Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w98 15/8 blz. 10-15
  • Jehovah dient ons vertrouwen te zijn

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Jehovah dient ons vertrouwen te zijn
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1998
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • Op kennis en vriendschap gebaseerd vertrouwen
  • Vertrouwen in Jehovah’s keuzes tentoonspreiden
  • Vermijd het over Jehovah’s keuzes te speculeren
  • Vertrouwen in Jehovah’s rechtvaardigheid tentoonspreiden
  • Ons vertrouwen in Gods rechtvaardigheid versterken
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1998
  • Het vertrouwen kan hersteld worden!
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1998
  • Het grootste bewijs van Gods liefde
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2009
  • Mozes
    Hulp tot begrip van de bijbel
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1998
w98 15/8 blz. 10-15

Jehovah dient ons vertrouwen te zijn

„Jehovah zelf zal inderdaad uw vertrouwen blijken te zijn.” — SPREUKEN 3:26.

1. Waardoor wordt te kennen gegeven dat, hoewel velen beweren op God te vertrouwen, zij dit niet altijd doen?

OP AMERIKAANS geld prijkt het motto „In God We Trust” (Op God vertrouwen wij). Maar stellen allen die deze valuta gebruiken, in dat land of elders, werkelijk hun vertrouwen op God? Of stellen zij meer vertrouwen in het geld zelf? Zo’n vertrouwen in het geld van dat land of van een ander land kan niet verenigd worden met vertrouwen in een almachtige God van liefde, die zijn macht nooit misbruikt en die in geen enkel opzicht hebzuchtig is. Ja, in niet mis te verstane bewoordingen veroordeelt hij hebzucht. — Efeziërs 5:5.

2. Welke zienswijze houden ware christenen er met betrekking tot de kracht van rijkdom op na?

2 Ware christenen stellen hun vertrouwen op God, niet in rijkdom, met zijn „bedrieglijke kracht” (Mattheüs 13:22). Zij erkennen dat de kracht van geld om geluk te bevorderen en leven in stand te houden zeer beperkt is. Dit is niet het geval met de macht van de Almachtige God (Zefanja 1:18). Hoe verstandig is daarom de vermaning: „Laat uw levenswijze vrij zijn van de liefde voor geld, en weest tevreden met de tegenwoordige dingen. Want hij heeft gezegd: ’Ik wil u geenszins in de steek laten noch u ooit verlaten.’” — Hebreeën 13:5.

3. Hoe werpt de context van Deuteronomium 31:6 licht op Paulus’ aanhaling van het vers?

3 Toen de apostel Paulus de bovenstaande woorden aan Hebreeuwse christenen schreef, citeerde hij instructies die Mozes vlak voor zijn dood aan de Israëlieten gaf: „Weest moedig en sterk. Weest niet bevreesd en krimpt niet van angst ineen voor hen, want Jehovah, uw God, zelf trekt met u mee. Hij zal u niet in de steek laten, noch u geheel en al verlaten” (Deuteronomium 31:6). Uit de context blijkt dat Mozes aanmoedigde tot een vertrouwen in Jehovah dat verder ging dan eenvoudig erop te vertrouwen dat hij in hun materiële behoeften zou voorzien. Hoe dat zo?

4. Welk bewijs verschafte God de Israëlieten dat zij op hem konden vertrouwen?

4 Tijdens de veertig jaar dat Israël in de wildernis moest ronddolen, voorzag God getrouw in hun noodzakelijke levensbehoeften (Deuteronomium 2:7; 29:5). Ook voorzag hij in leiderschap. Eén manier waarop dit tot uiting kwam, was een wolk overdag en een vuur ’s nachts, die de Israëlieten naar „een land vloeiende van melk en honing” leidden (Exodus 3:8; 40:36-38). Toen de tijd was gekomen om het Beloofde Land daadwerkelijk binnen te gaan, koos Jehovah Jozua uit om Mozes’ opvolger te zijn. Van de bewoners van het land kon verwacht worden dat zij tegenstand zouden bieden. Maar Jehovah was tientallen jaren met zijn volk meegetrokken, dus hoefden zij niet bevreesd te zijn. De Israëlieten hadden alle reden Jehovah te kennen als een God op wie zij konden vertrouwen!

5. Hoe komt de situatie van christenen thans overeen met die van de Israëlieten voor hun intocht in het Beloofde Land?

5 In deze tijd zijn christenen op hun tocht naar Gods nieuwe wereld door de wildernis van de huidige goddeloze wereld getrokken. Sommigen van hen hebben deze weg reeds meer dan veertig jaar gevolgd. Nu staan zij op de grens van Gods nieuwe wereld. Toch versperren vijanden nog steeds de weg, vastbesloten om iedereen te verhinderen binnen te gaan in iets wat als een Beloofd Land zal worden, glorierijker dan het voorgaande, dat vloeide van melk en honing. Hoe passend voor christenen in deze tijd zijn derhalve Mozes’ woorden, zoals ze door Paulus werden herhaald: „Ik wil u geenszins in de steek laten noch u ooit verlaten”! Allen die sterk en moedig blijven, een groot geloof behouden en vertrouwen stellen in Jehovah, kunnen zeker zijn van een beloning.

Op kennis en vriendschap gebaseerd vertrouwen

6, 7. (a) Waardoor werd Abrahams vertrouwen in Jehovah op de proef gesteld? (b) Hoe heeft Abraham zich misschien gevoeld toen hij naar de plaats reisde waar hij Isaäk zou offeren?

6 Op een gegeven moment kreeg Abraham, de voorvader van de Israëlieten, de opdracht om zijn zoon Isaäk ten brandoffer te brengen (Genesis 22:2). Wat stelde deze liefdevolle vader in staat zo’n onverbrekelijk vertrouwen in Jehovah te stellen dat hij onmiddellijk bereid was te gehoorzamen? Hebreeën 11:17-19 antwoordt: „Door geloof heeft Abraham, toen hij beproefd werd, Isaäk zo goed als geofferd, en hij die met blijdschap de beloften had ontvangen, poogde zijn eniggeboren zoon te offeren, alhoewel er tot hem was gezegd: ’Wat „uw zaad” genoemd zal worden, zal door bemiddeling van Isaäk zijn.’ Maar hij was van oordeel dat God hem zelfs uit de doden kon opwekken, en daaruit heeft hij hem ook bij wijze van illustratie ontvangen.”

7 Houd in gedachte dat Abraham en Isaäk er drie dagen over deden om de plaats te bereiken waar het slachtoffer gebracht zou worden (Genesis 22:4). Abraham had genoeg tijd om te overdenken wat er van hem gevraagd was. Kunnen wij ons zijn gevoelens, zijn emoties, indenken? Isaäks geboorte was zo’n onverwachte reden tot vreugde geweest. Dat bewijs van goddelijk ingrijpen verdiepte de gehechtheid die Abraham en zijn vroeger onvruchtbare vrouw, Sara, jegens God koesterden. Zij hebben daarna beslist vol verwachting uitgezien naar wat de toekomst voor Isaäk en voor zijn nakomelingen zou brengen. Werd hun hoop abrupt de bodem ingeslagen, zoals zich wellicht liet aanzien wegens datgene wat God nu verlangde?

8. Hoe ging Abrahams vertrouwen in God verder dan te geloven dat Hij Isaäk kon opwekken?

8 Toch had Abraham vertrouwen op grond van de persoonlijke kennis die intieme vrienden van elkaar hebben. Als „Jehovah’s vriend” „stelde [Abraham] geloof in Jehovah en het werd hem als rechtvaardigheid toegerekend” (Jakobus 2:23). Abrahams vertrouwen in Jehovah reikte verder dan slechts te geloven dat God Isaäk kon opwekken. Abraham was er evenzeer van overtuigd dat wat Jehovah van hem verlangde juist was, hoewel Abraham niet over alle feiten beschikte. Hij had geen reden eraan te twijfelen dat Jehovah rechtvaardig was toen hij dit verzoek deed. Vervolgens werd Abrahams vertrouwen gesterkt toen Jehovah’s engel tussenbeide kwam om te voorkomen dat Isaäk daadwerkelijk als slachtoffer gedood zou worden. — Genesis 22:9-14.

9, 10. (a) Wanneer had Abraham eerder vertrouwen in Jehovah tentoongespreid? (b) Welke belangrijke les kunnen wij van Abraham leren?

