Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w90 1/11 blz. 29-31
  • ’Ga voort weer terechtgebracht te worden’

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • ’Ga voort weer terechtgebracht te worden’
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1990
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • Wat er bij correctie betrokken is
  • De noodzaak voor correctie in deze tijd
  • Goddelijke maatstaven
  • Krachtsinspanning vereist
  • Zul je verbeteringen blijven aanbrengen?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk (studie-uitgave) 2020
  • God is niet partijdig
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1988
  • God verbetert het denken van zijn volk
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1972
  • Hoe raak ik gevoelens van rassenvooroordeel kwijt?
    Ontwaakt! 1988
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1990
w90 1/11 blz. 29-31

’Ga voort weer terechtgebracht te worden’

„BENT u er zeker van dat wij er niet voorbij zullen varen?”, vroeg de passagiere aan de eerste stuurman van het schip. Terwijl het scheepje slingerde en op- en neerging in de greep van de beruchte Kaapbrekers of zware golven in het zuidelijke deel van de Atlantische Oceaan, scheen het haar toe dat het bijna een wonder zou zijn als zij hun bestemming, een minuscuul stipje op de kaart, zouden bereiken.

Dus nodigde de eerste stuurman haar uit mee te komen naar de brug en verklaarde haar de werking van navigatie-instrumenten — gyrokompassen, radar, satellietsignaalontvangers en zelfs de gewone sextant. Hoewel de technische uitleg haar begrip enigszins te boven ging, begon zij een basisprincipe van navigatie te begrijpen, namelijk koerscorrectie. De kapitein kon, geholpen door zijn navigatieapparatuur, de invloeden van zeestromingen en de wind compenseren door voortdurend koerscorrecties aan te brengen. Zonder zulke koerscorrecties zouden zij hun bestemming op kilometers afstand voorbijvaren.

Christenen zijn als schepen in de oceaan der mensheid. Ons doel is „ten slotte door [Jehovah] onbevlekt en onbesmet en in vrede bevonden te worden” (2 Petrus 3:14). Maar net als bij een schip zijn er krachten — van inwendige en uitwendige aard — die ons uit de koers dreigen te brengen. Hoe passend zijn derhalve de woorden die de apostel Paulus tot de Korinthiërs richtte: „Hiervoor bidden wij, dat gij weer terechtgebracht wordt. . . . Gaat voort . . . weer terechtgebracht te worden.” — 2 Korinthiërs 13:9, 11.

Wat er bij correctie betrokken is

Het Griekse woord dat hier met ’weer terechtbrengen’ is vertaald, duidt op het „in rechte lijn” brengen of rechtzetten van iets. (Zie voetnoot in de Studiebijbel.) In enkele bijbelteksten wordt het gebruikt om het weer in een juiste toestand brengen van iets te beschrijven. In Mattheüs 4:21 bijvoorbeeld wordt een soortgelijke uitdrukking gebruikt voor het „herstellen” van netten (Kingdom Interlinear). Wat betekent het daarom voor christenen weer terechtgebracht te worden?

Welnu, beschouw de christenen in Korinthe eens, aan wie Paulus schreef. In een eerdere brief aan hen had Paulus gewezen op een aantal onjuiste situaties die in de gemeente bestonden: sektarisme, het tolereren van seksuele immoraliteit, rechtsgedingen onder broeders, minachting voor het Avondmaal des Heren en zelfs wanordelijke vergaderingen (1 Korinthiërs 1:10-13; 5:1; 6:1; 11:20, 21; 14:26-33). De Korinthiërs moesten de situatie daar dan ook „herstellen”, dat wil zeggen, „in rechte lijn” brengen met goddelijke beginselen.

Uit Paulus’ tweede brief aan hen blijkt dat zij dit inderdaad gedaan hebben (2 Korinthiërs 7:11). Paulus wist echter dat de druk van de wereld, van Satan en van hun eigen vleselijke neigingen hen van tijd tot tijd uit de koers zou blijven brengen. Vandaar dat hij hun de passende raad gaf ’voort te gaan weer terechtgebracht te worden’.

