-
Verbonden betreffende Gods eeuwige voornemenDe Wachttoren 1989 | 1 februari
-
-
8 Terwijl Abraham zich in Ur bevond, gebood Jehovah hem naar een ander land te trekken, dat Kanaän bleek te zijn. Jehovah beloofde Abraham toen: „Ik zal u tot een grote natie maken en u zegenen en ik wil uw naam groot maken; . . . en alle families van de aardbodem zullen zich stellig door bemiddeling van u zegenen” (Genesis 12:1-3).a Daarna voegde God geleidelijk nadere bijzonderheden toe aan wat wij terecht als het Abrahamitische verbond aanduiden: Abrahams zaad of erfgenaam zou het Beloofde Land beërven; zijn zaad of nageslacht zou tot een talloze menigte worden; uit Abraham en Sara zouden koningen voortkomen. — Genesis 13:14-17; 15:4-6; 17:1-8, 16; Psalm 105:8-10.
-
-
Verbonden betreffende Gods eeuwige voornemenDe Wachttoren 1989 | 1 februari
-
-
a Dit is een eenzijdig of unilateraal verbond, aangezien slechts één partij (God) zich ertoe verbonden heeft de bepalingen ervan ten uitvoer te leggen.
-