoedanigheid te kennen; het suggereert zowel de weigering zich door mislukking, twijfels of moeilijkheden te laten ontmoedigen als een vastberaden of volhardend najagen van een doel of voortgaan met een onderneming’.
-