De noodzaak voor correctie in deze tijd

Jehovah’s Getuigen in deze tijd moeten zich eveneens voortdurend laten terechtbrengen. Satan de Duivel ’voert oorlog’ tegen ons en werkt koortsachtig om onze rechtschapenheid te verbreken (Openbaring 12:17; Efeziërs 6:12). Tevens zijn wij omringd door een wereldomvattend samenstel van dingen dat werkzaam is „overeenkomstig de heerser van de autoriteit der lucht”. Het kan zijn dat onze collega’s en schoolkameraden ’zich overeenkomstig de begeerten van hun vlees gedragen, doordat zij de dingen doen die het vlees wil’ (Efeziërs 2:2, 3). Wij moeten ook onophoudelijk strijden tegen onze overgeërfde zondige neigingen (Romeinen 7:18-25). Zonder voortdurende correctie zouden wij gemakkelijk uit de koers kunnen raken.

Dit wordt goed geïllustreerd door een ervaring van de apostel Petrus. Nadat Petrus Jezus correct als „de Christus, de Zoon van de levende God”, had geïdentificeerd, werd hij geprezen met de woorden: „Gelukkig zijt gij, Simon, zoon van Jona, want vlees en bloed hebben u dit niet geopenbaard, maar mijn Vader, die in de hemelen is” (Mattheüs 16:16, 17). Petrus was met zijn denkwijze duidelijk op het goede spoor. Toch moest hij binnen het tijdsbestek waarover de volgende zes verzen handelen, door Jezus streng terechtgewezen worden! Toen Petrus vernam dat Christus „veel zou moeten lijden” en „gedood . . . zou worden”, drong hij er bij Jezus op aan: „Wees goed voor uzelf, Heer; gij zult deze bestemming geenszins hebben.” Jezus antwoordde prompt: „Ga achter mij, Satan! Gij zijt een struikelblok voor mij, want gij denkt niet Gods gedachten, maar die der mensen.” — Mattheüs 16:21-23.

Petrus dacht op dat moment vleselijk. Zijn gedachten en houding moesten weer in het goede spoor gebracht worden. Geldt datzelfde niet van tijd tot tijd voor elk van ons? Zijn wij niet geneigd de dingen vanuit ons eigen standpunt te bezien in plaats van vanuit Gods standpunt? Af en toe moeten wij daarom weer in het goede spoor gebracht worden. Net als bij een schip op zee kunnen zulke koerscorrecties soms klein, haast onbeduidend, zijn. Maar ze kunnen het verschil betekenen tussen het bereiken van onze bestemming en geestelijk schipbreuk lijden. Ja, een kleine correctie nu kan voorkomen dat wij later grotere — misschien pijnlijke — correcties moeten aanbrengen.

Goddelijke maatstaven

Als de navigatie-instrumenten van een schip niet nauwkeurig geijkt zijn, kunnen er geen juiste koerscorrecties worden aangebracht. Insgelijks hebben wij, als wij ons leven in de juiste koers willen houden, de nauwkeurige leiding van Gods Woord, de bijbel, nodig. „De gehele Schrift is door God geïnspireerd en nuttig om te onderwijzen, terecht te wijzen, dingen recht te zetten” (2 Timotheüs 3:16). In dat geïnspireerde Woord worden Gods maatstaven voor gedrag en denken uiteengezet. Geregeld de bijbel lezen is onontbeerlijk om „de sporen van rechtvaardigheid” te volgen. — Psalm 23:3.

Verdere leiding is afkomstig van „de getrouwe en beleidvolle slaaf”-klasse van gezalfde christenen. Zij zijn door Jehovah’s geest geholpen tot een progressief begrip te komen van zijn wil (Mattheüs 24:45-47; Spreuken 4:18). Wanneer leiding derhalve afkomstig is van Jehovah’s organisatie, doen wij er verstandig aan ons eraan te onderwerpen, in het volledige besef dat de manier waarop Jehovah ons zal leiden, alleen maar tot ons eeuwige nut zal zijn. — Jesaja 48:17.

Soms hebben wij echter persoonlijke hulp nodig om koers te houden. Paulus vermaande in Galaten 6:1: „Broeders, zelfs al doet iemand een misstap voordat hij zich ervan bewust is, tracht gij, die geestelijke hoedanigheden hebt, zo iemand in een geest van zachtaardigheid weer terecht te brengen.” Ouderlingen en dienaren in de bediening behoren tot degenen die zulke geestelijke hoedanigheden bezitten. Vaak zullen zij ons openhartig attent maken op het een of andere terrein waarop wij verbeteringen moeten aanbrengen.

Krachtsinspanning vereist

Het is niet altijd gemakkelijk de nodige veranderingen in ons leven aan te brengen. Beschouw Petrus nog eens. Als jood groeide hij op met de voor joden gebruikelijke negatieve kijk op mensen van een ander ras. Zoals hij tot de heiden Cornelius zei: „Gij weet zeer goed dat het voor een jood ongeoorloofd is zich bij iemand van een ander ras aan te sluiten of hem te naderen.” Toen Petrus echter besefte dat het Gods wil was dat hij de christelijke waarheid met deze man en zijn familie deelde, kwam hij tot de slotsom: „Ik bemerk zeer zeker dat God niet partijdig is, maar in elke natie is de mens die hem vreest en rechtvaardigheid beoefent, aanvaardbaar voor hem.” — Handelingen 10:28, 34, 35.

Petrus had een opzienbarende verandering in zijn denken en houding ten aanzien van andere rassen aangebracht! Maar kennelijk moest hij zich in dit opzicht voortdurend laten corrigeren, want enkele jaren later zwichtte hij voor de druk van medejoden en begon hij niet-joodse gelovigen geringschattend te bejegenen. De apostel Paulus moest hem terechtwijzen en gebruikte zeer krachtige taal om hem te helpen zijn denkwijze nog verder te corrigeren! — Galaten 2:11-14.

Zo kan ook in deze tijd een christen in een milieu zijn opgegroeid waarin rassendiscriminatie normaal is. Het kan zijn dat hij, nadat hij in de waarheid is gekomen, verstandelijk erkent dat God niet partijdig is, maar dat hij nog steeds gevoelens van rassenvooroordeel koestert. Hoewel hij niet vijandig staat tegenover personen van een ander ras, neemt hij misschien automatisch aan dat zij onwenselijke eigenschappen hebben omdat zij nu eenmaal tot dat ras behoren. Hij stelt misschien hun geduld op de proef door raciale moppen te vertellen of opmerkingen te maken die voortdurend de aandacht vestigen op het ras of op rassenverschillen. Wellicht verwerpt hij zelfs de geestelijke vermaning van een medechristen die, omdat hij minder onderwijs heeft genoten of op maatschappelijk gebied tot een minder bevoorrechte klasse behoort, zich niet op een bepaalde manier weet uit te drukken. Het is duidelijk dat het zo iemand werkelijk moeite zal kosten zijn denkwijze weer in overeenstemming te brengen met die van Jehovah!a

Maar of het nu gaat om rassenvooroordeel, materialisme, gezellige omgang op school en op het werk, of de noodzaak christelijke vergaderingen te bezoeken, wij moeten openstaan voor de leiding die door middel van Gods Woord en zijn organisatie wordt verschaft. Wij mogen nooit denken dat gegronde schriftuurlijke raad niet op ons van toepassing is en die raad in de wind slaan. Bedenk dat de ontrouwe Israëlieten zeiden: „De weg van Jehovah is niet recht getrokken.” Moeten wij ons niet veeleer naar Jehovah’s wegen richten? — Ezechiël 18:25.

Wij zijn blij dat Jehovah intens belang stelt in de wijze waarop wij voor zijn aangezicht wandelen en dat hij zijn volk voortdurend corrigeert. Het is zoals Jesaja profeteerde: „En uw eigen oren zullen een woord achter u horen, dat luidt: ’Dit is de weg. Wandelt daarop’, ingeval gijlieden rechts of ingeval gij links zoudt gaan.” Mogen wij, van onze kant, gevoelig zijn voor zulke liefdevolle leiding van Jehovah en „bereid [zijn] tot gehoorzamen” (Jesaja 30:21; Jakobus 3:17). Ja, laten wij voortgaan weer terechtgebracht te worden, zodat onze koers ons naar het doel van eeuwig leven in Gods gunst zal voeren!

[Voetnoten]

a Zie de artikelen over vooroordeel in de uitgave van 8 maart 1985 van ons zustertijdschrift, Ontwaakt! Zie ook De Wachttoren van 15 mei 1988, blz. 10-20.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen