Wat wij moeten doen om gered te worden
WAAROM moeten wij gered worden? Omdat wij allen de rampspoedige gevolgen van onvolmaaktheid ondervinden: zonde, pijn, ziekte, verdriet en uiteindelijk de dood. De apostel Paulus legde uit dat dit komt doordat onze voorvader Adam tegen Gods wet in opstand gekomen is. Paulus schreef dat „door één mens [Adam] de zonde de wereld is binnengekomen en door de zonde de dood, en aldus de dood zich tot alle mensen heeft uitgebreid omdat zij allen gezondigd hadden” (Romeinen 5:12). Hoe komt het dat Adams zonde ertoe heeft geleid dat de dood zich tot alle mensen heeft uitgebreid? Dit is eigenlijk het gevolg van een natuurlijk proces.
Toen Adam zondigde, werd hij overeenkomstig de goddelijke wet ter dood veroordeeld. Dit was zowel rechtvaardig als noodzakelijk. Het was rechtvaardig omdat het leven geen recht is maar een gave van God. Door opzettelijk te zondigen, verbeurde Adam alle aanspraken op die gave (Romeinen 6:23). Adams veroordeling tot de dood was noodzakelijk omdat nu eenmaal niets wat onvolmaakt is, in leven mag blijven om het universum tot in alle eeuwigheid te verontreinigen. Toen Adam zondigde, begon hij dus te sterven en bezat hij niet langer volmaakt, zondeloos leven dat hij als een erfenis aan zijn kinderen kon doorgeven. Hij kon hun alleen maar leven schenken dat met onvolmaaktheid en zonde was besmet. — Romeinen 8:18-21.
Wij moeten echter niet vergeten dat zelfs ons huidige korte leven louter aan Gods onverdiende goedheid te danken is (Job 14:1). God was niet verplicht Adam en Eva toe te staan vóór hun dood kinderen te krijgen. Hij stond hun dit toe om te bewijzen dat een aantal van die onvolmaakte mensen Gods soevereiniteit zou hoog houden door hun rechtschapenheid jegens hem te bewaren. God stond hun dit ook toe omdat hij wist dat hij gunstig reagerende nakomelingen van die oorspronkelijke opstandelingen, Adam en Eva, uiteindelijk zou loskopen of redden. Hoe?
Een voorziening voor redding
Jehovah God kon zijn rechtvaardige vonnis niet eenvoudig vernietigen. Hij kan Adams oorspronkelijke zonde en alles wat de mensheid er sindsdien aan heeft toegevoegd, niet zo maar vergeten. Als God zijn eigen rechtvaardige wetten zou negeren, zou dit het respect voor zijn gehele stelsel van gerechtigheid, en het vertrouwen dat erin wordt gesteld, ondermijnen. Stelt u zich eens voor welk een misbaar er gemaakt zou worden als een menselijke rechter, wegens de een of andere persoonlijke gril, zo maar zou toestaan dat een misdadiger ongestraft zou blijven. Een meedogende rechter kan er echter wel op passende wijze regelingen voor treffen dat een bereidwillig persoon ten behoeve van iemand die zich aan iets schuldig heeft gemaakt, een wettelijk voorgeschreven boete betaalt. In zeker opzicht is dit wat God voor ons heeft gedaan.
Jehovah trof er regelingen voor dat zijn eigen Zoon, Jezus Christus, zijn volmaakte menselijke leven zou geven ter vervanging van het volmaakte leven dat Adam had verbeurd. Jezus droeg bereidwillig de straf voor onze zonden — de dood (Jesaja 53:4, 5; Johannes 10:17, 18). De bijbel zegt dat „de Zoon des mensen . . . gekomen is om . . . zijn ziel te geven als een losprijs in ruil voor velen” (Matthéüs 20:28; 1 Timótheüs 2:6). Niemand anders kon dit doen. Jezus was uniek doordat hij zondeloos werd geboren en helemaal tot aan zijn dood een volmaakt, zondeloos mens bleef (Hebreeën 7:26; 1 Petrus 2:22). Zijn getrouwheid tot de dood stelde hem in staat de wettelijk vereiste straf voor onze zonden te betalen.
Houd echter in gedachte dat God, de Opperrechter, niet verplicht is iedereen te bevrijden. Hij beschouwt Jezus’ geofferde volmaakte leven als de betaling van de schuld die wij voor de zonde moeten betalen. Maar Jehovah zal deze niet aanwenden ten behoeve van onberouwvolle, ondankbare, moedwillige zondaars. In plaats van de een of andere algemene amnestie of universele redding aan te bieden, vermeldt de bijbel voorwaarden waaraan voldaan moet worden om van de gevolgen van overgeërfde zonde bevrijd te kunnen worden.
