Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w87 1/2 blz. 15-20
  • Ons uiterste best doen om het goede nieuws bekend te maken

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Ons uiterste best doen om het goede nieuws bekend te maken
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1987
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • „Dit betekent de liefde tot God”
  • „Een werkman die zich nergens over behoeft te schamen”
  • Streng onderricht en zelfopoffering noodzakelijk
  • Met volharding ons uiterste best doen
  • Doe je uiterste best door aan de volle-tijddienst deel te nemen
    Onze Koninkrijksdienst 1986
  • De zegeningen van de pioniersdienst
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1997
  • Doet u uw uiterste best?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1993
  • Gelukkige volle-tijddienaren
    Onze Koninkrijksdienst 1980
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1987
w87 1/2 blz. 15-20

Ons uiterste best doen om het goede nieuws bekend te maken

„Doe uw uiterste best om u goedgekeurd aan God aan te bieden, als een werkman die zich nergens over behoeft te schamen.” — 2 TIMÓTHEÜS 2:15.

1, 2. Welke toename in de gelederen van volle-tijdbedienaren hebt u waargenomen? Wat heeft daartoe bijgedragen?

„ENKELE jaren geleden dachten velen van ons dat alleen degenen die zich in speciale omstandigheden bevonden, konden pionieren”, zo schreef een pionier, of volle-tijdbedienaar, in Japan. „Het schijnt dat wij het bij het verkeerde eind hadden. Wij komen er achter dat alleen degenen die zich in speciale omstandigheden bevinden, niet kunnen pionieren.”

2 Deze positieve kijk heeft in recente jaren tot een fenomenale toename in de gelederen van volle-tijdbedienaren onder Jehovah’s Getuigen geleid. Tegenwoordig zijn in Japan twee op de vijf Koninkrijksverkondigers in de een of andere tak van volle-tijddienst werkzaam. Maar deze geest van ijver is niet tot Japan beperkt. In het afgelopen dienstjaar is het aantal verkondigers over de gehele wereld met 5 procent toegenomen maar het aantal volle-tijdbedienaren met 22 procent. Het is duidelijk dat Jehovah’s volk de woorden van de apostel Paulus ter harte heeft genomen: „Doe uw uiterste best om u goedgekeurd aan God aan te bieden, als een werkman die zich nergens over behoeft te schamen” (2 Timótheüs 2:15). Doet u dit ook?

„Dit betekent de liefde tot God”

3. Welke motiverende kracht zit achter deze toename?

3 Wanneer pioniers wordt gevraagd waarom zij de volle-tijdbediening ter hand hebben genomen, antwoorden zij steevast dat zij dit uit liefde voor Jehovah God hebben gedaan (Matthéüs 22:37, 38). Zo dient het natuurlijk te zijn, want zonder liefde als de juiste beweegreden zou elke inspanning vergeefs zijn (1 Korinthiërs 13:1-3). Het is werkelijk prijzenswaardig dat zovelen van onze medechristenen — in feite gemiddeld ruim zeven verkondigers in elke gemeente over de hele wereld — er in hun leven ruimte voor hebben gemaakt om op deze wijze blijk te geven van hun liefde voor God.

4. Hoe komt het dat wij God zijn gaan liefhebben? (Romeinen 5:8)

4 Natuurlijk hebben wij allen die ons leven aan Jehovah hebben opgedragen, dit gedaan omdat wij hem liefhebben. Toen wij te weten kwamen hoezeer Jehovah en zijn Zoon, Jezus Christus, ons liefhebben en over de wonderbaarlijke zegeningen hoorden die door Gods koninkrijk gebracht zullen worden, welde er in ons hart liefde voor hem op. De apostel Johannes bracht het aldus onder woorden: „Wij hebben lief omdat hij ons eerst heeft liefgehad” (1 Johannes 4:19). Dit is een natuurlijke reactie van onze zijde omdat wij nu eenmaal zo gemaakt zijn. Maar is dit warme gevoel in ons hart het enige dat betrokken is bij de liefde voor God?

5. Wat is bij de liefde tot God betrokken? (1 Johannes 2:5)

5 Neen, liefde voor God houdt meer in. De apostel Johannes vertelt ons: „Dit betekent de liefde tot God, dat wij zijn geboden onderhouden; en toch zijn zijn geboden geen drukkende last” (1 Johannes 5:3). Ja, evenals waar geloof wordt ware liefde door daden tot uitdrukking gebracht. (Vergelijk 2 Korinthiërs 8:24.) Ware liefde wil degene naar wie die liefde uitgaat behagen en zijn of haar goedkeuring ontvangen. Wat hebben degenen die de volle-tijdbediening op zich hebben genomen een voortreffelijke manier gekozen om er blijk van te geven dat zij Jehovah en Jezus Christus liefhebben!

6. (a) Wat voor personen zijn pionier geworden? Waardoor konden zij de pioniersdienst op zich nemen? (b) Kent u een of meer van zulke voorbeelden?

6 Wij moeten in aanmerking nemen dat omstandigheden van persoon tot persoon verschillen. Doch wanneer wij degenen in ogenschouw nemen die in de volle-tijddienst zijn, bemerken wij dat er onder hen personen zijn die zich in elke mogelijke situatie bevinden — jonge en oude mensen, ongetrouwden en getrouwden, mensen met een goede gezondheid en met een zwakke gezondheid, personen met en zonder gezinsverantwoordelijkheden, enzovoort. Het verschil is hierin gelegen dat deze mensen, net als de apostel Paulus, niet toelaten dat deze factoren barrières op hun weg vormen maar dat zij hebben geleerd die belemmeringen te omzeilen of ermee te leven (2 Korinthiërs 11:29, 30; 12:7). Beschouw bijvoorbeeld een doorsnee gezin eens.

Eiji is een ouderling in zijn gemeente. Hij en zijn vrouw pionieren nu twaalf jaar samen, terwijl zij ook de zorg hebben voor het grootbrengen van drie kinderen. Hoe hebben zij dit klaargespeeld? „Wij moesten eenvoudiger leven”, zegt Eiji. Zelfs de kinderen hebben moeten leren aanvaarden dat er nee werd gezegd op veel van de dingen die zij graag wilden. „Hoewel wij het soms moeilijk hebben gehad, heeft Jehovah altijd in onze behoeften voorzien.”

Zijn al deze offers de moeite waard? „Iedere avond voordat wij de lichten uitdoen, zie ik hoe mijn vrouw haar predikingsberichtje voor die dag invult”, zegt Eiji. „Wanneer ik zie hoe mijn gezin op deze wijze geestelijke belangen op de eerste plaats stelt, heb ik het gevoel dat alles is zoals het behoort te zijn en dat ik iets tot stand heb gebracht. Ik kan mij niet voorstellen dat wij niet samen zouden pionieren.” Hoe denkt zijn vrouw erover? „Eiji zorgt erg goed voor ons”, zegt zij. „Wanneer ik hem bezig zie met geestelijke zaken, voel ik van binnen een diep gevoel van tevredenheid. Ik hoop dat wij het kunnen volhouden.”

Welke uitwerking heeft het op de kinderen gehad dat vader en moeder elke dag zoveel tijd aan het predikingswerk besteden? De oudste zoon werkt nu aan een vier jaar durend bouwproject op het bijkantoor van het Wachttorengenootschap. De dochter is in de gewone pioniersdienst en de nog schoolgaande zoon heeft zich ten doel gesteld een speciale pionier te worden. Zij zijn allen blij dat hun ouders pionier zijn.

7. (a) Geef voorbeelden van mensen die u kent en die hindernissen hebben overwonnen om de volle-tijddienst in te kunnen gaan. (b) Welke bijbelse raad hebben zij ter harte genomen?

7 Zulke gezinnen kunt u onder Jehovah’s Getuigen in veel landen overal ter wereld aantreffen. Zij spannen zich er werkelijk voor in hun omstandigheden zo goed mogelijk te benutten om de volle-tijddienst in te gaan en dan daarin te volharden. Door hun daden laten zij zien wat de liefde tot God werkelijk voor hen betekent. Zij slaan serieus acht op Paulus’ aansporing: „Doe uw uiterste best om u goedgekeurd aan God aan te bieden, als een werkman die zich nergens over behoeft te schamen.” — 2 Timótheüs 2:15.

„Een werkman die zich nergens over behoeft te schamen”

8. Waarom drong Paulus er bij Timótheüs op aan ’zijn uiterste best’ te doen, en wat betekent dit?

8 Toen Paulus deze woorden omstreeks 65 G.T. aan Timótheüs schreef, diende Timótheüs reeds in een zeer verantwoordelijke positie in de christelijke gemeente. Paulus noemde hem „een voortreffelijk soldaat van Christus Jezus” en herinnerde hem herhaaldelijk aan zijn verantwoordelijkheid anderen te onderwijzen en onderricht te geven (2 Timótheüs 2:3, 14, 25; 4:2). Toch drong hij bij Timótheüs op het volgende aan: „Doe uw uiterste best om u goedgekeurd aan God aan te bieden.” De uitdrukking „doe uw uiterste best” is de vertaling van een Griekse uitdrukking die „haast u” betekent. (Zie Kingdom Interlinear Translation.) Anders gezegd, Paulus vertelde Timótheüs dat hij, wilde hij Gods goedkeuring verkrijgen, zijn activiteit moest opvoeren, ook al droeg hij reeds een zware lading verantwoordelijkheid. Met welk doel? Opdat hij ’een werkman kon zijn die zich nergens over behoefde te schamen’.

9. Welke gelijkenis van Jezus kan ons helpen te begrijpen wat Paulus bedoelde toen hij sprak over „een werkman die zich nergens over behoeft te schamen”?

9 Deze laatste uitdrukking doet ons denken aan de drie slaven in Jezus’ gelijkenis van de talenten, zoals die in Matthéüs 25:14-30 opgetekend staat. Toen de meester was teruggekeerd, was voor hen de tijd aangebroken hun werk ter goedkeuring aan de meester voor te leggen. De slaven aan wie de vijf en de twee talenten waren gegeven, werden door de meester geprezen voor wat zij hadden gedaan met datgene wat aan hun zorg was toevertrouwd. Zij werden uitgenodigd ’de vreugde van hun meester binnen te gaan’. Maar de slaaf aan wie één talent was toevertrouwd, bleek te kort geschoten te zijn. Wat hij had, werd weggenomen, en tot zijn schande werd hij „in de duisternis buiten” geworpen.

10. Waarom werd de slaaf die één talent had ontvangen te schande gemaakt en gestraft?

10 De eerste twee slaven hadden hard gewerkt en ervoor gezorgd dat hun meester winst maakte. Zij waren werkelijk arbeiders ’die zich nergens over behoefden te schamen’. Maar waarom werd de derde slaaf te schande gemaakt en gestraft, hoewel hij datgene wat hem was gegeven toch nog in bezit had? Omdat hij er niets positiefs mee had gedaan. Zoals de meester hem onder de aandacht bracht, had hij het geld ten minste op de bank kunnen zetten. Maar de fout was in wezen daarin gelegen dat hij geen echte liefde voor zijn meester had. ’Ik werd bevreesd en ik ben uw talent in de grond gaan verbergen’, biechtte hij aan de meester op (Matthéüs 25:25; vergelijk 1 Johannes 4:18). Hij bezag zijn meester als een hardvochtig, „veeleisend mens” en beschouwde de hem opgedragen taak als een last. Hij deed zo min mogelijk zodat het er nog net mee door kon in plaats van zijn „uiterste best” te doen om de goedkeuring van de meester te verwerven.

11. Van welk belang is die gelijkenis voor ons in deze tijd?

11 Die gelijkenis gaat in deze tijd in vervulling. De Meester, Jezus Christus, is teruggekeerd en inspecteert zowel het werk van de leden van zijn „slaaf”-klasse als van hun metgezellen, de „grote schare” van met schapen te vergelijken personen (Matthéüs 24:45-47; Openbaring 7:9, 15). Wat krijgt de Meester te zien? Indien wij ons tevreden stellen met een symbolische dienst, die er nog net mee door kan, dan zouden wij wel eens kunnen behoren tot degenen die te schande gemaakt en „in de duisternis buiten” geworpen worden. Indien wij daarentegen ’ons uiterste best doen’, dat wil zeggen ’haast maken’ met ons werk wegens de dringendheid van de tijd, zullen wij goedgekeurd bevonden worden als ’werkers die zich nergens over behoeven te schamen’ en zullen wij in de ’vreugde van onze meester’ delen.

Streng onderricht en zelfopoffering noodzakelijk

12. Welke factoren hebben ertoe bijgedragen dat een groot percentage van de verkondigers in Japan de volle-tijddienst is ingegaan?

12 De voortdurende toename die in het ene land na het andere land over de gehele wereld plaatsvindt in de gelederen van de pioniers, is een duidelijk bewijs dat Jehovah’s volk als geheel ’zijn uiterste best doet’ om zich ’werkers te betonen die zich nergens over behoeven te schamen’. Maar hebt u zich ooit afgevraagd waarom in bepaalde landen een veel groter percentage van onze broeders in staat is de volle-tijddienst op zich te nemen dan in andere landen? Deze interessante vraag werd enkelen van de pioniers in Japan voorgelegd. Beschouw de hier volgende antwoorden eens:

„Ik geloof niet dat het betekent dat het geloof, of de liefde, van de Japanse Getuigen groter is dan die van hun broeders in andere landen”, zei een Bethelwerker die zo’n dertig jaar in de volle-tijddienst is. „Maar ik geloof wel dat de aard van het Japanse volk er waarschijnlijk iets mee te maken heeft. Over het geheel genomen zijn Japanners gehoorzaam; zij reageren snel op aanmoediging.”

