Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • g95 8/7 blz. 25-27
  • Doet het ertoe wat u gelooft?

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Doet het ertoe wat u gelooft?
  • Ontwaakt! 1995
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • Is wat iemand gelooft van invloed op zijn gedrag?
  • Waarom wij behoefte hebben aan nauwkeurige kennis
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1989
  • Waarom gelooft u wat u gelooft?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2001
  • Gaan geloof en verstand wel samen?
    Ontwaakt! 2011
  • Timótheüs ontvangt raad van een oudere man
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1983
Meer weergeven
Ontwaakt! 1995
g95 8/7 blz. 25-27

De zienswijze van de bijbel

Doet het ertoe wat u gelooft?

„DE MENS VERKIEST TE GELOVEN WAT HIJ HET LIEFST WAAR ZOU ZIEN.” — FRANCIS BACON, 1561–1626, ENGELS ESSAYIST EN STAATSMAN.

WANNEER het om godsdienstige leerstellingen gaat, vinden velen dat zolang iemand maar oprecht gelooft dat ’er daarboven Iemand is’ en hij zijn naaste liefheeft, het er niet echt toe doet wat hij nog meer gelooft. Sommigen kijken naar de tegenstrijdige ideeën die godsdienstige groeperingen voorstaan over God, zijn voornemen en de manier waarop hij aanbeden moet worden en concluderen dan misschien dat de verschillen slechts oppervlakkig zijn, zoals verschillende kledingstijlen gedragen door dezelfde man. Zij kunnen zelfs van mening zijn dat mensen die erg moeilijk doen over zulke verschillen, de geest van het ware christendom totaal is ontgaan.

De Schrift erkent dat niet alle gesprekken over godsdienstige leringen de moeite waard zijn. Zo sprak de apostel Paulus in zijn geïnspireerde brieven aan Timotheüs over mannen die aanzetten tot „heftige twistgesprekken over kleinigheden”. Paulus beschreef hen als „geestelijk ziek in verband met twistvragen en debatten over woorden” (1 Timotheüs 6:4, 5). Hij beval Timotheüs „dwaze en domme twistvragen af [te wijzen], daar gij weet dat ze strijd teweegbrengen” en de gemeenten te gelasten „niet te strijden over woorden, iets wat in het geheel geen nut heeft” (2 Timotheüs 2:14, 23). Veel godsdienstige debatten in onze tijd hebben aan deze beschrijving beantwoord en zijn een zinloze tijdverspilling gebleken.

Betekent dat echter dat alle discussies over geloofspunten zinloos zijn? Nu, wij zouden toch niet geheel en al van het dragen van kleding afzien louter omdat sommige kleding niet geschikt is om gedragen te worden? Waarom dan het hele onderwerp geloofspunten als onbelangrijk laten varen alleen omdat sommige leerstellige kwesties het beschouwen niet waard zijn? Uit de context van Paulus’ hierboven geciteerde woorden blijkt dat hij leerstellingen een kwestie van essentieel belang vond. Hij waarschuwde herhaaldelijk dat valse leringen ertoe konden leiden dat iemand zich zou afwenden van het geloof en hij gelastte Timotheüs „zekere personen [te] gebieden geen andere leer te brengen” (1 Timotheüs 1:3-7; 4:1; 6:3-5; 2 Timotheüs 2:14-18, 23-26; 4:3, 4). Zulke nadrukkelijke uitspraken zou hij beslist niet gedaan hebben als het niet belangrijk was wat die eerste-eeuwse christenen geloofden.

Waarom dan de raad niet op leerstellige vragen in te gaan? Omdat in Paulus’ tijd bepaalde mensen — door hem beschreven als „verdorven van geest . . . en beroofd van de waarheid” — leerstellige kwesties opwierpen met als enige oogmerk het geloof van anderen te ondermijnen (1 Timotheüs 6:5). Het was slechts met betrekking tot de vragen die deze verdorven mensen stelden dat Paulus Timotheüs de raad gaf discussies over geloofspunten te vermijden.

Is wat iemand gelooft van invloed op zijn gedrag?