Vereisten voor redding
Wat is er dus nodig om redding te verwerven? Het belangrijkste vereiste ligt opgesloten in datgene wat de apostel Paulus tot de gevangenbewaarder te Filippi zei: „Geloof in de Heer Jezus en gij zult gered worden” (Handelingen 16:31). Een oprechte aanvaarding van het vergoten bloed van Jezus is van essentieel belang om gered te worden. En wat zal redding voor ons betekenen? Jezus gaf het antwoord te kennen toen hij zei: „Ik geef hun eeuwig leven, en zij zullen stellig nooit worden vernietigd” (Johannes 10:28). Voor de meesten zal redding eeuwig leven betekenen op een aarde die tot paradijselijke volmaaktheid is hersteld (Psalm 37:10, 11; Openbaring 21:3, 4). In het geval van een „kleine kudde” zal het echter betekenen dat zij met Jezus in zijn hemelse koninkrijk zullen regeren. — Lukas 12:32; Openbaring 5:9, 10; 20:4.
Sommigen opperen dat met geloof stellen in Jezus de kous af is. „Iemand behoeft slechts één ding te doen om in de hemel te komen”, wordt in een religieus traktaat gezegd. „Dat is, Jezus Christus als zijn persoonlijke Heiland aanvaarden, zich aan Hem als Heer en Meester overgeven en Hem openlijk als zodanig voor de wereld belijden.” Velen geloven daarom dat een plotselinge, emotionele bekeringservaring alles is wat wij nodig hebben, wil eeuwig leven gewaarborgd zijn. Maar zich op slechts één essentieel vereiste voor redding concentreren zonder aandacht te schenken aan de andere vereisten, is als het lezen van één belangrijke clausule in een contract en de rest negeren.
Dit wordt duidelijker wanneer wij naar de commentaren luisteren van sommigen die eens meenden dat men alleen maar hoefde te belijden dat men in Jezus gelooft om gered te worden. Bernice zegt: „Ik ben opgevoed in de Brethren Church, maar ik ging mij afvragen waarom Jezus, als eeuwig leven alleen van hem afhangt, zelf heeft gezegd: ’Dit betekent eeuwig leven, dat zij voortdurend kennis in zich opnemen van u, de enige ware God, en van hem die gij hebt uitgezonden, Jezus Christus.’” — Johannes 17:3.
Negen jaar lang was Norman ervan overtuigd dat hij gered was. Maar toen zag hij in dat er meer werd vereist dan een gevoelsmatige erkenning dat Jezus Christus zijn Heiland of Redder was. „Ik besefte op grond van de bijbel dat het niet voldoende was om alleen maar tegenover God te erkennen dat wij zondaars zijn die redding nodig hebben”, zegt hij. „Wij moeten ook werken doen die bij berouw passen.” — Matthéüs 3:8; Handelingen 3:19.
Ja, in Jezus geloven, is van het allergrootste belang voor onze redding, maar er is meer nodig. Jezus sprak over sommigen die beleden in hem te geloven en zelfs „krachtige werken” in zijn naam verrichtten. Maar toch erkende hij hen niet. Waarom niet? Omdat zij „werkers der wetteloosheid” waren en niet de wil van zijn Vader deden (Matthéüs 7:15-23). De discipel Jakobus herinnert ons aan de noodzaak „daders van het woord [te worden] en niet alleen hoorders, door uzelf met valse overleggingen te bedriegen”. Hij zei ook: „Gij gelooft toch dat er één God is? Daaraan doet gij heel goed. En toch geloven de demonen ook en zij sidderen. . . . Geloof zonder werken [is] dood.” — Jakobus 1:22; 2:19, 26.
Sommigen betogen echter dat degenen die werkelijk gered zijn, al deze dingen toch al doen. Maar is dat in de praktijk werkelijk het geval? Denis, die ’Jezus aanvaardde’ toen hij een jonge jongen was, zegt: „De ’geredde’ mensen die ik heb gekend, zijn zich niet bepaald bewust van de noodzaak de Schrift te onderzoeken, omdat zij naar hun mening reeds alles bezitten wat zij voor redding nodig hebben.” Welbeschouwd hebben de huichelarij en onchristelijke daden van velen die beweren gered te zijn, het hele onderwerp redding in diskrediet gebracht.
Toch beweren velen met klem dat de Schrift leert: „Wie in den Zoon gelooft, heeft eeuwig leven” (Johannes 3:36, Nieuwe Vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap). Daarom concluderen zij dat iemand die de Heer Jezus Christus eenmaal als zijn persoonlijke Redder heeft aanvaard, nooit meer verloren kan gaan. „Eens gered, altijd gered” is hun leus. Maar wordt dat werkelijk in de Schrift geleerd? Om deze vraag te beantwoorden, moeten wij alles wat de bijbel over het onderwerp zegt, beschouwen. Wij willen ons niet ’met valse overleggingen bedriegen’ door alleen maar favoriete gedeelten van Gods Woord te lezen.
