Vrees Jehovah en verheerlijk zijn heilige naam
„Wie zal u niet werkelijk vrezen, Jehovah, en uw naam verheerlijken, omdat gij alleen loyaal zijt?” — OPENBARING 15:4.
1, 2. (a) Hoe heeft Jehovah in 1991 de sluizen van de hemel geopend? (b) Welke levenservaring bracht een getrouwe zendeling ertoe het advies te geven: „Vrees Jehovah”? (Zie ook Jaarboek 1991, blz. 187-189.)
JEHOVAH ’heeft de sluizen van de hemel geopend en werkelijk een zegen uitgegoten totdat er geen gebrek meer is’. Die woorden kunnen keer op keer op Jehovah’s Getuigen in recente tijden toegepast worden (Maleachi 3:10). Zo was daar bijvoorbeeld in het dienstjaar 1991 het enthousiasme van bezoekende Getuigen en plaatselijke congresgangers, zoals dat zich overvloedig uitte in christelijke omgang op speciale congressen over de hele aarde — van de „Zuivere taal”-congressen in Buenos Aires in Zuid-Amerika en Manila, Taipei en Bangkok in het Verre Oosten tot de „Vrijheidlievende mensen”-congressen in Boedapest, Praag en Zagreb (16 tot 18 augustus 1991) in Oost-Europa.
2 Wat een vreugde was het voor afgevaardigden van overzee om in die plaatsen getrouwe Getuigen met een lange staat van dienst te leren kennen! In Bangkok bijvoorbeeld vertelde Frank Dewar — ooit de enige Koninkrijksverkondiger in Thailand — over zijn 58 jaar zendingsdienst. Zijn activiteiten strekten zich uit van de eilanden in de Grote Oceaan tot Zuidoost-Azië en zelfs China. Hij had met allerlei gevaren te maken gehad: schipbreuk, wilde dieren in de rimboe, tropische ziekten, en het wrede regime van de Japanse krijgsheren. Op de vraag welk advies hij de congresafgevaardigden zou willen geven, was zijn antwoord eenvoudigweg: „Vrees Jehovah!”
3. Waarom dienen wij godvruchtige vrees aan de dag te leggen?
3 „Vrees Jehovah!” Hoe belangrijk is het voor ons allen die gezonde vrees aan te kweken! „De vrees voor Jehovah is het begin van wijsheid” (Psalm 111:10). Deze vrees is geen ziekelijke angst voor Jehovah. In plaats daarvan is het een diep respect voor zijn ontzagwekkende majesteit en goddelijke hoedanigheden, gebaseerd op het inzicht dat wij verwerven door een studie van Gods Woord. In Openbaring 15:3, 4 vinden wij de bewoordingen van het lied van Mozes en van het Lam: „Groot en wonderbaar zijn uw werken, Jehovah God, de Almachtige. Rechtvaardig en waarachtig zijn uw wegen, Koning der eeuwigheid. Wie zal u niet werkelijk vrezen, Jehovah, en uw naam verheerlijken, omdat gij alleen loyaal zijt?” In loyaliteit jegens zijn aanbidders heeft Jehovah „een gedenkboek voor zijn aangezicht [laten schrijven] voor degenen die Jehovah vrezen en voor degenen die aan zijn naam denken”. Zij worden beloond met eeuwig leven. — Maleachi 3:16; Openbaring 20:12, 15.
Godvruchtige vrees triomfeert
4. Welke bevrijding in de oudheid moet ons aanmoedigen Jehovah te vrezen?
4 Toen Israël uit het Egypte van Farao wegtrok, toonde Mozes duidelijk dat hij alleen Jehovah vreesde. Al spoedig zaten de Israëlieten opgesloten tussen de Rode Zee en Egyptes machtige militaire apparaat. Wat konden zij doen? „Mozes [zei] tot het volk: ’Weest niet bevreesd. Staat vast en ziet de redding van Jehovah, die hij vandaag voor u zal bewerken. Want de Egyptenaren die gij vandaag inderdaad nog ziet, zult gij niet meer zien, neen, nooit meer. Jehovah zal zelf voor u strijden, en gij, gij zult stil zijn.’” Op wonderbare wijze scheidde Jehovah de wateren. De Israëlieten trokken over de zeebedding. Toen stortten de watermuren weer in. Farao’s leger werd totaal vernietigd. Jehovah redde die godvrezende natie, terwijl hij terzelfder tijd een oordeel voltrok aan het godonterende Egypte. Zo zal hij ook nu zijn loyaliteit demonstreren door zijn godvrezende Getuigen te bevrijden van Satans wereld. — Exodus 14:13, 14; Romeinen 15:4.
5, 6. Welke gebeurtenissen in Jozua’s dagen laten zien dat wij Jehovah moeten vrezen en geen mensen?
5 Na de uittocht uit Egypte zond Mozes twaalf verspieders het Beloofde Land in. Tien waren doodsbang bij het zien van de reusachtige inwoners en trachtten Israël ervan terug te houden het land binnen te trekken. De andere twee, Jozua en Kaleb, rapporteerden echter: „[Het] is een zeer, zeer goed land. Indien Jehovah behagen in ons heeft gevonden, dan zal hij ons stellig in dit land brengen en het ons geven, een land dat vloeit van melk en honing. Weest alleen niet weerspannig tegen Jehovah; en gij, vreest het volk van het land niet, want zij zijn brood voor ons. Hun beschutting is van over hen geweken, en Jehovah is met ons. Vreest hen niet.” — Numeri 14:7-9.
6 Die Israëlieten zwichtten echter voor mensenvrees. Het gevolg was dat zij nooit het land van belofte bereikten. Maar Jozua en Kaleb, samen met een nieuwe generatie Israëlieten, hadden het voorrecht dat uitgelezen land binnen te gaan en zijn wijngaarden en olijfbosjes te cultiveren. In zijn afscheidsrede tot het verzamelde volk Israël gaf Jozua dit advies: „Vreest Jehovah en dient hem op een onberispelijke wijze en in waarheid.” En hij voegde eraan toe: „Wat mij en mijn huisgezin betreft, wij zullen Jehovah dienen” (Jozua 24:14, 15). Wat een aanmoedigende woorden voor gezinshoofden en alle anderen om Jehovah te vrezen terwijl wij ons erop voorbereiden Gods rechtvaardige nieuwe wereld binnen te gaan!
7. Hoe beklemtoonde David de belangrijkheid van het vrezen van God?
7 De herdersjongen David legde ook een voorbeeldige vrees voor Jehovah aan de dag toen hij in de naam van God Goliath uitdaagde (1 Samuël 17:45, 47). Op zijn sterfbed kon David verklaren: „De geest van Jehovah was het die door mij heeft gesproken, en zijn woord was op mijn tong. De God van Israël heeft gezegd, tot mij sprak de Rots van Israël: ’Wanneer degene die over de mensheid heerst, rechtvaardig is, heerst in de vreze Gods, dan is het als het morgenlicht, wanneer de zon gaat schijnen, een morgen zonder wolken’” (2 Samuël 23:2-4). Deze vrees voor God is overduidelijk niet aanwezig onder de heersers van deze wereld, en hoe tragisch zijn de gevolgen! Hoe anders zal het zijn wanneer Jezus, „de Zoon van David”, de aarde regeert in de vrees voor Jehovah! — Mattheüs 21:9.
Handelen in de vrees voor Jehovah
8. Waarom had Juda voorspoed onder Josafat, en wat geeft dat voor onze tijd te kennen?
8 Zo’n honderd jaar na Davids dood werd Josafat koning in Juda. Ook dit was een koning die diende in de vrees voor Jehovah. Hij herstelde de theocratische orde in Juda, stationeerde rechters in heel het land en gaf hun deze instructies: „Niet voor de mens spreekt gij recht, maar voor Jehovah; en hij is met u inzake de rechtspraak. Nu dan, laat de angst voor Jehovah over u komen. Weest voorzichtig en handelt, want bij Jehovah, onze God, is geen onrechtvaardigheid, noch partijdigheid, noch aanneming van steekpenningen. . . . Aldus dient gij te doen, in de vrees voor Jehovah, in getrouwheid en met een onverdeeld hart” (2 Kronieken 19:6-9). Zo genoot Juda voorspoed in de vrees voor Jehovah, net zoals Gods volk in deze tijd voordeel trekt van de dienst van mededogende opzieners.
9, 10. Hoe triomfeerde Josafat in de vrees voor Jehovah?
9 Juda had echter vijanden. Dezen besloten Gods natie te vernietigen. De gecombineerde strijdkrachten van Ammon, Moab en het bergland Seïr zwermden Judees gebied binnen en bedreigden Jeruzalem. Het was een geweldig leger. Josafat wendde zich tot Jehovah in gebed terwijl ’al degenen van Juda voor het aangezicht van Jehovah stonden, zelfs hun kleinen, hun vrouwen en hun zonen’. Toen kwam in antwoord op dat gebed Jehovah’s geest over de leviet Jahaziël, die zei: „Dit heeft Jehovah tot u gezegd: ’Weest niet bevreesd, noch verschrikt wegens deze grote menigte; want het is geen strijd van u, maar van God. Daalt morgen naar hen af. . . . Gij zult in dit geval niet hoeven te strijden. Stelt u op, blijft staan en ziet de redding van Jehovah ten behoeve van u. O Juda en Jeruzalem, weest niet bevreesd, noch verschrikt. Trekt morgen tegen hen uit, en Jehovah zal met u zijn.’” — 2 Kronieken 20:5-17.
10 De volgende morgen stonden de mannen van Juda vroeg op. Terwijl zij gehoorzaam uittrokken om de vijand tegemoet te gaan, stond Josafat op en zei: „Hoort mij, o Juda en gij inwoners van Jeruzalem! Stelt geloof in Jehovah, uw God, opdat mag blijken dat gij lang blijft bestaan. Stelt geloof in zijn profeten en wordt aldus succesvol bevonden.” Voor de gewapende mannen uit trekkend zongen zangers voor Jehovah in koor: „Looft Jehovah, want tot onbepaalde tijd duurt zijn liefderijke goedheid.” Jehovah bracht die liefderijke goedheid tot uitdrukking door zo’n verwarring in de vijandelijke gelederen teweeg te brengen dat zij elkaar uitroeiden. Toen de mannen van Juda bij de wachttoren in de wildernis kwamen, waren er van de vijand alleen nog maar lijken over. — 2 Kronieken 20:20-24.
11. Hoe verschillen de natiën van Gods volk op het punt van vrees?
11 Toen naburige natiën van deze wonderbare bevrijding hoorden, kwam „de angst voor God” over hen. De natie daarentegen die had gehoorzaamd in de vrees voor Jehovah, had nu „rondom rust” (2 Kronieken 20:29, 30). Wanneer Jehovah te Armageddon het oordeel aan de natiën voltrekt, zullen deze op soortgelijke wijze in angst voor God en zijn Zoon en Oordeelsvoltrekker, Jezus Christus, verkeren, en ze zullen op de grote dag van goddelijke toorn geen stand kunnen houden. — Openbaring 6:15-17.
12. Hoe is vrees voor Jehovah in vroegere tijden beloond?
12 Gezonde vrees voor Jehovah brengt rijke beloningen met zich. Noach heeft „godvruchtige vrees aan de dag gelegd en een ark gebouwd tot redding van zijn huisgezin” (Hebreeën 11:7). En aangaande de eerste-eeuwse christenen staat opgetekend dat er, na een periode van vervolging, voor de gemeente ’een periode van vrede intrad en ze werd opgebouwd; en daar ze in de vrees van Jehovah en in de vertroosting van de heilige geest wandelde, bleef ze in aantal toenemen’ — net zoals dat nu in Oost-Europa plaatsvindt. — Handelingen 9:31.
Heb het goede lief, haat het slechte
13. Wanneer alleen zullen wij Jehovah’s zegen ervaren?
13 Jehovah is geheel en al goed. Vandaar dat „de vrees voor Jehovah betekent het kwade te haten” (Spreuken 8:13). Over Jezus staat geschreven: „Gij hebt rechtvaardigheid liefgehad en wetteloosheid gehaat. Daarom heeft God, uw God, u gezalfd met de olie van uitbundige vreugde” (Hebreeën 1:9). Als wij, net als Jezus, Jehovah’s zegen wensen, moeten wij een afschuw hebben van de slechtheid, de immoraliteit, het geweld en de hebzucht van Satans trotse wereld. (Vergelijk Spreuken 6:16-19.) Wij moeten liefhebben wat Jehovah liefheeft en haten wat hij haat. Wij moeten vrezen ook maar iets te doen wat Jehovah zou mishagen. „In de vrees voor Jehovah keert men zich af van het kwaad.” — Spreuken 16:6.