Maar misschien zullen sommigen zich afvragen of onze godsdienstige overtuiging van grote invloed is op de soort mensen die wij worden — onze persoonlijke kwaliteiten en ons gedrag. Zij zien dat wat iemand gelooft en zijn gedrag misschien als twee afzonderlijke en losstaande factoren, zoals een jasje en een pantalon die al dan niet gecombineerd kunnen worden afhankelijk van de voorkeur van de drager. In de bijbel echter zijn iemands geloofsovertuiging en zijn gedrag meer als een kostuum, dat slechts als één geheel te koop is.

De bijbel onthult een rechtstreeks verband tussen wat wij geloven en wat voor mensen wij worden. De zelfingenomen Farizeeën in Jezus’ tijd waren een voorbeeld van de invloed van onjuiste denkbeelden op iemands gedrag (Mattheüs 23:1-33; Lukas 18:9-14). Daarentegen vermaant Kolossenzen 3:10: „Bekleedt u met de nieuwe persoonlijkheid, die door middel van nauwkeurige kennis wordt vernieuwd naar het beeld van Degene die ze schiep.” Merk op dat de kracht om een godvruchtig leven te leiden, in verband wordt gebracht met het bezitten van een nauwkeurige kennis van God.

De Griekse term die met „nauwkeurige kennis” is vertaald en twintigmaal in de christelijke Griekse Geschriften voorkomt, doelt op exacte, nauwkeurige of volledige kennis. De geleerde Nathanael Culverwel, graecist, omschrijft het als „beter bekend [raken] met iets waarvan ik tevoren op de hoogte was; een nauwkeuriger bezien van een voorwerp dat ik tevoren van ver zag”. Net als een juwelier een kostbaar sieraad bestudeert om de kenmerken en waarde ervan vast te stellen, moet een christen dus Gods Woord bestuderen om tot een exacte, nauwkeurige en volledige kennis te komen van de God die hij dient. Dit omvat het leren kennen van Gods persoonlijkheid, zijn voornemens, zijn maatstaven en alle leerstellingen die „het patroon van gezonde woorden” uitmaken — heel iets anders dan louter geloven dat ’er daarboven Iemand is’. — 2 Timotheüs 1:13.

Een voorbeeld van de soort vruchten die het resultaat zijn als iemand God alleen van ver kent, staat opgetekend in het eerste hoofdstuk van de geïnspireerde brief aan de Romeinen. Daar wordt gesproken over bepaalde mannen die, ’hoewel zij God kenden, het verwerpelijk achtten aan een nauwkeurige kennis van God vast te houden’. De gevolgen van hun onjuiste denkbeelden worden door de apostel Paulus vermeld: „God [heeft] hen aan een verwerpelijke geestestoestand overgegeven om de dingen te doen die niet betamen, vervuld als zij waren van alle onrechtvaardigheid, goddeloosheid, hebzucht, slechtheid, vol afgunst, moord, twist, bedrog, kwaadaardigheid, terwijl zij heimelijke fluisteraars zijn, achterklappers, haters van God, onbeschaamd, hoogmoedig, aanmatigend, uitvinders van schadelijke dingen, ongehoorzaam aan ouders, zonder verstand, ontrouw aan overeenkomsten, zonder natuurlijke genegenheid, onbarmhartig.” — Romeinen 1:21, 28-31.

Het lijdt geen twijfel dat de denkbeelden die deze mannen eropna hielden, rechtstreeks van invloed waren op hun vermogen een christelijk leven te leiden. Zo zijn ook in onze tijd geloofsovertuiging en gedrag te vergelijken met een naadloos kledingstuk, onscheidbaar aaneengeweven. Het is daarom van essentieel belang dat allen die Gods gunst wensen te verwerven, zich ervan vergewissen of hun geloofsovertuiging echt waar is, terdege gebaseerd op Gods Woord. Want ’het is Gods wil dat alle soorten van mensen worden gered en tot een nauwkeurige kennis van de waarheid komen’. — 1 Timotheüs 2:4.

[Illustratie op blz. 25]

De eigendunk van de Farizeeër weerspiegelde wat hij geloofde

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen