-
OnsterfelijkheidInzicht in de Schrift, Deel 2
-
-
ONSTERFELIJKHEID
Het Griekse woord a·tha·naʹsi·a is samengesteld uit het ontkennende voorvoegsel a, gevolgd door een vorm van het woord voor „dood” (thaʹna·tos). De grondbetekenis is dan ook „doodloosheid” en heeft betrekking op de hoedanigheid van het leven waarin men zich verheugt, de eindeloze duur en onvernietigbaarheid ervan (1Kor 15:53, 54, vtn.; 1Ti 6:16, vtn.). Het Griekse woord a·ftharʹsi·a, dat „onverderfelijkheid”, „onvergankelijkheid” betekent, heeft betrekking op dat wat niet in verval kan raken of niet ten verderve gebracht kan worden, dat wat onvergankelijk is. — Ro 2:7; 1Kor 15:42, 50, 53; Ef 6:24; 2Ti 1:10.
-
-
OnsterfelijkheidInzicht in de Schrift, Deel 2
-
-
Koninkrijkserfgenamen verkrijgen onsterfelijkheid. Voor de gezalfde christenen, die geroepen zijn om met Christus in de hemel te regeren (1Pe 1:3, 4), geldt de belofte dat zij met Christus zullen delen in de gelijkheid van zijn opstanding (Ro 6:5). Derhalve ontvangen de gezalfde leden van de christelijke gemeente die in getrouwheid sterven, net als eens hun Heer en Hoofd, een opstanding tot onsterfelijk geestelijk leven, zodat „dit wat sterfelijk is, onsterfelijkheid aandoet” (1Kor 15:50-54). Net als bij Jezus betekent onsterfelijkheid ook in hun geval niet eenvoudig eeuwig leven of louter gevrijwaard zijn voor de dood. Dat ook aan hen, als medeërfgenamen met Christus, „de kracht van een onvernietigbaar leven” wordt verleend, blijkt uit het verband dat de apostel Paulus legt tussen onverderfelijkheid en de onsterfelijkheid die zij verwerven (1Kor 15:42-49). Over hen „heeft de tweede dood geen autoriteit”. — Opb 20:6; zie ONVERDERFELIJKHEID, ONVERGANKELIJKHEID.
Dat de Koninkrijkserfgenamen onsterfelijkheid wordt verleend, is des te opmerkelijker wanneer men bedenkt dat zelfs Gods engelen sterfelijk blijken te zijn, hoewel zij geen vleselijk, maar een geestelijk lichaam bezitten. Dat engelen kunnen sterven, blijkt duidelijk uit het doodsoordeel dat is uitgesproken over de geestenzoon die Gods Tegenstander of Satan werd, alsook over die andere engelen die deze satanische loopbaan volgden en „hun oorspronkelijke positie niet hebben behouden maar hun eigen juiste woonplaats hebben verlaten” (Ju 6; Mt 25:41; Opb 20:10, 14). Dat aan de christenen die het voorrecht ontvangen met Gods Zoon in het hemelse koninkrijk te regeren „onvernietigbaar leven” (Heb 7:16) of „onontbindbaar leven” wordt verleend, is dus een schitterende demonstratie van het vertrouwen dat God in hen stelt. — Zie HEMEL (De weg tot hemels leven); LEVEN.
-