SIDDIM, LAAGVLAKTE VAN
(Si̱ddim).
Een dal dat in de Schrift met de Zoutzee of Dode Zee in verband wordt gebracht (Ge 14:3). In de tijd van Abraham streden daar de rebellerende koningen van Sodom, Gomorra, Adma, Zeboïm en Zoar tegen de Elamitische koning Kedorlaomer en zijn drie bondgenoten. De koningen van Sodom en Gomorra werden verslagen en vluchtten, maar een deel van hun troepen viel in de „asfaltputten” waar het gebied vol van was. — Ge 14:4, 8-10.
Sommigen zijn van mening dat de Laagvlakte van Siddim het op een baai gelijkende deel van de Dode Zee ten Z van het schiereiland Lisan is. Zij vermoeden dat het eens een vruchtbaar dal was dat later blijkbaar onder de waterspiegel verdween, misschien als gevolg van aardbevingen of vanwege topografische veranderingen die veroorzaakt werden door Gods verwoesting van Sodom, Gomorra en het hele District (Ge 19:24, 25). Van tijd tot tijd komen daar nog asfaltmassa’s aan de oppervlakte van het ondiepe water drijven. — Zie ZOUTZEE.