HENOCH
(He̱noch) [Opgeleide; Ingewijde (d.w.z. opgedragen, gewijd)].
1. Zoon van Kaïn en vader van Irad. Henoch werd geboren in het land der Vluchtelingschap, nadat Kaïn zijn broer Abel had gedood. — Ge 4:17, 18.
2. De zoon van Jered. Hij werd geboren toen zijn vader 162 jaar was, en hij was de zevende in de geslachtslijn vanaf Adam. Henoch had behalve Methusalah, die hem op de leeftijd van 65 jaar geboren werd, nog meer zonen en dochters. Hij behoorde tot de „grote wolk van getuigen” uit de oudheid, die in het oog springende voorbeelden van geloof waren. „Henoch bleef met de ware God wandelen” (Ge 5:18, 21-24; Heb 11:5; 12:1). Als een profeet van Jehovah voorzei hij dat God met Zijn heilige myriaden zou komen om aan de goddelozen het oordeel te voltrekken (Ju 14, 15). Waarschijnlijk werd hij wegens zijn activiteit als profeet vervolgd. God liet echter niet toe dat Henoch door zijn tegenstanders werd gedood. In plaats daarvan ’nam Jehovah hem weg’, dat wil zeggen, hij verkortte Henochs leven zodat hij stierf toen hij 365 jaar was, een leeftijd die ver onder de leeftijd lag waarop de meeste van zijn tijdgenoten stierven. Henoch werd „overgebracht, opdat hij de dood niet zou zien,” wat kan betekenen dat God hem in een profetische trancetoestand bracht en vervolgens, terwijl Henoch zich in die trancetoestand bevond, zijn leven beëindigde zodat hij de smarten van de dood niet heeft ondergaan (Ge 5:24; Heb 11:5, 13). Met het oog op Jezus’ duidelijke verklaring in Johannes 3:13 werd Henoch niet in de hemel opgenomen. Het schijnt dat Jehovah zich van Henochs lichaam ontdeed, zoals hij dat met het lichaam van Mozes heeft gedaan, want „hij was nergens te vinden”. — De 34:5, 6; Ju 9.
Henoch is niet de schrijver van „Het boek Henoch”. Het is een niet-geïnspireerd, apocrief boek dat vele eeuwen later, waarschijnlijk ergens in de 2de of 1ste eeuw v.G.T., werd geschreven.
3. De eerste stad die in de bijbel genoemd wordt. Kaïn bouwde deze stad in het land der Vluchtelingschap ten O van Eden en noemde die stad naar zijn zoon Henoch. — Ge 4:17.