-
Wanneer is het „een tijd om te spreken”?De Wachttoren 1987 | 1 september
-
-
Nog een bijbelse richtlijn staat in Leviticus 5:1: „Ingeval nu een ziel zondigt doordat hij een in het openbaar geuite vervloeking heeft gehoord en hij getuige is of het gezien heeft of het te weten gekomen is, dan moet hij, indien hij het niet aangeeft, de verantwoordelijkheid voor zijn dwaling dragen.” Deze „in het openbaar geuite vervloeking” was geen vloek of godslastering. Er werd integendeel vaak gebruik van gemaakt wanneer iemand die onrecht was aangedaan, verlangde dat een mogelijke getuige hem hielp recht te verkrijgen, terwijl hij hierbij vervloekingen — naar alle waarschijnlijkheid van Jehovah afkomstige vervloekingen — afriep over de misschien nog niet geïdentificeerde persoon die hem onrecht had aangedaan. Het was een manier om anderen onder ede te stellen. Eventuele getuigen van het kwaad zouden weten wie onrecht had geleden en zouden de verantwoordelijkheid dragen zich aan te melden om de schuld vast te stellen. Anders zouden zij voor het aangezicht van Jehovah ’de verantwoordelijkheid voor hun dwaling moeten dragen’.b
Dit bevel, dat afkomstig was van de Hoogste Autoriteit in het universum, legde iedere Israëliet de verantwoordelijkheid op om ernstig kwaaddoen waarvan hij getuige was geweest, aan de rechters te rapporteren, zodat de kwestie behandeld kon worden. Hoewel christenen niet rechtstreeks onder de Mozaïsche wet staan, zijn de beginselen ervan nog steeds in de christelijke gemeente van toepassing. Het kan dus voorkomen dat een christen verplicht is een zaak onder de aandacht van de ouderlingen te brengen. Het is in veel landen inderdaad illegaal gegevens die men in persoonlijke dossiers heeft aangetroffen, aan onbevoegden te onthullen. Maar als een christen, na een gebedsvolle beschouwing, van mening is dat hij met een situatie te maken heeft waarin de wet van God van hem verlangt dat hij wat hij weet rapporteert, in weerwil van de eisen van lagere autoriteiten, is dat een verantwoordelijkheid die hij voor het aangezicht van Jehovah aanvaardt. Er zijn tijden dat een christen „God als regeerder meer [moet] gehoorzamen dan mensen”. — Handelingen 5:29.
Hoewel eden of plechtige beloften nooit licht opgevat mogen worden, zijn er tijden dat door mensen verlangde beloften in strijd zijn met het vereiste dat wij exclusieve toewijding geven aan onze God. Wanneer iemand een ernstige zonde begaat, komt hij in feite onder een ’openbare vervloeking’ van de zijde van Degene die onrecht is aangedaan, Jehovah God (Deuteronomium 27:26; Spreuken 3:33). Allen die een deel van de christelijke gemeente worden, stellen zich „onder ede” om de gemeente rein te houden, zowel door wat zij persoonlijk doen als door de wijze waarop zij anderen helpen rein te blijven.
-
-
Wanneer is het „een tijd om te spreken”?De Wachttoren 1987 | 1 september
-
-
b In hun Commentary on the Old Testament verklaren Keil en Delitzsch dat iemand schuldig zou zijn aan dwaling of zonde als hij, hoewel hij „op de hoogte was van een andermans misdaad, ongeacht of hij die had gezien of er anderszins van op de hoogte was geraakt, en derhalve bevoegd was om met het oog op de veroordeling van de misdadiger als getuige voor het gerecht te verschijnen, verzuimde dit te doen en niet meedeelde wat hij had gezien of te weten was gekomen toen hij tijdens het openbare onderzoek naar de misdaad de plechtige bezwering van de rechter hoorde, op grond waarvan alle aanwezigen die iets over de kwestie wisten, werden aangespoord zich als getuigen aan te melden”.
-