De bijbel — Het boek voor de gehele mensheid
„ZIE! een grote schare, die niemand tellen kon, uit alle natiën en stammen en volken en talen, staande voor de troon.”
Wat is dat voor een schare? En wat doen al die mensen?
„Er waren palmtakken in hun handen”, zo vervolgt het verslag. „En zij blijven met een luide stem roepen, zeggende: ’Redding hebben wij te danken aan onze God, die op de troon is gezeten, en aan het Lam.’” Neen, dit is geen gewelddadige menigte die iets eist of voor een of andere zaak demonstreert. Het is daarentegen een gelukkige, verheugde schare, die zojuist een uiterst opbeurende ervaring heeft doorgemaakt. „Dezen zijn het die uit de grote verdrukking komen . . . Zij zullen geen honger of dorst meer lijden . . . En God zal elke traan uit hun ogen wegwissen.”
Een boodschap voor de gehele mensheid
Deze afbeelding van die internationale „grote schare” is te vinden in het laatste boek van de bijbel, in Openbaring 7:9-17. Op aanschouwelijke wijze wordt ons daar een blik vergund op de toekomstige tijd dat de mensheid niet langer op grond van ras, taal en nationaliteit verdeeld zal zijn, maar zich in vrede en harmonie zal verenigen en ware vrijheid van angst en gebrek zal genieten. Dat is, in grote trekken geschetst, de unieke boodschap die de bijbel de gehele mensheid voor ogen stelt.
’Maar’, zo zou u kunnen vragen, ’in welk opzicht is die boodschap uniek? Praten de mensen overal ter wereld niet aldoor al over vrede en eenheid?’ Ja zeker. Welk weldenkend mens maakt zich in deze tijd van internationale spanningen, die nog verergerd worden door politieke, raciale, economische en religieuze twisten, geen zorgen over de wereldvrede? Maar lang voordat er zulke internationale onlusten waren en lang voordat de overleving van de mensheid ooit op het spel stond, sprak de bijbel al over een tijd waarin de gehele mensheid vrede en eenheid zou genieten onder één regering, Gods koninkrijk.
Van meet af aan zou de mensheid een wereldomvattende familie zijn
Vanaf het allereerste begin presenteert de bijbel een toekomstblik op de mensheid als een wereldomvattende familie. „Weest vruchtbaar en wordt tot velen en vult de aarde en onderwerpt haar”, was het eerste gebod dat Adam en Eva van hun Schepper, Jehovah God, ontvingen (Genesis 1:28). Adam en Eva zouden niet de voorouders van één bepaald ras of een bepaalde natie worden. Zij zouden daarentegen de voorzaten worden van de menselijke familie. De apostel Paulus legde getuigenis af van dit feit toen hij de Grieken in Athene de boodschap van de bijbel bracht. Hij zei tot hen dat God „uit één mens elke natie van mensen [had] gemaakt om op de gehele oppervlakte der aarde te wonen”. — Handelingen 17:26.
Wij moeten toegeven dat de idee van het gehele mensdom als één familie van broeders en zusters de denkwijze van de mensen in het algemeen ver vooruit was. Is het, zelfs in deze tijd, ondanks al het gepraat over wereldvrede en broederschap, niet zo dat rasvooroordeel en nationalisme nog steeds tot de factoren behoren waardoor de mensheid het meest verdeeld wordt? Toch stijgt de bijbel boven deze en andere barrières uit. Hij richt zich tot mensen van alle natiën als één grote familie en spreekt over de aarde als één groot tehuis voor het gehele mensdom. In dit opzicht is het waarlijk een boek voor de gehele mensheid.
Het vooruitzicht dat het gehele mensdom als een gelukkige familie de gehele aarde zou bewonen, zou werkelijkheid geworden zijn als Adam en Eva gehoorzaam waren gebleven aan Jehovah God. Maar het is anders gelopen. De bijbel deelt ons mee dat „door bemiddeling van één mens [Adam] de zonde de wereld is binnengekomen en door middel van de zonde de dood, en aldus de dood zich tot alle mensen heeft uitgebreid omdat zij allen gezondigd hadden”. — Romeinen 5:12.
In het licht hiervan bezien, is geen enkel ras of geen enkele natie superieur of inferieur aan enig ander ras of enige andere natie. Ook hier spreekt de bijbel de gehele mensheid zonder vooroordeel of vooringenomenheid toe. Er wordt eenvoudig in aangetoond dat ’allen gezondigd hebben en niet de heerlijkheid Gods bereiken’ (Romeinen 3:23). En is het, hoewel de mensen in bepaalde gebieden het misschien in materieel opzicht beter hebben, beter onderwijs krijgen, enzovoort, niet zo dat wij, waar wij ook kijken, overal zien dat de mensen met dezelfde fundamentele problemen worden geconfronteerd — ziekte, ouderdom, onvolmaaktheid en de dood?
Een belofte ten behoeve van de gehele mensheid
Hoewel de mensheid in een wanhopige toestand terecht was gekomen, werd de mens niet zonder hoop gelaten. Op het kritieke moment kwam Jehovah God tussenbeide met een belofte. God zei tot Abraham: „Door bemiddeling van uw zaad zullen alle natiën der aarde zich stellig zegenen” (Genesis 22:18). Terloops zij opgemerkt dat deze belofte door drie grote wereldreligies — het judaïsme, het christendom en de islam — als onderdeel van hun geloofsovertuigingen is aanvaard. Alleen de bijbel werpt stap voor stap meer licht op de uiteindelijke verwezenlijking van deze belofte, doordat de bemoeienissen van Jehovah God met Abraham en diens nakomelingen, onder wie de oude natie Israël, erin opgetekend staan.