„Omdat er zoveel pioniers in bijna elke gemeente zijn,” zo luidde het commentaar van een ouderling, „heerst de algemene opvatting dat iedereen kan pionieren.” De Japanners doen graag dingen in groepsverband. Zij hebben een voortreffelijke teamgeest.

Dit zijn beslist tot nadenken stemmende opmerkingen, en indien ons er veel aan gelegen is onze dienst voor Jehovah te verbeteren, zijn er een aantal in het oog springende punten die een zorgvuldige beschouwing onzerzijds waard zijn.

13. Hoe kunnen wij er baat bij hebben stil te staan bij de kwestie van gehoorzaamheid en het snel reageren op aanmoediging?

13 Laten wij eerst eens stilstaan bij de kwestie van gehoorzaamheid en het snel reageren op aanmoediging. Wanneer leiding en aanmoediging uit de juiste bron komen, is het alleen maar juist om er zonder aarzelen gunstig op te reageren. In plaats van deze hoedanigheden derhalve als puur een volksaard te bezien, houden wij Jezus’ woorden in gedachte: „Mijn schapen luisteren naar mijn stem, en ik ken ze, en zij volgen mij” (Johannes 10:27). Wij herinneren ons ook dat „bereid[heid] tot gehoorzamen” een kenmerk is van „de wijsheid van boven” (Jakobus 3:17). Alle christenen worden ertoe aangemoedigd zich met deze hoedanigheden te bekleden. Het kan zijn dat sommigen vanwege hun achtergrond en opvoeding meer tot een onafhankelijke denkwijze en eigenzinnigheid geneigd zijn dan anderen. Misschien is dit een terrein waarop wij onszelf streng moeten onderrichten en ’onze geest moeten hervormen’ opdat wij duidelijker kunnen onderscheiden wat de „wil van God” is. — Romeinen 12:2.

14. Welke uitnodiging hebben alle opgedragen christenen aanvaard, en wat is erbij betrokken?

14 Als opgedragen christenen hebben wij Jezus’ uitnodiging aanvaard: „Wil iemand achter mij komen, dan moet hij zichzelf verloochenen en zijn martelpaal opnemen en mij voortdurend volgen” (Matthéüs 16:24). Onszelf „verloochenen”, betekent letterlijk ’afstand te doen van elk eigendomsrecht over onszelf’ en vervolgens bereidwillig te aanvaarden dat wij door Jehovah God en Jezus Christus in eigendom genomen worden en voortaan ons leven door hen laten beheersen en ons door hen laten vertellen wat wij wel en wat wij niet moeten doen. Hoe zouden wij beter kunnen demonstreren dat wij onszelf verloochend hebben dan door als volle-tijddienaar Jezus’ voetstappen te volgen?

15. (a) Hoe houdt tevreden zijn met wat minder op materieel gebied verband met het navolgen van Jezus? (b) Hoe reageerden de vroege discipelen op Jezus’ uitnodiging om hem te volgen?

15 Dan is er de kwestie van tevreden zijn met wat minder op materieel gebied. Dit gaat duidelijk lijnrecht in tegen de algemeen heersende tendens in de wereld, waar alles erop gericht is dat men zich overgeeft aan „de begeerte van het vlees en de begeerte der ogen en het opzichtige geuren met de middelen voor levensonderhoud die men heeft” (1 Johannes 2:16). Maar Jezus zei nadrukkelijk: „Gij kunt er derhalve zeker van zijn dat niemand van u mijn discipel kan zijn, als hij niet al zijn bezittingen vaarwelzegt” (Lukas 14:33). Waarom is dit zo? Omdat een discipel van Jezus zijn meer inhoudt dan slechts een gelovige te zijn. Toen Jezus in het tweede jaar van zijn bediening Andréas, Petrus, Jakobus, Johannes en de anderen riep om zijn discipelen te zijn, ging hij verder dan hun alleen maar te vragen om in hem als de Messías te geloven. Later nodigde hij hen uit om hem te volgen en het werk te doen dat hij deed, dat wil zeggen, het werk van een volle-tijdprediker. Hoe reageerden zij? „Terstond lieten zij hun netten in de steek en volgden hem.” Jakobus en Johannes „lieten [zelfs] hun vader Zebedéüs met de loonarbeiders in de boot en gingen hem achterna” (Markus 1:16-20). Zij lieten hun bedrijf en hun vroegere metgezellen in de steek en werden volle-tijdpredikers.

16. Waarin dienen wij als opgedragen christenen onze tijd en energie te investeren? (Spreuken 3:9)

16 Het is derhalve gemakkelijk te begrijpen waarom tevreden zijn met minder zo’n belangrijke factor is bij onze krachtsinspanningen om ons uiterste best te doen in Jehovah’s dienst. Indien wij de last van veel materiële dingen of verplichtingen meetorsen, zouden wij gelijk de rijke jonge regeerder kunnen worden die Jezus’ uitnodiging om zijn volgeling te zijn afsloeg, niet omdat hij er niet toe in staat was Jezus te volgen, maar omdat hij niet bereid was zijn „vele goederen” achter te laten (Matthéüs 19:16-22; Lukas 18:18-23). In plaats van onze tijd en energie dus te verspillen met het najagen van dingen die binnenkort ’voorbijgaan’, willen wij deze waardevolle middelen tot ons eeuwige welzijn investeren. — 1 Johannes 2:16, 17.

17. In welke mate kan een teamgeest een positieve invloed uitoefenen?

17 Ten slotte is er nog de kwestie van een teamgeest. Andréas, Petrus, Jakobus en Johannes hebben ongetwijfeld invloed op elkaar uitgeoefend ten aanzien van hun beslissing Jezus’ uitnodiging om hem te volgen te aanvaarden (Johannes 1:40, 41). Insgelijks dient het feit dat zovelen van onze broeders en zusters in hun drukke leven plaats kunnen inruimen voor de volle-tijddienst, ons ertoe te bewegen ernstig na te denken over onze eigen situatie. Aan de andere kant kunnen degenen onder ons die zich reeds in dit voorrecht verheugen, hun gelukkige ervaringen met anderen delen en ook hen daardoor aanmoedigen zich bij hen aan te sluiten. En natuurlijk kunnen volle-tijddienaren elkaar helpen tot nut van allemaal. — Romeinen 1:12.

18. Hoe kunnen wij allen een bijdrage leveren tot de pioniersgeest?

18 Zelfs degenen die het zich vanwege hun huidige omstandigheden niet kunnen permitteren de volle-tijdbediening op zich te nemen, kunnen veel doen om tot de pioniersgeest bij te dragen. Hoe dan wel? Door hen die pionieren te ondersteunen en aan te moedigen, door actieve belangstelling te tonen voor degenen die wellicht in de toekomst in de pioniersdienst kunnen gaan, door er regelingen voor te treffen dat ten minste één lid van hun gezin kan pionieren, door bij elke mogelijke gelegenheid een aandeel te hebben aan het hulppionierswerk en door eraan te werken zelf zo spoedig mogelijk de volle-tijddienst op zich te nemen. Aldus kunnen wij allemaal ’ons uiterste best doen’ Jehovah te dienen, of wij op dit ogenblik nu wel of niet als volle-tijddienaar staan ingeschreven.

Met volharding ons uiterste best doen

19. Wat dient met het oog op de tijd ons vaste besluit te zijn?

19 Ja, terwijl Jehovah het werk bespoedigt, is het voor ons thans de tijd ’ons uiterste best te doen’ om ’werkers te zijn die zich nergens over behoeven te schamen’. Als voortreffelijke soldaten van Jezus Christus is het ook noodzakelijk ons te ontdoen van alle onnodige lasten, opdat wij doeltreffend kunnen dienen en zijn goedkeuring kunnen verwerven (2 Timótheüs 2:3-5). Terwijl wij hard werken om ons aandeel in de Koninkrijksdienst te vergroten, kunnen wij er verzekerd van zijn dat onze pogingen rijk beloond zullen worden (Hebreeën 6:10; 2 Korinthiërs 9:6). Laten wij dus, in plaats van de zaak als het ware van een afstand te bekijken, met volharding ons uiterste best doen om het goede nieuws te prediken, in antwoord op de uitnodiging van de psalmist: „Dient Jehovah met verheuging. Komt voor zijn aangezicht met vreugdegeroep.” — Psalm 100:2.

Overzichtskader

◻ Wat is er betrokken bij liefde tot God?

◻ Wat was er in werkelijkheid aan de hand met de derde slaaf in Jezus’ illustratie van de talenten?

◻ Wat betekent het onszelf te verloochenen?

◻ Waarom moeten volgelingen van Jezus hun materiële goederen vaarwelzeggen?

◻ Hoe kunnen wij allen tot de pioniersgeest bijdragen?

[Illustratie op blz. 18]

’Werp de onnutte slaaf buiten’

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen