VUURPOT

Vuurpotten werden op verschillende manieren in verband met de dienst in het heiligdom gebruikt. Er waren gouden vuurpotten, die waarschijnlijk als bakken dienden waar de verbrande lampepitten in werden gedaan die werden verwijderd van de lampen op de gouden lampestandaard (Ex 25:38; 37:23; Nu 4:9). De koperen vuurpotten van het brandofferaltaar dienden kennelijk als aspot of als gerei om kolen uit het vuur te halen (Ex 27:3; 38:3). Daarnaast werden er vuurpotten gebruikt om reukwerk te branden (Le 10:1). Elke morgen en tussen de twee avonden deed de hogepriester welriekend reukwerk op het gouden reukaltaar in rook opgaan. — Ex 30:7, 8.

De vuurpotten alsook het andere bij de lampestandaard en het brandofferaltaar behorende gerei moesten bedekt worden wanneer de Israëlieten tijdens hun omzwervingen opbraken en de tabernakel naar een andere plaats werd vervoerd. — Nu 4:9, 14.

Salomo maakte voor de tempel, waarvan de bouwplannen door inspiratie tot David waren gekomen, vuurpotten van goud en zilver. Mogelijk waren deze sierlijker van vorm dan de vuurpotten die in de tabernakel in de wildernis werden gebruikt (1Kon 7:48-50; 1Kr 28:11-19; 2Kr 4:19-22). Er wordt vermeld dat de vuurpotten die door de Babyloniërs werden meegenomen toen de tempel werd verwoest, van zuiver goud en van zuiver zilver waren. — 2Kon 25:15; Jer 52:19.

In Hebreeën 9:4 is sprake van een voorwerp dat, samen met de ark van het verbond, bij het Allerheiligste behoorde of daarmee in verband stond. In het Grieks wordt het thu·mi·a·teʹri·on genoemd. Dit woord duidt op iets wat met het verbranden van reukwerk te maken heeft. Werd hiermee het reukaltaar bedoeld? Veel vertalingen geven die indruk, en men baseert zich daarvoor op Philo en Josephus, die dit woord op het reukaltaar laten slaan (GNB; LV; NBG; OB; WV). Uiteraard is bekend dat het reukaltaar niet in het Allerheiligste stond (Ex 30:1, 6). Het bevond zich direct buiten het gordijn, of „bij het binnenste vertrek”, zoals in 1 Koningen 6:22 staat. (Vgl. Ex 40:3-5.) Daarentegen kan thu·mi·a·teʹri·on terecht met „reukvat” worden weergegeven, en op de Verzoendag begaf de hogepriester zich werkelijk met een reukvat in het Allerheiligste (Le 16:12, 13). In de Griekse Septuaginta wordt het woord thu·mi·a·teʹri·on altijd voor het reukvat gebruikt (2Kr 26:19; Ez 8:11, LXX), hoewel in Leviticus 16:12, waar het gebeuren op de Verzoendag wordt beschreven, een ander woord wordt gebruikt. De joodse misjna geeft echter te kennen dat op de Verzoendag mettertijd een speciaal gouden reukvat werd gebruikt (Yoma 4:4; 5:1; 7:4). Met goede reden geven sommige vertalers er dus de voorkeur aan thu·mi·a·teʹri·on met „reukvat” of iets dergelijks weer te geven. — NW; Lu; SV.

Misbruik. Aärons zonen Nadab en Abihu gebruikten hun vuurpotten om onwettig vuur voor het aangezicht van Jehovah te offeren. Dat kostte hun het leven (Le 10:1, 2). Ook de door Korach aangevoerde 250 opstandelingen werden door vuur verteerd toen zij hun koperen vuurpotten voor het aangezicht van Jehovah aanboden (Nu 16:16-19, 35, 39). Koning Uzzia werd met melaatsheid geslagen toen hij onrechtmatig een reukvat gebruikte (2Kr 26:18, 19). De zeventig oudere mannen van Israël die Ezechiël in een visioen zag, gebruikten reukvaten om reukwerk aan afgoden te offeren. — Ez 8:10, 11; zie REUKWERK.