„Eens gered, altijd gered”?
Let op de geïnspireerde waarschuwing van de discipel Judas. Hij schreef: „Geliefden, alhoewel ik alles in het werk stelde om u te schrijven over onze gemeenschappelijke redding, vond ik het noodzakelijk u te schrijven ten einde u te vermanen onvermoeid te strijden voor het geloof dat eens voor altijd aan de heiligen werd overgeleverd” (Judas 3). Waarom schreef Judas dit? Omdat hij wist dat individuele christenen ’hun gemeenschappelijke redding’ nog steeds konden verspelen. Vervolgens zei hij: „Ik wens u eraan te herinneren . . . dat Jehovah, alhoewel hij een volk [de Israëlieten] uit het land Egypte heeft gered, naderhand hen die geen geloof toonden, heeft omgebracht.” — Judas 5.
Judas’ waarschuwing zou zinloos zijn als christenen niet aan net zo’n gevaar blootstonden als die Israëlieten. Judas trok de waarde van Jezus’ offer niet in twijfel. Dat offer heeft ons gered van de Adamitische zonde, en Jezus zal degenen beschermen die geloof in hem stellen. Niemand kan hen uit zijn hand rukken. Maar wij kunnen die bescherming verliezen. Hoe? Door datgene te doen wat veel Israëlieten die uit Egypte gered werden, deden. Wij kunnen weloverwogen verkiezen God ongehoorzaam te zijn. — Deuteronomium 30:19, 20.
Stel dat u uit een brandende torenflat werd gered. Denk u eens in hoe opgelucht u zich zou voelen als u veilig uit het gebouw werd gehaald en de redder zei: „U verkeert nu buiten gevaar.” Ja, u zou gered zijn van een wisse dood. Maar wat zou er gebeuren als u om de een of andere dwaze reden zou besluiten het gebouw weer binnen te gaan? Uw leven zou opnieuw in gevaar verkeren.
Christenen bevinden zich in een geredde toestand. Zij hebben het vooruitzicht op eeuwig leven omdat zij zich in een goedgekeurde positie voor het aangezicht van God bevinden. Als groep is hun redding van Adamitische zonde en alle gevolgen daarvan zeker. Maar individueel zullen zij alleen gered worden en eeuwig leven ontvangen als zij zich aan al Gods vereisten blijven houden. Jezus beklemtoonde dit toen hij zichzelf met een wijnstok en zijn discipelen met ranken aan die wijnstok vergeleek. Hij zei: „Elke rank aan mij die geen vrucht draagt, neemt [God] weg . . . Indien iemand niet in eendracht met mij blijft, wordt hij als rank buitengeworpen en verdort; en men raapt die ranken bijeen en gooit ze in het vuur en ze worden verbrand” (Johannes 15:2, 6; Hebreeën 6:4-6). Degenen die hun geloof in Jezus verliezen, verliezen ook het eeuwige leven.
„Wie . . . heeft volhard, die zal gered worden”
Ja, er zijn bij het verkrijgen van redding verscheidene kwesties betrokken. Wij moeten een nauwkeurige kennis van Gods voornemens en zijn weg van redding verwerven. Ook moeten wij geloof oefenen in de Voornaamste Bewerker van redding, Jezus Christus, en gedurende de rest van ons leven Gods wil doen (Johannes 3:16; Titus 2:14). Voor degenen die deze handelwijze volgen, is redding zeker. Maar het betekent dat wij helemaal tot het einde van ons huidige leven of van dit samenstel van dingen moeten volharden. Alleen „wie tot het einde heeft volhard, . . . zal gered worden”. — Matthéüs 24:13.
Samen met anderen in zijn huisgezin reageerde de gevangenbewaarder in Filippi positief op de reddingsboodschap die door Paulus en Silas werd gepredikt. „Hij en al de zijnen, niemand uitgezonderd, werden onverwijld gedoopt” (Handelingen 16:33). Wij kunnen een overeenkomstige positieve handelwijze aan de dag leggen. Aldus zullen wij in een intieme en gezegende verhouding met Jehovah God en zijn Zoon, Jezus Christus, komen en volledig vertrouwen kunnen stellen in de goddelijke voorzieningen voor redding. De gevangenbewaarder in Filippi „verheugde zich zeer met zijn gehele huisgezin nu hij tot het geloof in God was gekomen” (Handelingen 16:34). Zo’n handelwijze zal ook tot gevolg hebben dat wij ons ’zeer verheugen’.
[Illustratie op blz. 7]
Wat zou er gebeuren als u een brandend gebouw weer zou binnenhollen na gered te zijn?