14. Hoe verschaft Jezus ons een model?
14 Jezus liet ons een model na opdat wij nauwkeurig in zijn voetstappen zouden treden. „Wanneer hij werd beschimpt, ging hij niet terugschimpen. Wanneer hij leed, ging hij niet dreigen, maar hij bleef zich toevertrouwen aan degene die rechtvaardig oordeelt” (1 Petrus 2:21-23). In de vrees voor Jehovah kunnen ook wij de beschimpingen, de bespottingen, de vervolgingen verduren waarmee Satans wereld ons overlaadt.
15. Waarom dienen wij veeleer Jehovah te vrezen dan degenen die het lichaam kunnen doden?
15 In Mattheüs 10:28 vermaant Jezus ons: „Wordt niet bevreesd voor hen die het lichaam doden maar de ziel niet kunnen doden; doch vreest veeleer hem die èn ziel èn lichaam kan vernietigen in Gehenna.” Ook al zou iemand die Jehovah vreest, door de vijand worden gedood, de smarten van de dood zijn slechts van tijdelijke aard (Hosea 13:14). Bij zijn opstanding zal zo iemand kunnen vragen: „Dood, waar is uw overwinning? Dood, waar is uw angel?” — 1 Korinthiërs 15:55.
16. Hoe heeft Jezus vrees voor Jehovah getoond en hem verheerlijkt?
16 Jezus zelf verschaft een voortreffelijk voorbeeld voor allen die Jehovah’s rechtvaardigheid liefhebben en haten wat slecht is. Zijn vrees voor Jehovah wordt weerspiegeld in zijn laatste woorden tot zijn discipelen, zoals wij die lezen in Johannes 16:33: „Deze dingen heb ik tot u gezegd, opdat gij door bemiddeling van mij vrede moogt hebben. In de wereld hebt gij verdrukking, maar schept moed! ik heb de wereld overwonnen.” Johannes’ verslag vervolgt: „Deze dingen sprak Jezus, en terwijl hij zijn ogen naar de hemel opsloeg, zei hij: ’Vader, het uur is gekomen; verheerlijk uw zoon, opdat uw zoon u verheerlijkt . . . Ik heb uw naam openbaar gemaakt aan de mensen die gij mij uit de wereld hebt gegeven.’” — Johannes 17:1-6.
Vrees Jehovah en loof hem
17. Op welke manieren kunnen wij Jezus’ voorbeeld navolgen?
17 Kunnen wij in deze tijd Jezus’ moedige voorbeeld navolgen? In de vrees voor Jehovah kunnen wij dat beslist! Jezus heeft ons Jehovah’s roemrijke naam en hoedanigheden bekendgemaakt. Jehovah als onze Soevereine Heer vrezend, verhogen wij hem verre boven alle andere goden, met inbegrip van de naamloze, mystieke Drieëenheid van de christenheid. Jezus diende Jehovah met een gezonde vrees, en weigerde zich te laten verstrikken in de vrees voor de sterfelijke mens. „In de dagen van zijn vlees heeft Christus, met sterk geroep en tranen, smekingen en ook smeekbeden opgedragen aan Degene die hem uit de dood kon redden, en hij werd wegens zijn godvruchtige vrees verhoord.” Mogen ook wij, net als Jezus, Jehovah vrezen terwijl wij ermee voortgaan gehoorzaamheid te leren uit de dingen die wij lijden — altijd met eeuwige redding als ons doel. — Hebreeën 5:7-9.
18. Hoe kunnen wij heilige dienst voor God verrichten met godvruchtige vrees?
18 Verderop in die brief aan de Hebreeuwse christenen geeft Paulus gezalfde christenen de aanmoediging: „Laten wij . . ., aangezien wij een koninkrijk zullen ontvangen dat niet geschokt kan worden, onverdiende goedheid blijven hebben, waardoor wij heilige dienst voor God kunnen verrichten op een hem welgevallige wijze, met godvruchtige vrees en ontzag.” In deze tijd heeft ook de „grote schare” een aandeel aan die heilige dienst. En waarin bestaat deze dienst? Na de onverdiende goedheid van Jehovah besproken te hebben zoals die betoond werd in het verschaffen van het slachtoffer van Zijn Zoon, Jezus Christus, zegt Paulus: „Laten wij door bemiddeling van hem God altijd een slachtoffer van lof brengen, namelijk de vrucht der lippen die zijn naam in het openbaar bekendmaken” (Hebreeën 12:28; 13:12, 15). Uit waardering voor Jehovah’s onverdiende goedheid, zullen wij zoveel mogelijk tijd aan zijn heilige dienst willen besteden. Als loyale metgezellen van de nog resterende gezalfde christenen verricht thans de grote schare verreweg het grootste deel van die dienst. Zij schrijven redding toe aan God en Christus, terwijl zij figuurlijk gesproken voor de troon van God staan, ’dag en nacht heilige dienst voor hem verrichtend’. — Openbaring 7:9, 10, 15.
Verheerlijk Jehovah voor eeuwig
19, 20. Welke twee soorten vrees zullen zichtbaar zijn in de „dag van Jehovah”?
19 De glorieuze dag van Jehovah’s rechtvaardiging nadert snel! „’Ziet! de dag komt die brandt als de oven, en alle overmoedigen en al degenen die goddeloosheid bedrijven, moeten als stoppels worden. En de dag die komt, zal hen stellig verslinden,’ heeft Jehovah der legerscharen gezegd.” Die catastrofale tijd is „de grote en vrees inboezemende dag van Jehovah” (Maleachi 4:1, 5). Deze dag zal de harten van de goddelozen vullen met „verschrikking”, en zij „zullen geenszins ontkomen”. — Jeremia 8:15; 1 Thessalonicenzen 5:3.
20 Jehovah’s volk echter wordt door een andere soort vrees geleid. De engel aan wie „eeuwig goed nieuws” is toevertrouwd, heeft hen met luide stem opgeroepen: „Vreest God en geeft hem heerlijkheid, want het uur van het oordeel door hem is gekomen” (Openbaring 14:6, 7). Vervuld van ontzag voor dat oordeel zullen wij zien hoe de verschroeiende hitte van Har–Magedon Satans wereld tot as verbrandt. Gezonde vrees voor Jehovah zal onuitwisbaar op ons hart geschreven worden. Moge ons de gunst ten deel vallen ons dan te mogen bevinden onder de ’geredden die de naam van Jehovah hebben aangeroepen’! — Joël 2:31, 32; Romeinen 10:13.
21. Tot welke zegeningen zal de vrees voor Jehovah leiden?
21 Schitterende zegeningen zullen volgen, met inbegrip van „jaren van leven” die zich zullen uitstrekken tot in alle eeuwigheid! (Spreuken 9:11; Psalm 37:9-11, 29) Of onze hoop nu is het Koninkrijk te beërven of te dienen op het aardse grondgebied ervan, laten wij er nu mee voortgaan heilige dienst voor God te verrichten met godvruchtige vrees en ontzag. Laten wij ermee voortgaan zijn heilige naam te verheerlijken. En met welk gezegend resultaat? Eeuwige dankbaarheid dat wij de wijze raad ter harte hebben genomen altijd Jehovah te vrezen!
Wat zou u antwoorden?
◻ Wat wordt bedoeld met „de vrees voor Jehovah”?
◻ Hoe had Gods volk uit de oudheid baat bij vrees voor God?
◻ Welk model van godvruchtige vrees heeft Jezus ons nagelaten?
◻ Hoe kunnen wij in de vrees voor Jehovah onze rechtschapenheid bewaren?
[Illustratie op blz. 18]
In het boek Openbaring worden Jezus’ broeders gezien terwijl zij „het lied van Mozes” zingen, een loflied voor Jehovah
[Illustratie op blz. 20]
Josafats leger triomfeert in de vrees voor Jehovah
[Illustratie op blz. 23]
Jaren van leven die zich uitstrekken tot in alle eeuwigheid zullen de beloning vormen voor hen die Jehovah vrezen