9 Abraham had zo’n 25 jaar eerder blijk gegeven van net zo’n vertrouwen in Jehovah’s rechtvaardigheid. Nadat hij te horen had gekregen dat Sodom en Gomorra vernietigd zouden worden, bekommerde hij zich uiteraard om het welzijn van eventuele rechtvaardige mensen die daar woonden, met inbegrip van zijn neef Lot. Abraham richtte een smeekbede tot God met de woorden: „Het is van u niet denkbaar dat gij op deze wijze handelt, om de rechtvaardige met de goddeloze ter dood te brengen, zodat het de rechtvaardige moet vergaan als de goddeloze! Het is van u niet denkbaar. Zal de Rechter van de gehele aarde geen recht doen?” — Genesis 18:25.

10 De patriarch Abraham was ervan overtuigd dat Jehovah nooit iets onrechtvaardigs doet. De psalmist zong later: „Jehovah is rechtvaardig in al zijn wegen en loyaal in al zijn werken” (Psalm 145:17). Wij doen er goed aan ons af te vragen: ’Aanvaard ik wat Jehovah over mij laat komen zonder zijn rechtvaardigheid in twijfel te trekken? Ben ik ervan overtuigd dat wat hij ook toelaat zich ten goede van mij en ook ten goede van anderen zal keren?’ Als wij deze vragen bevestigend kunnen beantwoorden, hebben wij een belangrijke les van Abraham geleerd.

Vertrouwen in Jehovah’s keuzes tentoonspreiden

11, 12. (a) Welk aspect van vertrouwen is voor Gods dienstknechten noodzakelijk geweest? (b) Wat kan soms een probleem voor ons vormen?

11 Degenen die Jehovah als hun vertrouwen bezien, stellen ook vertrouwen in de mannen die Jehovah voor de verwezenlijking van zijn voornemens verkiest te gebruiken. Dit betekende dat de Israëlieten vertrouwen moesten stellen in Mozes en later in zijn opvolger Jozua. Het betekende dat vroege christenen vertrouwen moesten stellen in de apostelen en oudere mannen van de gemeente Jeruzalem. Het betekent dat wij in deze tijd vertrouwen stellen in „de getrouwe en beleidvolle slaaf” die is aangesteld om ons geestelijk ’voedsel te rechter tijd’ te verschaffen, alsook in degenen onder hen die het Besturende Lichaam vormen. — Mattheüs 24:45.

12 Feitelijk is het tot ons welzijn wanneer wij vertrouwen stellen in degenen die in de christelijke gemeente de leiding nemen. Wij krijgen het gebod: „Weest gehoorzaam aan hen die onder u de leiding nemen en weest onderdanig, want zij waken over uw ziel als mensen die rekenschap zullen afleggen, opdat zij dit met vreugde en niet met zuchten mogen doen, want dit zou voor u schadelijk zijn.” — Hebreeën 13:17.

Vermijd het over Jehovah’s keuzes te speculeren

13. Welke reden hebben wij om degenen te vertrouwen die zijn aangesteld om de leiding te nemen?

13 De bijbel helpt ons evenwichtig te zijn in het tonen van vertrouwen in degenen die onder Jehovah’s volk de leiding nemen. Wij zouden ons kunnen afvragen: ’Maakte Mozes ooit fouten? Legden de apostelen altijd de christelijke houding aan de dag die Jezus van hen verlangde?’ Het antwoord is duidelijk. Jehovah heeft het verkozen loyale en toegewijde mannen te gebruiken om zijn volk te leiden, hoewel zij onvolmaakt zijn. In overeenstemming daarmee dienen wij van ouderlingen in deze tijd, ook al zijn zij onvolmaakt, te erkennen dat „de heilige geest [hen] tot opzieners heeft aangesteld, om de gemeente van God te weiden”. Zij verdienen onze steun en ons respect. — Handelingen 20:28.

14. Wat is opmerkenswaard aan het feit dat Jehovah Mozes tot leider koos en niet Aäron of Mirjam?

14 Aäron was drie jaar ouder dan Mozes, maar beiden waren jonger dan hun zuster Mirjam (Exodus 2:3, 4; 7:7). En aangezien Aäron welbespraakter was dan Mozes, werd hij aangesteld om als de woordvoerder van zijn broer te dienen (Exodus 6:29–7:2). Toch koos Jehovah niet de oudste, Mirjam, of de meest welbespraakte, Aäron, om de Israëlieten te leiden. Dat hij Mozes verkoos, werd gedaan in volledige erkenning van alle feiten en de behoeften van het ogenblik. Toen Aäron en Mirjam een tijdlang dit heldere inzicht misten, klaagden zij: „Heeft Jehovah soms alleen door Mozes gesproken? Heeft hij ook niet door ons gesproken?” Mirjam, die mogelijk de aanstichtster was, werd gestraft voor deze minachtende houding jegens Jehovah’s keuze, van wie zij en Aäron hadden moeten erkennen dat hij „de zachtmoedigste [was] van alle mensen die op de oppervlakte van de aardbodem waren”. — Numeri 12:1-3, 9-15.

15, 16. Hoe bewees Kaleb dat hij vertrouwen in Jehovah had?

15 Toen twaalf verspieders werden uitgezonden om het Beloofde Land te verspieden, brachten tien van hen een negatief bericht uit. Zij boezemden de Israëlieten vrees in door over de Kanaänitische „mannen van buitengewone afmetingen” te spreken. Hierdoor gingen de Israëlieten „tegen Mozes en Aäron murmureren”. Maar niet alle verspieders gaven blijk van gebrek aan vertrouwen in Mozes en in Jehovah. Wij lezen: „Toen trachtte Kaleb het volk tot bedaren te brengen tegenover Mozes, en hij zei vervolgens: ’Laten wij direct optrekken, en wij zullen het stellig in bezit nemen, want wij kunnen het zeker overmeesteren’” (Numeri 13:2, 25-33; 14:2). Kalebs ferme standpunt werd door zijn medeverspieder Jozua gedeeld. Beiden toonden dat zij Jehovah tot hun vertrouwen hadden gemaakt, toen zij zeiden: „Indien Jehovah behagen in ons heeft gevonden, dan zal hij ons stellig in dit land brengen en het ons geven, een land dat vloeit van melk en honing. . . . Alleen . . . vreest het volk van het land niet . . . Jehovah is met ons. Vreest hen niet” (Numeri 14:6-9). Dit vertrouwen in Jehovah werd beloond. Van de generatie destijds levende volwassenen genoten alleen Kaleb, Jozua en sommige levieten het voorrecht het Beloofde Land binnen te gaan.

16 Enkele jaren later zei Kaleb: „Ik voor mij, ik heb Jehovah, mijn God, volkomen gevolgd. . . . Nu dan, zie, Jehovah heeft mij, juist zoals hij heeft beloofd, reeds vijfenveertig jaar in het leven gehouden sinds Jehovah deze belofte aan Mozes heeft gedaan, toen Israël in de wildernis wandelde, en nu, zie, ik ben heden vijfentachtig jaar oud. Niettemin ben ik heden nog even sterk als op de dag dat Mozes mij uitzond. Zoals mijn kracht toen was, zo is mijn kracht nu” (Jozua 14:6-11). Merk Kalebs positieve houding op, zijn getrouwheid en zijn fysieke mogelijkheden. Toch had Jehovah Kaleb niet als Mozes’ opvolger gekozen. Dit voorrecht werd Jozua toebedeeld. Wij kunnen het vaste vertrouwen hebben dat Jehovah redenen voor deze keuze had, en het was de beste keuze.

17. Wat zou Petrus ogenschijnlijk ongeschikt voor het dragen van verantwoordelijkheid hebben gemaakt?

17 De apostel Petrus verloochende zijn Meester tot driemaal toe. Ook had hij onbezonnen het recht in eigen hand genomen door het oor van de slaaf van de hogepriester af te slaan (Mattheüs 26:47-55, 69-75; Johannes 18:10, 11). Sommigen zeggen misschien dat Petrus een bevreesd, onevenwichtig persoon was, onwaardig om speciale voorrechten toebedeeld te krijgen. Aan wie werden niettemin de sleutels van het Koninkrijk gegeven, waardoor hij het voorrecht had de weg tot de hemelse roeping voor drie groepen te openen? Het was Petrus. — Handelingen 2:1-41; 8:14-17; 10:1-48.

18. Voor welke door Judas genoemde fout willen wij ons wachten?

18 Uit deze voorbeelden blijkt dat wij moeten opletten niet naar de uiterlijke schijn te oordelen. Als wij ons vertrouwen op Jehovah stellen, zullen wij zijn keuzes niet in twijfel trekken. Hoewel zijn aardse organisatie bestaat uit onvolmaakte mensen, die niet beweren onfeilbaar te zijn, gebruikt hij hen op een fenomenale wijze. Judas, Jezus’ halfbroer, waarschuwde eerste-eeuwse christenen voor personen die ’heerschappij minachten en schimpend spreken over heerlijken’ (Judas 8-10). Wij mogen nooit als zij zijn.

19. Waarom hebben wij geen reden om over Jehovah’s keuzes te speculeren?

19 Jehovah kiest voor bepaalde verantwoordelijkheden klaarblijkelijk mannen die over de specifieke hoedanigheden beschikken om zijn dienstknechten te leiden op de weg die hij wil dat zij in die specifieke tijd bewandelen. Wij dienen dit feit te erkennen, niet over Gods keuzes te speculeren, maar ons er tevreden mee te stellen nederig dienst te verrichten waar Jehovah ons persoonlijk geplaatst heeft. Aldus geven wij er blijk van Jehovah tot ons vertrouwen te hebben gemaakt. — Efeziërs 4:11-16; Filippenzen 2:3.

Vertrouwen in Jehovah’s rechtvaardigheid tentoonspreiden

20, 21. Wat kunnen wij leren van de wijze waarop God met Mozes handelde?

20 Als wij af en toe de neiging hebben te veel vertrouwen in onszelf te stellen en te weinig in Jehovah, laten wij dan van Mozes leren. Toen hij veertig jaar was, trachtte hij uit eigen beweging de Israëlieten uit Egyptische gevangenschap te bevrijden. Ongetwijfeld waren zijn pogingen goed bedoeld, maar ze hadden niet Israëls onmiddellijke bevrijding tot gevolg en ook kwam hierdoor geen verbetering in zijn eigen situatie. In feite werd hij gedwongen te vluchten. Maar nadat hij een zware opleiding van veertig jaar in een vreemd land had gekregen, kwam hij ervoor in aanmerking uitgekozen te worden om te doen wat hij voordien gewild had. Ditmaal kon hij het vaste vertrouwen hebben dat Jehovah hem steunde, omdat nu de dingen op Jehovah’s wijze werden gedaan op een tijdstip dat strookte met Zijn tijdtafel. — Exodus 2:11–3:10.

21 Elk van ons zou zichzelf de vraag kunnen stellen: ’Loop ik soms op Jehovah en de aangestelde ouderlingen in de gemeente vooruit door dingen te willen bespoedigen of dingen op mijn eigen manier te doen? Aanvaard ik, in plaats van mij voor bepaalde voorrechten over het hoofd gezien te voelen, grif mijn nog steeds voortdurende opleidingsperiode?’ Hebben wij in feite een belangrijke les van Mozes geleerd?

22. Hoe dacht Mozes over Jehovah, ondanks het feit dat hij een groot voorrecht verloren had?

22 Bovendien kunnen wij nog een les van Mozes leren. Numeri 20:7-13 vertelt ons over een door hem begane fout die hem duur kwam te staan. Hij verloor het voorrecht de Israëlieten het Beloofde Land binnen te leiden. Reageerde hij vervolgens op een wijze die te kennen gaf dat Jehovah’s beslissing in de aangelegenheid onrechtvaardig was? Ging hij als het ware in een hoek zitten mokken omdat God hem zo oneerlijk behandelde? Verloor Mozes zijn vertrouwen in Jehovah’s rechtvaardigheid? Wij kunnen de antwoorden vinden in woorden die Mozes kort voor zijn dood tot Israël sprak. Over Jehovah zei Mozes: „Volmaakt is zijn activiteit, want al zijn wegen zijn gerechtigheid. Een God van getrouwheid, bij wie geen onrecht is; rechtvaardig en oprecht is hij” (Deuteronomium 32:4). Mozes behield beslist tot het einde toe zijn vertrouwen in Jehovah. Hoe staat het met ons? Doen wij persoonlijk stappen om ons vertrouwen in Jehovah en zijn rechtvaardigheid te versterken? Hoe kunnen wij dit doen? Laten wij eens zien.

Wat zou u antwoorden?

◻ Om welke redenen konden de Israëlieten Jehovah vertrouwen?

◻ Wat kan er van Abraham worden geleerd als het op vertrouwen aankomt?

◻ Waarom dienen wij het te vermijden over Jehovah’s keuzes te speculeren?

[Illustratie op blz. 13]

Vertrouwen op Jehovah houdt in dat wij degenen respecteren die de leiding nemen in de gemeente

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen