-
Bent u bekwaam om te dienen?De Wachttoren 1990 | 1 september
-
-
9. Welke voorzichtigheid moet een ouderling of dienaar in de bediening betrachten met betrekking tot alcoholische dranken?
9 Geen dronken ruziemaker en zich niet overgevend aan veel wijn (1 Timotheüs 3:3, 8; Titus 1:7). Een dienaar in de bediening of een ouderling mag zich niet aan alcohol te buiten gaan. Een zwak voor alcoholische dranken kan ertoe leiden dat hij zijn gedachten en emoties niet meer in bedwang heeft, en daar komen dan weer dronken ruzies en vechtpartijen uit voort. Hij dient niet iemand te zijn die ’zich overgeeft aan veel wijn’ of de reputatie heeft een gewoontedrinker of een zware drinker te zijn (Spreuken 23:20, 21, 29-35). Hoe tragisch als een herderlijk bezoek ontsierd zou worden door onmatigheid! Als een broeder al drinkt, dan zou hij dat niet moeten doen wanneer hij een aandeel heeft aan vergaderingen, de bediening of andere vormen van heilige dienst. — Leviticus 10:8-11; Ezechiël 44:21.
10. Waarom komen liefhebbers van geld en zij die belust zijn op oneerlijke winst, er niet voor in aanmerking ouderling of dienaar in de bediening te zijn?
10 Niet iemand die geld liefheeft of belust is op oneerlijke winst (1 Timotheüs 3:3, 8; Titus 1:7). Liefhebbers van geld verkeren in geestelijk gevaar, en „hebzuchtige personen” zullen Gods koninkrijk niet beërven. Vandaar dat zulke mannen niet in aanmerking komen om ouderling of dienaar in de bediening te zijn (1 Korinthiërs 6:9, 10; 1 Timotheüs 6:9, 10). Het Griekse grondwoord dat met „oneerlijk” is vertaald, heeft als fundamentele betekenis „schandelijk”, en het met „winst” vertaalde grondwoord doelt op iedere vorm van gewin of voordeel (Filippenzen 1:21; 3:4-8). Natuurlijk komt een man wiens instelling te kennen geeft dat hij Gods „schapen” oneerlijk zou behandelen, niet in aanmerking voor verantwoordelijkheid in de gemeente (Ezechiël 34:7-10; Handelingen 20:33-35; Judas 16). De noodzaak voorzichtig te zijn met aanbevelingen wordt nog geaccentueerd als wij ons realiseren dat een man wanneer hij is aangesteld, gelden toevertrouwd kan krijgen en dan in de verleiding zou kunnen komen daar iets van te stelen. — Johannes 12:4-6.
-
-
Bent u bekwaam om te dienen?De Wachttoren 1990 | 1 september
-
-
21. (a) Waarom kan worden gezegd dat een ouderling ’niet slaat’? (b) Wat betekent het redelijk te zijn? (c) Wat betekent „niet strijdlustig”?
21 Niet iemand die slaat, maar redelijk, niet strijdlustig (1 Timotheüs 3:3; Titus 1:7). Als iemand die vredelievend is, slaat een ouderling mensen niet letterlijk, noch intimideert hij hen met schimpende of grievende opmerkingen. (Vergelijk 2 Korinthiërs 11:20.) (De voorgaande opmerking dat hij „geen dronken ruziemaker” is, laat zien dat hij het alcoholmisbruik dat zo vaak tot strijd leidt, vermijdt.) Omdat hij „redelijk” (of: „toegevend; inschikkelijk”) is, niet autoritair en moeilijk te behagen, maakt hij geen kwestie van iets onbeduidends (1 Korinthiërs 9:12; Filippenzen 4:5; 1 Petrus 2:18).
-