Maar hier zullen velen bezwaar willen aantekenen. Zij zijn van mening dat dit een typisch geval van nationalistische begunstiging of vooringenomenheid is. Op grond hiervan verwerpen zij de bijbel, of althans een groot deel van de Hebreeuwse Geschriften, als louter een verzameling overleveringen van een stamreligie. Maar is die redenatie wel juist? Waarom legde Jehovah zoveel vertrouwen in Abraham aan de dag en deed hij de belofte aan hem?
De bijbel zet uiteen: „’Abraham stelde geloof in Jehovah en het werd hem als rechtvaardigheid toegerekend’, en hij werd ’Jehovah’s vriend’ genoemd” (Jakobus 2:23). Het is interessant dat de koran, het heilige boek van de islam, ook wijst op geloof als de reden waarom Abraham door God als vriend werd aanvaard. „En wie is beter in geloof dan hij, die zich aan Allah onderwerpt en die het goede doet en de godsdienst volgt van Abraham de oprechte? Allah nam Abraham tot vriend.” — SOERA IV, vers 126, De heilige qorʼaan, onder auspiciën van Hazrat Mirza Bashir-Ud-Din Mahmud Ahmad.
En de Israëlieten? Meer dan vierhonderd jaar nadat God de belofte aan Abraham had gedaan, zei Mozes tot hen: „Niet omdat gij het volkrijkste waart van alle volken heeft Jehovah genegenheid voor u getoond, zodat hij u heeft uitgekozen, want gij waart het geringste van alle volken. Maar omdat Jehovah u liefhad, en omdat hij zich hield aan de beëdigde verklaring die hij uw voorvaders gezworen had.” — Deuteronomium 7:7, 8.
Het was dus niet omdat Abraham of de Israëlieten tot een superieur ras of een superieure natie behoorden, of omdat zij in enig opzicht beter waren dan andere mensen. Het was daarentegen wegens de liefde en onverdiende goedheid die God betoonde op grond van geloof en juiste werken. De apostel Petrus bracht dit punt onder de aandacht toen hij zei: „God [is] niet partijdig . . ., maar in elke natie is de mens die hem vreest en rechtvaardigheid werkt, aanvaardbaar voor hem.” — Handelingen 10:34, 35.
Hoewel Jehovah God zich derhalve een tijdlang uitsluitend met de natie Israël bemoeide, had hij in feite het welzijn van de gehele mensheid op het oog. Zijn bemoeienissen met Israël werden niet in de bijbel opgetekend om de geest van nationalisme te bevorderen of om de ene natie boven de andere te verheffen. Veeleer is het zo dat „alle dingen die eertijds werden geschreven, . . . tot ons onderricht [werden] geschreven, opdat wij door middel van onze volharding en door middel van de vertroosting uit de Schriften hoop zouden hebben” (Romeinen 15:4). Ja, deze gebeurtenissen laten goed uitkomen met welk een liefde en geduld God werkt aan de vervulling van de hoop dat de gehele mensheid opnieuw in vrede en harmonie verenigd zal worden. Hoe zal deze hoop verwezenlijkt worden?
Een bestuur dat vrede tot stand zal brengen
„Het is overeenkomstig [Gods] welbehagen, dat hij zich had voorgenomen, aan de volledige grens van de bestemde tijden een bestuur te hebben, namelijk om alle dingen weer bijeen te vergaderen in de Christus, de dingen die in de hemelen en de dingen die op de aarde zijn”, verklaarde Paulus (Efeziërs 1:9, 10). Wat is dit „bestuur”?
Deze uitdrukking is de vertaling van het Griekse woord oi·ko·noʹmi·a, dat als grondbetekenis „het beheer van een huishouden” heeft. Ook al is de mensheid dus in politiek, raciaal, economisch en religieus opzicht verdeeld, God heeft zich voorgenomen al deze verdeeldheid brengende krachten uit de weg te ruimen en de gehele gehoorzame mensheid weer tot elkaar te brengen als een gelukkige wereldomvattende familie. Hoe gaat hij dat doen? Hij zal het tot stand brengen door middel van het Messiaanse koninkrijk in handen van zijn Zoon, Jezus Christus. — Zie Daniël 2:44; Jesaja 9:6, 7.
In deze tijd, te midden van spanningen en problemen over de gehele wereld, hebben miljoenen mensen over de gehele aarde gunstig gereageerd op de bijbelse boodschap van vrede en harmonie. Zij zijn te voorschijn gekomen als de ongetelde „grote schare” die in het boek Openbaring beschreven wordt. In symbolische zin zwaaien zij nu reeds met palmtakken vóór Gods troon en betonen zij zich onderworpen en geven zij de eer aan degene „die op de troon is gezeten”, Jehovah God, „en aan het Lam”, Jezus Christus. — Openbaring 7:9, 10.
Spreekt die boodschap u aan? Ongeacht uw ras, nationaliteit of taal kunt u zich, door de bijbelse boodschap nu te onderzoeken en te aanvaarden, aansluiten bij die internationale „grote schare”. Vol vertrouwen kunt u met hen zeggen: „Er zijn nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, die wij overeenkomstig [Gods] belofte verwachten, en daarin zal rechtvaardigheid wonen.” — 2 Petrus 3:13.
Ja, de bijbel kan voor u werkelijk het Boek der boeken zijn!
[Illustratie op blz. 5]
Adam en Eva waren de voorzaten van de menselijke familie
[Illustratie op blz. 7]
Abraham, die uit zijn geboorteland wegtrok, won Gods gunst door geloof en juiste werken