Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • it-1 ‘Gevangenis’
  • Gevangenis

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Gevangenis
  • Inzicht in de Schrift, Deel 1
  • Vergelijkbare artikelen
  • Gevangenis
    Hulp tot begrip van de bijbel
  • Banden, boeien
    Hulp tot begrip van de bijbel
  • Banden, boeien
    Inzicht in de Schrift, Deel 1
  • Gevangenbewaarder
    Inzicht in de Schrift, Deel 1
Meer weergeven
Inzicht in de Schrift, Deel 1
it-1 ‘Gevangenis’

GEVANGENIS

Een plaats waar iemand vóór zijn gerechtelijk verhoor of nadat hij als wetsovertreder is veroordeeld, in verzekerde bewaring wordt gehouden. In de oorspronkelijke talen van de bijbel bestaan verscheidene uitdrukkingen die betrekking hebben op een gevangenis, zoals: „huis van de ronding” (Ge 39:20; vgl. vtn.), „huis van de regenput” (Ex 12:29, vtn.), „huis van bewaring” (1Kon 22:27), „huis van verzekerde bewaring” (Ge 42:19; Jer 52:11), „huis van de gevangenen of de geboeiden, gebondenen” (Re 16:21; Pr 4:14), „huis van het blok” (2Kr 16:10), „oord van de banden” (Mt 11:2), „oord van bewaking” (Mt 14:10) en „plaats van hechtenis of toezicht” (Han 5:18).

Bij verscheidene volken uit de oudheid, bijvoorbeeld bij de Egyptenaren, de Filistijnen, de Assyriërs, de Babyloniërs en de Perzen, was gevangenschap een vorm van wettelijke straf (Ge 39:20; Re 16:25; 2Kon 17:4; Ezr 7:26; Jer 52:31-33). Gevangenen werden soms geboeid en gedwongen om zwaar werk te doen, zoals malen (Re 16:21; 2Kon 17:4; Ps 105:17, 18; Jer 52:11). In Egypte kon een betrouwbare gevangene (zoals Jozef) over andere gevangenen worden aangesteld en de opdracht ontvangen om personen te bedienen die vóór hun gevangenzetting een prominente positie hadden bekleed. — Ge 39:21–40:4.

Gevangenissen dateren minstens al uit de 18de eeuw v.G.T., want toen werd Jozef ten onrechte in de gevangenis gezet die verbonden was met „het huis van de overste van de lijfwacht” (Ge 39:20; 40:3; 41:10). Deze Egyptische gevangenis had blijkbaar een kerker of een regenputvormige kuil, waarin sommige gevangenen werden vastgehouden. — Ge 40:15; 41:14; vgl. Jes 24:22.

De Mozaïsche wet voorzag niet in gevangenissen als strafmiddel. Aangezien er snel rechtgesproken moest worden (Joz 7:20, 22-25), kon volgens de Pentateuch iemand alleen in verzekerde bewaring worden gesteld indien er opheldering door een godsoordeel vereist was (Le 24:12; Nu 15:34). Uiteindelijk kwamen echter ook bij de Israëlieten gevangenissen in gebruik. De profeet Jeremia bijvoorbeeld werd in „het huis van boeien, in het huis van . . . Jonathan,” vastgehouden. Deze gevangenis had „gewelfde vertrekken”, misschien kerkercellen. De omstandigheden waren daar zo slecht dat Jeremia voor zijn leven vreesde (Jer 37:15-20). Daarna werd hij naar „het Voorhof van de Wacht” overgebracht, waar hij een dagelijks rantsoen brood kreeg, bezoekers kon ontvangen en zakelijke aangelegenheden kon afhandelen. — Jer 32:2, 8, 12; 37:21; zie ook 1Kon 22:27; 2Kr 16:10; Heb 11:36.

In de 1ste eeuw G.T. waren de gevangenbewaarders of bewakers volgens Romeins gebruik persoonlijk voor de gevangenen verantwoordelijk (Han 12:19). Daarom wilde de gevangenbewaarder in Filippi, in de mening verkerend dat zijn gevangenen ontsnapt waren, zelfmoord plegen (Han 16:27). Om veiligheidsredenen werden bij de gevangenisdeuren vaak bewakers gestationeerd, en soms waren de voeten van de gevangenen in het blok gesloten of waren hun handen aan de bewakers geketend (Han 5:23; 12:6-10; 16:22-24). Sommige gevangenen mochten bezoekers ontvangen. — Mt 25:36; Han 23:35; 24:23, 27; 28:16-31; zie BANDEN, BOEIEN; GEVANGENBEWAARDER.

Zoals door Christus Jezus was voorzegd, kwamen veel van zijn volgelingen in de gevangenis terecht (Lu 21:12; Han 26:10; Ro 16:7; Kol 4:10; Heb 10:34; 13:3). De apostel Johannes, een banneling op het eiland Patmos, schreef dat gevangenschap een vorm van christenvervolging zou blijven. — Opb 2:10.

Figuurlijk gebruik. In figuurlijke zin kan „gevangenis” betrekking hebben op een land van ballingschap (zoals Babylon) of op een toestand van geestelijke knechtschap of beperking (Jes 42:6, 7; 48:20; 49:5, 8, 9; 61:1; Mt 12:15-21; Lu 4:17-21; 2Kor 6:1, 2). Hoewel de geestelijke schepselen die in Noachs dagen ongehoorzaam waren, geen fysiek lichaam hebben dat door letterlijke boeien vastgehouden kan worden, zijn zij in hun activiteiten beperkt en bevinden zij zich in een toestand van dikke duisternis met betrekking tot Jehovah God, alsof zij in een gevangenis zijn (1Pe 3:19; Ju 6; zie TARTARUS). Ook de afgrond waarin Satan 1000 jaar lang opgesloten zal worden, is een „gevangenis”, een met de dood te vergelijken toestand van beperking. — Opb 20:1-3, 7.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen