Wees gehoorzaam aan hen die de leiding nemen
„Weest gehoorzaam aan hen die onder u de leiding nemen en weest onderdanig, want zij waken over uw ziel als mensen die rekenschap zullen afleggen.” — HEBREEËN 13:17.
1. Hoe trekken wij voordeel van het werk van christelijke opzieners?
JEHOVAH heeft voorzien in opzieners voor zijn organisatie in deze „tijd van het einde” (Daniël 12:4). Zij nemen de leiding in het verzorgen van de met schapen te vergelijken leden ervan, en hun opzicht is verkwikkend (Jesaja 32:1, 2). Bovendien vormt liefdevol opzicht door ouderlingen die Gods kudde met tederheid behandelen, een bescherming tegen Satan en dit goddeloze samenstel van dingen. — Handelingen 20:28-30; 1 Petrus 5:8; 1 Johannes 5:19.
2. Hoe bezagen sommigen de apostel Paulus, maar welke houding tegenover de ouderlingen is passend?
2 Maar hoe beziet u de ouderlingen? Zegt u in uw hart: ’Ik ga nooit meer naar een ouderling in deze gemeente als ik met een probleem zit, want ik heb geen vertrouwen in wie maar ook van hen’? Als u er zo tegenover staat, legt u dan wellicht te sterk de nadruk op hun onvolmaaktheden? In het oude Korinthe zeiden sommigen van de apostel Paulus: „Zijn brieven zijn gewichtig en krachtig, maar zijn tegenwoordigheid in persoon is zwak en zijn spreken verachtelijk.” Toch had God Paulus aan een bediening toegewezen en gebruikte hij hem als „een apostel der natiën” (2 Korinthiërs 10:10; Romeinen 11:13; 1 Timótheüs 1:12). Het valt dan ook te hopen dat uw opinie meer overeenkomt met die van de zuster die zei: „Wij hebben het allerbeste lichaam van ouderlingen in de wereld. Toen er hulp geboden moest worden, waren zij er prompt.”
Waarom hen gehoorzamen?
3. Hoe dienen wij christelijke onderherders te bezien, als wij willen dat de Heer met de geest is die wij aan de dag leggen?
3 Aangezien christelijke onderherders zijn verschaft door de Grote Herder, Jehovah God, kunnen wij wel aanvoelen hoe hij wil dat wij hen bezien. God verwacht beslist dat wij gehoor geven aan de op de bijbel gebaseerde leiding die wij ontvangen door bemiddeling van liefdevolle opzieners onder de supervisie van het Besturende Lichaam van Jehovah’s Getuigen. Dan ’zal de Heer zijn met de geest die wij aan de dag leggen’, dan zullen wij vrede genieten en dan zullen wij geestelijk opgebouwd worden. — 2 Timótheüs 4:22; vergelijk Handelingen 9:31; 15:23-32.
4. Hoe kunnen wij persoonlijk Hebreeën 13:7 toepassen?
4 Paulus drong erop aan: „Houdt hen in gedachtenis die onder u de leiding nemen, die het woord van God tot u hebben gesproken, en volgt hun geloof na, lettend op het einde van hun wandel” (Hebreeën 13:7). Onder de vroege christenen waren het in de eerste plaats de apostelen die de leiding namen. Voor ons in deze tijd zijn het degenen die het Besturende Lichaam van Jehovah’s Getuigen vormen, die wij kunnen gadeslaan, alsook andere gezalfde opzieners en mannen van de „grote schare” die onder ons de leiding nemen (Openbaring 7:9). Hoewel er niet bij ons op wordt aangedrongen hun manier van spreken, lichaamshouding en andere menselijke trekken na te bootsen, moeten wij kunnen bereiken dat het einde van onze wandel goed is door hun geloof na te bootsen.
5. Aan wie is in deze tijd op aarde de voornaamste verantwoordelijkheid voor de zorg voor de christelijke gemeente toevertrouwd, en wat komt hun toe?
5 In deze tijd is op aarde de voornaamste verantwoordelijkheid voor de zorg voor onze geestelijke behoeften toevertrouwd aan „de getrouwe en beleidvolle slaaf”. Het Besturende Lichaam vertegenwoordigt de „slaaf” en neemt de leiding en coördineert de wereldwijde Koninkrijksprediking (Matthéüs 24:14, 45-47). Vooral deze met de geest gezalfde ouderlingen zouden bezien kunnen worden als geestelijke bestuurders, want Hebreeën 13:7 kan weergegeven worden met: „Weest hen indachtig die u . . . besturen” (Kingdom Interlinear). Met meer dan 57.000 gemeenten en ruim 3.500.000 Koninkrijksverkondigers hebben de twaalf ouderlingen die het Besturende Lichaam vormen, ’volop te doen in het werk van de Heer’ (1 Korinthiërs 15:58). Gezien hun van God ontvangen toewijzing verdienen zij onze volledige medewerking, net zoals het eerste-eeuwse besturende lichaam de medewerking ontving van de vroege christenen. — Handelingen 15:1, 2.
6. Wat zijn enkele dingen die door ouderlingen ten behoeve van Jehovah’s volk worden gedaan?
6 Opzieners zijn door de geest aangesteld om zorg te dragen voor de geestelijke behoeften van de gemeente (Handelingen 20:28). Zij zorgen ervoor dat de Koninkrijksboodschap wordt gepredikt in het gebied van de plaatselijke gemeente. Deze aan schriftuurlijke vereisten beantwoordende mannen verschaffen ook op een liefdevolle wijze geestelijke leiding. Zij vermanen, bemoedigen en leggen getuigenis af aan hun geestelijke broeders en zusters, opdat dezen ermee voortgaan te wandelen op een wijze welke God waardig is (1 Thessalonicenzen 2:7, 8, 11, 12). Zelfs wanneer iemand een misstap doet voordat hij zich dat bewust is, trachten deze mannen hem „in een geest van zachtaardigheid” terecht te brengen. — Galaten 6:1.
7. Welke raad gaf Paulus in Hebreeën 13:17?
7 Ons hart wordt ertoe aangezet om met zulke liefdevolle opzieners samen te werken. Dit is passend, zoals Paulus schreef: „Weest gehoorzaam aan hen die onder u de leiding nemen en weest onderdanig, want zij waken over uw ziel als mensen die rekenschap zullen afleggen, opdat zij dit met vreugde en niet met zuchten mogen doen, want dit zou voor u schadelijk zijn” (Hebreeën 13:17). Hoe moeten wij deze raad begrijpen?
8, 9. (a) Waarom dienen wij volgens Hebreeën 13:17 gehoorzaam te zijn aan hen die de leiding nemen? (b) Welke goede gevolgen kunnen onze gehoorzaamheid en onderdanigheid hebben?
8 Paulus dringt er bij ons op aan degenen die ons in geestelijke zin besturen, te gehoorzamen. Wij moeten ’onderdanig zijn’, inschikkelijk tegenover deze onderherders. Waarom? Omdat ’zij waken over onze ziel’, of ons aan God opgedragen leven. En hoe „waken” zij? De hier gebruikte vorm (indicativus van het praesens activum) van het Griekse werkwoord a·gruʹpne·o betekent letterlijk dat de ouderlingen „zich onthouden van slaap”. Dit doet ons denken aan de eenzame herder die het zonder slaap stelt om zijn kudde tegen nachtelijke gevaren te beschermen. Ouderlingen brengen soms nachten zonder slaap door omdat zij hun zorg voor de kudde in gebed aan God voorleggen of geestelijke hulp bieden aan medegelovigen. Hoezeer dienen wij hun getrouwe dienst te waarderen! Stellig zullen wij niet als de „goddeloze mensen” uit Judas’ dagen willen zijn die ’heerschappij minachtten en schimpend spraken over heerlijken’, gezalfde christelijke ouderlingen aan wie een door God geschonken heerlijkheid of eer was verleend. — Judas 3, 4, 8.
9 Het zou Jehovah mishagen als wij nalieten gehoorzaam en onderdanig te zijn aan christelijke opzieners. Dit zou bovendien een last voor hen vormen en zou ons in geestelijk opzicht schaden. Als wij de ouderlingen niet onze medewerking schonken, zouden zij hun taken misschien met zuchten behartigen, wellicht in een geest van ontmoediging die zou kunnen resulteren in een verlies van vreugde in onze christelijke activiteiten. Maar onze gehoorzaamheid en onderdanigheid bevorderen godvruchtig gedrag en versterken ons geloof. ’De Heer is met de geest die wij aan de dag leggen’, en vreugde gedijt in zo’n klimaat van samenwerking, vrede en eenheid. — 2 Timótheüs 4:22; Psalm 133:1.
10. Waarom komt volgens 1 Timótheüs 5:17 degenen die op een voortreffelijke wijze de leiding hebben, eer toe?
10 Dat wij gehoorzaam en onderdanig zijn aan gemeenteouderlingen betekent niet dat wij mensenbehagers zijn. Dat zou onschriftuurlijk zijn, want christelijke slaven in de eerste eeuw werd gezegd hun meester te gehoorzamen, „niet met daden van ogendienst, als mensenbehagers, maar met oprechtheid van hart, met vrees voor Jehovah” (Kolossenzen 3:22; Efeziërs 6:5, 6). Opzieners ’die op een voortreffelijke wijze de leiding hebben en hard werken wat spreken en onderwijzen betreft’, komt voornamelijk eer toe omdat hun onderwijs is gebaseerd op Gods Woord. Paulus schreef immers: „De oudere mannen die op een voortreffelijke wijze de leiding hebben, moet dubbele eer waardig worden geacht, vooral degenen die hard werken wat spreken en onderwijzen betreft. Want de schriftplaats luidt: ’Gij moogt een stier niet muilbanden wanneer hij het graan uitdorst’, en: ’De werkman is zijn loon waard.’” — 1 Timótheüs 5:17, 18.
11. Hoe kan een ouderling „dubbele eer” ten deel vallen, maar wat moet hij vermijden?
11 De hier aangehaalde woorden van Paulus laten zien dat het zeker geoorloofd is materiële hulp te geven aan degenen die de geestelijke belangen van anderen dienen. Dit betekent echter niet dat ouderlingen een salaris dienen te ontvangen, en „dubbele eer” is beslist niet iets wat door een ouderling opgeëist wordt. Het kan op spontane wijze van leden van de gemeente komen, maar hij moet zijn toewijzing nooit gebruiken om macht of materiële bezittingen te verwerven. Hij dient niet zijn eigen eer te zoeken of hoofdzakelijk om te gaan met de meer welgestelden om daar in materieel opzicht beter van te worden, terwijl hij anderen verwaarloost (Spreuken 25:27; 29:23; Judas 16). In plaats daarvan moet een ouderling Gods kudde ’gewillig weiden, niet uit liefde voor oneerlijke winst, maar bereidwillig’. — 1 Petrus 5:2.
12. Welke overweging zal ons helpen gehoorzaam te zijn aan hen die onder ons de leiding nemen?
12 Het zal ons helpen hen die de leiding nemen, te gehoorzamen en te eren, als wij bedenken dat God zelf in de ouderlingen heeft voorzien (Efeziërs 4:7-13). Aangezien deze mannen door de geest zijn aangesteld en Gods organisatie een uitermate belangrijke plaats inneemt in het leven van Jehovah’s Getuigen, zullen wij stellig onze dankbaarheid en ons respect voor theocratische regelingen willen demonstreren. Bovendien kunnen wij nieuwelingen helpen deze instelling te ontwikkelen als wij een voortreffelijk voorbeeld geven van gehoorzaamheid en onderdanigheid aan hen die onder ons de leiding nemen.
Waarom hun dienst waarderen?
13. (a) Welke tegengestelde meningen over leiderschap bestaan er in enerzijds de wereld en anderzijds Gods organisatie? (b) Welke goede redenen hebben wij voor vertrouwen in de mannen die onder ons de leiding nemen? (c) Wat dienen wij te doen in plaats van de onvolmaaktheden van hardwerkende ouderlingen op te blazen?
13 In de wereld bestaat er een neiging leiderschap te verwerpen. In een voordracht zei iemand erover: „Het steeds hogere niveau van onderwijs heeft de voorraad beschikbaar talent dermate doen toenemen dat volgelingen zo kritisch zijn geworden dat het bijna onmogelijk is hen te leiden.” Maar in Gods organisatie heerst geen geest van onafhankelijk denken, en wij hebben goede redenen om vertrouwen te hebben in de mannen die onder ons de leiding nemen. Om er enkele te noemen: Alleen zij die aan de schriftuurlijke vereisten voldoen, worden als ouderlingen aangesteld (1 Timótheüs 3:1-7). Zij worden opgeleid om vriendelijk, liefdevol en behulpzaam te zijn, maar wel degelijk vastberaden de hand te houden aan Jehovah’s rechtvaardige maatstaven. De ouderlingen houden zich aan de schriftuurlijke waarheid, ’stevig vasthoudend aan het getrouwe woord, opdat zij in staat zijn door de gezonde leer te vermanen’ (Titus 1:5-9). Natuurlijk dienen wij niet hun menselijke onvolmaaktheden op te blazen, want wij zijn allemaal onvolmaakt (1 Koningen 8:46; Romeinen 5:12). In plaats van ons vanwege hun beperkingen gefrustreerd te voelen en hun raad licht op te vatten, is het beter de op de bijbel gebaseerde leiding van de ouderlingen te waarderen en te aanvaarden als afkomstig van God.
14. Welke kijk dient een ouderling in het licht van 1 Timótheüs 1:12 te hebben op de hem toegewezen bediening?
14 Paulus, een man die waardering had, zei: „Ik ben Christus Jezus, onze Heer, die mij kracht heeft verleend, dankbaar, omdat hij mij getrouw heeft geacht door mij aan een bediening toe te wijzen” (1 Timótheüs 1:12). Die bediening, of dienst, omvatte de prediking en het dienen van medegelovigen. Hoewel een opziener een toewijzing van de heilige geest heeft om als herder te dienen, mag dit hem niet ertoe brengen zich superieur te voelen aan anderen, want hij maakt zelf deel uit van Gods kudde van met schapen te vergelijken personen (1 Petrus 5:4). In plaats daarvan dient hij dankbaar te zijn dat het Hoofd van de gemeente, Jezus Christus, hem waardig heeft gerekend leden van de kudde te dienen en dat God hem daarvoor de bekwaamheid heeft geschonken door hem een mate van kennis, wijsheid en verstand te verlenen (2 Korinthiërs 3:5). Aangezien een ouderling reden heeft om dankbaar te zijn voor zijn van God ontvangen voorrechten, dienen andere leden van de gemeente waardering te hebben voor deze bediening of dienst.
15. Wat is de essentie van Paulus’ raad in 1 Thessalonicenzen 5:12, 13?
15 Jehovah’s Getuigen zijn dankbaar voor de organisatie die God in deze laatste dagen heeft opgebouwd, en die waardering beweegt ons ertoe de ouderlingen te respecteren. Wij dienen graag volledig samen te werken met de regelingen die zij ten behoeve van ons treffen. Paulus zei: „Nu verzoeken wij u, broeders, respect te hebben voor hen die onder u hard werken en de leiding over u hebben in de Heer en u ernstig vermanen, en hun om hun werk meer dan buitengewone achting in liefde te betonen” (1 Thessalonicenzen 5:12, 13). Het toepassen van deze raad brengt vreugde en Jehovah’s zegen.
Reageer snel op raad
16, 17. Welke raad geven ouderlingen wellicht betreffende het huwelijk, en wat is het resultaat van het opvolgen ervan?
16 Paulus drong er bij Titus op aan ’te blijven vermanen en terechtwijzen met volledige autoriteit’ (Titus 2:15). Evenzo wijzen Gods vertegenwoordigers in deze tijd ons op bijbelse beginselen en wetten. Er zijn goede redenen om positief te reageren op de herhaaldelijk gegeven aansporing om de raad en leiding van Jehovah’s organisatie en de aangestelde ouderlingen toe te passen.
17 Om dit te illustreren: De ouderlingen dringen er wellicht bij een christen op aan gevolg te geven aan de bijbelse raad ’alleen in de Heer te trouwen’ (1 Korinthiërs 7:39; Deuteronomium 7:3, 4). Zij wijzen er misschien op dat een huwelijk met een ongedoopte tot ernstige problemen kan leiden, zoals zelfs koning Salomo ernstig dwaalde door buitenlandse vrouwen te nemen, die zijn hart tot valse goden neigden en van Jehovah afkeerden (1 Koningen 11:1-6). De ouderlingen leggen misschien ook uit dat Ezra joodse mannen hun heidense vrouwen liet wegsturen, en dat Nehemía zei dat zij die ongelovigen huwden, ’een groot kwaad bedreven door ontrouw te handelen tegenover God’ (Nehemía 13:23-27; Ezra 10:10-14; zie De Wachttoren, 1 juni 1982, blz. 29, 30; 15 november 1986, blz. 26-30). Zegeningen en de voldoening Jehovah te behagen zijn het resultaat als zulke schriftuurlijke raad die door liefdevolle ouderlingen wordt gegeven, wordt opgevolgd.
18. Hoe dienen wij te reageren op de uitsluiting van een familielid, in aanmerking genomen wat Paulus in 1 Korinthiërs 5:9-13 schreef?
18 Het is ook juist om de rechterlijke beslissingen van de ouderlingen te respecteren. Paulus zei christenen in Korinthe „niet langer in het gezelschap te verkeren van iemand, een broeder genoemd, die een hoereerder of een hebzuchtig persoon of een afgodendienaar of een beschimper of een dronkaard of een afperser is, en met zo iemand zelfs niet te eten”. Zij moesten ’de goddeloze man uit hun midden verwijderen’ (1 Korinthiërs 5:9-13). Maar hoe zou u handelen als een van uw familieleden werd uitgesloten? Hoewel er in beperkte mate contact nodig zou kunnen zijn om familieaangelegenheden te behartigen, zou alle geestelijke omgang met het uitgesloten familielid beëindigd moeten worden. (Zie De Wachttoren, 1 december 1981, blz. 23-26.) Loyaliteit aan God en zijn organisatie dient ons er beslist toe aan te zetten de rechterlijke beslissingen van de opzieners te respecteren.
19. Wat dienen wij te doen als de ouderlingen ons laten zien dat wij in geestelijk opzicht de verkeerde kant opgaan?
19 Het is niet gemakkelijk op de smalle weg ten leven te blijven. Daartoe moeten wij de leiding volgen die gegeven wordt in Gods Woord en door hen aan wie herderlijke verantwoordelijkheden in zijn organisatie zijn toevertrouwd (Matthéüs 7:13, 14). Als wij met de auto van de ene stad naar de andere reisden en een verkeerde afslag namen, zouden wij iets moeten doen om onze koers te corrigeren. Doen wij dat niet, dan zouden wij nooit onze bestemming bereiken. Evenzo geldt dat als de ouderlingen ons laten zien dat wij in geestelijk opzicht de verkeerde kant opgaan, misschien door verkering te hebben met een ongelovige, wij hun schriftuurlijke raad snel moeten toepassen. Dit zou één manier zijn om te tonen dat wij werkelijk ’op Jehovah vertrouwen’. — Spreuken 3:5, 6.
Respect zelfs in kleine dingen
20. Welke vragen kunnen wij onszelf stellen opdat wij zelfs in kleine dingen respect tonen voor de leiding van de ouderlingen?
20 Wij moeten zelfs in kleine dingen respect tonen voor de leiding van de ouderlingen. Daarom zouden wij onszelf kunnen afvragen: ’Verleen ik medewerking als de ouderlingen ons vragen de zieken te bezoeken of nieuwelingen in de velddienst op te leiden? Aanvaard ik bereidwillig toewijzingen voor vergaderingen en bereid ik ze goed voor? Ben ik er ontvankelijk voor wanneer ouderlingen aanwijzingen geven met betrekking tot het reserveren van zitplaatsen op congressen, of onze manier van kleden, enzovoorts? Werk ik mee wanneer zij ons vragen te assisteren bij het schoonmaken van de Koninkrijkszaal, onze velddienst prompt te rapporteren of op tijd op de vergaderingen te zijn?’
21. Aan welke woorden van Jezus kunnen wij denken in verband met het tonen van respect voor de ouderlingen?
21 Gemeenteopzieners waarderen onze medewerking, en er vloeit veel goeds uit voort. Ja, dat wij respect tonen en zelfs in kleine dingen medewerking verlenen, kan ons heel goed aan Jezus’ woorden doen denken: „Wie getrouw is in het geringste, is ook getrouw in veel” (Lukas 16:10). Wij willen beslist getrouw bevonden worden.
Blijf gunstig reageren op liefdevol opzicht
22. Wat zijn enkele van de voordelen die voortvloeien uit het liefdevolle opzicht van de getrouwe slaaf en gemeenteouderlingen?
22 De voordelen die voortvloeien uit het liefdevolle opzicht van de getrouwe slaaf en gemeenteouderlingen bewijzen dat Jehovah’s rijke zegen rust op zijn aardse organisatie. Bovendien komen in bekwame leiding door de ouderlingen hun individuele bekwaamheden in een harmonieus geheel tot hun recht en wordt er onder ons eenheid bevorderd. Ook resulteert het in eensgezinde en succesvolle krachtsinspanningen om de Koninkrijksbelangen te bevorderen. Ja, één positief resultaat van onze waarderende reactie op het opzicht van hen die de leiding nemen, is dat God ons zegent in ons prediken en maken van discipelen (Matthéüs 28:19, 20). Onze samenwerking met de ouderlingen vormt ook een voorbereiding op eeuwig leven in het nieuwe samenstel van dingen.
23. Waartoe dienen wij in het licht van 1 Johannes 5:3 bewogen te worden?
23 Aangezien wij Jehovah liefhebben, is gehoorzaamheid aan hem geen onaangename verplichting. De apostel Johannes schreef: „Dit betekent de liefde tot God, dat wij zijn geboden onderhouden; en toch zijn zijn geboden geen drukkende last” (1 Johannes 5:3). Loyale christenen gehoorzamen Jehovah’s geboden graag en worden ertoe bewogen samen te werken met hen aan wie hij opzicht over de gemeente heeft toevertrouwd. Hoe dankbaar zijn wij dat wij ons in Gods organisatie mogen bevinden en zulke „gaven in mensen” hebben! (Efeziërs 4:8) Laten wij dan ook in het volledige vertrouwen dat God zijn volk leidt, altijd gehoorzaam zijn aan hen die het voorrecht hebben de leiding te nemen onder Jehovah’s Getuigen.
Wat zijn uw commentaren?
◻ Waarom dienen wij gehoorzaam te zijn aan hen die onder ons de leiding nemen?
◻ Welke instelling moeten wij hebben tegenover de dienst die hardwerkende ouderlingen verrichten?
◻ Waarom dienen wij snel te reageren op door de ouderlingen gegeven raad?
◻ Welke voordelen vloeien eruit voort wanneer wij met waardering reageren op liefdevol opzicht?
[Inzet op blz. 24]
Verleent u de ouderlingen uw medewerking door toewijzingen voor vergaderingen te aanvaarden, te helpen bij het schoonmaken van de Koninkrijkszaal, velddienst prompt te rapporteren en in andere opzichten?
[Illustratie op blz. 23]
Paulus vond vreugde in het prediken van het goede nieuws en het dienen van medegelovigen. Bent u als ouderling dankbaar voor uw van God ontvangen dienstvoorrechten?