Blijf in de „toevluchtsstad” en leef!
„Hij behoort tot aan de dood van de hogepriester in zijn toevluchtsstad te wonen.” — NUMERI 35:28.
1. Wie is de Bloedwreker, en hoe zal hij binnenkort handelend optreden?
JEHOVAH’S Bloedwreker, Jezus Christus, staat op het punt toe te slaan. Met zijn legerscharen van engelen zal deze Wreker binnenkort handelend optreden tegen allen op wie, zonder dat zij hiervan berouw hebben, bloedschuld rust. Ja, tijdens de snel naderbij komende „grote verdrukking” zal Jezus als Gods Oordeelsvoltrekker optreden (Mattheüs 24:21, 22; Jesaja 26:21). De mensheid zal dan de gevolgen van haar bloedschuld moeten ondergaan.
2. Wat is het enige echte toevluchtsoord, en welke vragen vereisen een antwoord?
2 Om redding te ontvangen, moet men onverwijld de weg naar de tegenbeeldige toevluchtsstad inslaan en uit alle macht rennen! Als een vluchteling in de stad werd toegelaten, moest hij er blijven, omdat de stad het enige echte toevluchtsoord was. Maar u vraagt u misschien af: ’Rust er werkelijk bloedschuld op ons, aangezien de meesten van ons nooit iemand hebben gedood? Waarom is Jezus de Bloedwreker? Wat is de hedendaagse toevluchtsstad? Kan iemand deze stad ooit verlaten en toch veilig zijn?’
Rust er werkelijk bloedschuld op ons?
3. Welk onderdeel van de Mozaïsche wet zal ons helpen inzien dat de miljarden aardbewoners in bloedschuld delen?
3 Een onderdeel van de Mozaïsche wet zal ons helpen inzien dat de miljarden aardbewoners in bloedschuld delen. God legde de Israëlieten een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor bloedvergieten op. Als er een verslagene werd aangetroffen en niet bekend was wie hem had vermoord, moesten rechters de afstand naar de omliggende steden meten om vast te stellen wat de dichtstbijzijnde stad was. Teneinde schuld weg te nemen, moesten de ouderlingen van die ogenschijnlijk met bloedschuld beladen stad een jonge koe waarmee nog niet gewerkt was, naar een onbebouwd stroomdal brengen en het dier daar de nek breken. Dit werd gedaan ten aanschouwen van levitische priesters, ’omdat Jehovah hen had uitgekozen om geschillen betreffende gewelddaden te beslechten’. De ouderlingen van de stad wasten hun handen boven de koe en zeiden: „Onze handen hebben dit bloed niet vergoten, noch hebben onze ogen gezien dat het vergoten werd. Reken het uw volk Israël, dat gij hebt losgekocht, o Jehovah, niet aan, en leg niet de schuld voor onschuldig bloed in het midden van uw volk Israël” (Deuteronomium 21:1-9). Jehovah God wilde niet dat het land Israël met bloed bezoedeld werd of dat het volk dat er woonde gezamenlijke bloedschuld droeg.
4. Welk bericht inzake bloedschuld heeft Babylon de Grote opgebouwd?
4 Ja, er bestaat zoiets als gezamenlijke of gemeenschappelijke bloedschuld. Beschouw bijvoorbeeld eens de enorme bloedschuld die op Babylon de Grote, het wereldrijk van valse religie, rust. Ze is dronken van het bloed van Jehovah’s dienstknechten! (Openbaring 17:5, 6; 18:24) De religies van de christenheid beweren de Vredevorst te volgen, maar door haar oorlogen, religieuze inquisities en dodelijke kruistochten heeft de christenheid in de ogen van God bloedschuld op zich geladen (Jesaja 9:6; Jeremia 2:34). In feite moet ze de grootste schuld op zich nemen voor de miljoenen mensen die in de twee wereldoorlogen van deze eeuw zijn omgekomen. Daarom rust er zowel op de aanhangers van de valse religie als op de ondersteuners van en de deelnemers aan menselijke oorlogvoering bloedschuld in de ogen van God.
5. Hoe zijn sommige mensen als de onopzettelijke doodslager in Israël?
5 Sommige mensen hebben opzettelijk of als gevolg van achteloosheid iemands dood veroorzaakt. Anderen hebben deelgenomen aan het collectief doden van mensen, daartoe misschien overreed door religieuze leiders die beweerden dat dit Gods wil was. Weer anderen hebben dienstknechten van God vervolgd en gedood. Maar zelfs al hebben wij niet zulke dingen gedaan, dan delen wij toch in de gemeenschapsverantwoordelijkheid voor het verlies van menselijk leven, omdat wij Gods wet en wil niet kenden. Wij zijn als de onopzettelijke doodslager ’die zijn naaste doodde zonder het te weten en die hem voordien niet haatte’ (Deuteronomium 19:4). Zulke personen moeten God om barmhartigheid smeken en dienen naar de tegenbeeldige toevluchtsstad te rennen. Anders zullen zij een fatale ontmoeting met de Bloedwreker hebben.
Jezus’ belangrijke tweeledige rol
6. Waarom kan er gezegd worden dat Jezus de naaste bloedverwant van de mensheid is?
6 In Israël was de bloedwreker de naaste bloedverwant van het slachtoffer. Om allen die op aarde gedood zijn, vooral de gedode dienstknechten van Jehovah, te kunnen wreken, moet de huidige Bloedwreker een bloedverwant van de hele mensheid zijn. Die rol wordt door Jezus Christus vervuld. Hij werd als volmaakt mens geboren. Jezus legde zijn zondeloze leven als loskoopoffer in de dood af, en na zijn opstanding tot leven in de hemel bood hij de waarde van dat offer aan God aan ter wille van de stervende nakomelingen van de zondige Adam. Aldus werd Christus de Verlosser van de mensheid, onze naaste bloedverwant — de rechtmatige Bloedwreker (Romeinen 5:12; 6:23; Hebreeën 10:12). Jezus wordt geïdentificeerd als een broer van zijn gezalfde volgelingen (Mattheüs 25:40, 45; Hebreeën 2:11-17). Als hemelse Koning wordt hij de „Eeuwige Vader” van degenen die als zijn aardse onderdanen voordeel zullen trekken van zijn offer. Zij zullen eeuwig leven (Jesaja 9:6, 7). Jehovah heeft deze Bloedverwant van de mensheid derhalve passend als de Bloedwreker aangesteld.
7. Wat doet Jezus, als de grote Hogepriester, voor mensen?
7 Jezus is tevens een zondeloze, beproefde, meevoelende Hogepriester (Hebreeën 4:15). In die hoedanigheid wendt hij de verdienste van zijn zondenverzoenende offer ten behoeve van de mensheid aan. De toevluchtssteden werden ingesteld „voor de zonen van Israël en voor de inwonende vreemdeling en voor de bijwoner in hun midden” (Numeri 35:15). Derhalve wendde de grote Hogepriester de verdienste van zijn offer eerst aan ten behoeve van zijn gezalfde volgelingen, „de zonen van Israël”. Nu wordt ze aangewend ten behoeve van de ’inwonende vreemdelingen’ en ’bijwoners’ in de tegenbeeldige toevluchtsstad. Deze „andere schapen” van de Heer Jezus Christus hopen eeuwig op aarde te leven. — Johannes 10:16; Psalm 37:29, 34.
De tegenwoordige toevluchtsstad
8. Wat is de tegenbeeldige toevluchtsstad?
8 Wat is de tegenbeeldige toevluchtsstad? Het is niet de een of andere geografische plaats, zoals Hebron, een van de zes levitische toevluchtssteden en de woonplaats van Israëls hogepriester. De tegenwoordige toevluchtsstad is de voorziening die God heeft getroffen om ons te beschermen tegen de dood als gevolg van het overtreden van zijn gebod inzake de heiligheid van bloed (Genesis 9:6). Iedere overtreder van dat gebod, hetzij opzettelijk of onopzettelijk, moet God om vergeving en kwijtschelding van zijn zonde vragen op grond van geloof in het bloed van de Hogepriester, Jezus Christus. Gezalfde christenen met de hemelse hoop en de „grote schare” met aardse vooruitzichten hebben zich de voordelen van Jezus’ zondenverzoenende offer ten nutte gemaakt en bevinden zich in de tegenbeeldige toevluchtsstad. — Openbaring 7:9, 14; 1 Johannes 1:7; 2:1, 2.
9. Hoe overtrad Saulus van Tarsus Gods gebod inzake bloed, maar hoe gaf hij blijk van een veranderde houding?
9 Voordat de apostel Paulus een christen werd, had hij het gebod inzake bloed overtreden. Als Saulus van Tarsus vervolgde hij Jezus’ volgelingen en hechtte zelfs zijn goedkeuring aan de moord op hen. „Niettemin”, aldus Paulus, „werd mij barmhartigheid betoond omdat ik onwetend was en in ongeloof handelde” (1 Timotheüs 1:13; Handelingen 9:1-19). Saulus had een berouwvolle houding, waarvan hij later blijk gaf door veel werken des geloofs te verrichten. Maar om de tegenbeeldige toevluchtsstad te kunnen binnengaan, wordt er meer vereist dan geloof in de losprijs.
10. Hoe kan een goed geweten worden verkregen, en wat moet er worden gedaan om het te behouden?
10 Een onopzettelijke doodslager kon alleen in een van Israëls toevluchtssteden blijven als hij kon bewijzen dat hij met betrekking tot bloedvergieten een goed geweten tegenover God bezat. Om een goed geweten te verkrijgen, moeten wij geloof oefenen in Jezus’ offer, berouw hebben van onze zonden en onze handelwijze veranderen. Wij moeten een verzoek doen om een goed geweten door ons in gebed door bemiddeling van Christus aan God op te dragen en dit te symboliseren door de waterdoop (1 Petrus 3:20, 21). Dit goede geweten stelt ons in staat in een reine verhouding met Jehovah te komen. De enige manier om een goed geweten te behouden, is ons te schikken naar Gods vereisten en het werk te verrichten dat ons in de tegenbeeldige toevluchtsstad is opgedragen, net zoals vluchtelingen in de toevluchtssteden uit de oudheid de Wet moesten gehoorzamen en zich van hun werktoewijzingen moesten kwijten. Het belangrijkste werk voor Jehovah’s volk in deze tijd is het bekendmaken van de Koninkrijksboodschap (Mattheüs 24:14; 28:19, 20). Door dat werk te doen, zullen wij worden geholpen nuttige inwoners van de huidige toevluchtsstad te zijn.
11. Wat moet worden vermeden als wij veilig binnen de tegenwoordige toevluchtsstad willen blijven?
11 Zouden wij de tegenwoordige toevluchtsstad verlaten, dan zouden wij ons aan vernietiging blootstellen, want de Bloedwreker zal binnenkort handelend optreden tegen allen op wie bloedschuld rust. Het is er nu niet de tijd voor om buiten deze beschermende stad of in een gevaarlijk gebied bij de buitenste grens van haar weidegronden te worden aangetroffen. Wij zouden buiten de tegenbeeldige toevluchtsstad terechtkomen als wij ons geloof in het zondenverzoenende offer van de Hogepriester zouden verliezen (Hebreeën 2:1; 6:4-6). Wij zouden ook niet veilig zijn als wij de wegen van de wereld zouden overnemen, niet volledig zouden samenwerken met Jehovah’s organisatie of van de rechtvaardige maatstaven van onze hemelse Vader zouden afwijken. — 1 Korinthiërs 4:4.
Uit de toevluchtsstad bevrijd
12. Hoe lang moeten degenen op wie vroeger bloedschuld rustte, in de tegenbeeldige toevluchtsstad blijven?
12 Een onopzettelijke doodslager in Israël moest „tot aan de dood van de hogepriester” in een toevluchtsstad blijven (Numeri 35:28). Hoe lang moeten degenen op wie vroeger bloedschuld rustte, dus in de tegenbeeldige toevluchtsstad blijven? Totdat zij de diensten van de Hogepriester, Jezus Christus, niet meer nodig hebben. „Hij [is] ook in staat om degenen die door bemiddeling van hem tot God naderen, volledig te redden”, zei Paulus (Hebreeën 7:25). Zolang er nog smetten zijn van zonde en van vroegere bloedschuld, zijn de diensten van de Hogepriester nodig opdat onvolmaakte mensen een rechtvaardige positie voor het aangezicht van God kunnen innemen.
13. Wie zijn de huidige „zonen van Israël”, en hoe lang moeten zij in de „toevluchtsstad” blijven?
13 Houd in gedachte dat de toevluchtssteden uit de oudheid werden ingesteld voor „de zonen van Israël”, de inwonende vreemdelingen en de bijwoners. „De zonen van Israël” zijn geestelijke Israëlieten (Galaten 6:16). Zij moeten in de tegenbeeldige toevluchtsstad blijven zolang zij op aarde leven. Waarom? Omdat zij zich nog in het onvolmaakte vlees bevinden en derhalve de verzoenende verdienste van het offer van hun hemelse Hogepriester nodig hebben. Wanneer deze gezalfde christenen echter sterven en tot geestelijk leven in de hemel worden opgewekt, hebben zij de verzoenende diensten van de Hogepriester niet meer nodig; zij zullen het vlees en de daaraan klevende bloedschuld voorgoed hebben achtergelaten. Ten aanzien van zulke uit de dood opgewekte gezalfden zal de Hogepriester in een verzoenende, beschermende hoedanigheid zijn gestorven.
14. Wat nog meer vereist dat degenen die hemelse vooruitzichten hebben in de tegenwoordige toevluchtsstad blijven?
14 Alleen al het feit dat degenen die hemelse „medeërfgenamen met Christus” zullen zijn, de menselijke natuur bezitten, vereist dat zij in de tegenbeeldige toevluchtsstad blijven totdat zij hun aardse loopbaan getrouw beëindigen. Wanneer zij sterven, zullen zij de menselijke natuur voor eeuwig opofferen (Romeinen 8:17; Openbaring 2:10). Jezus’ offer is alleen van toepassing op degenen die de menselijke natuur hebben. De Hogepriester sterft dus ten aanzien van degenen die tot het geestelijke Israël behoren wanneer zij worden opgewekt als geestelijke schepselen die als „deelhebbers aan de goddelijke natuur” eeuwig in de hemel zullen wonen. — 2 Petrus 1:4.
15. Wie zijn de hedendaagse ’inwonende vreemdelingen’ en ’bijwoners’, en wat zal de grote Hogepriester voor hen doen?
15 Wanneer zal de Hogepriester „sterven” met betrekking tot de hedendaagse ’inwonende vreemdelingen’ en ’bijwoners’, als gevolg waarvan zij de tegenbeeldige toevluchtsstad zullen kunnen verlaten? Deze leden van de grote schare kunnen deze toevluchtsstad niet onmiddellijk na de grote verdrukking verlaten. Waarom niet? Omdat zij zich nog in hun onvolmaakte, zondige vlees zullen bevinden en onder de bescherming van de Hogepriester zullen moeten blijven. Door tijdens zijn duizendjarige koningschap en priesterschap voordeel te trekken van zijn verzoenende diensten, zullen zij tot menselijke volmaaktheid geraken. Vervolgens zal Jezus hen aan God overdragen voor een laatste, beslissende beproeving op hun rechtschapenheid — waarvan de resultaten eeuwig zullen zijn — doordat Satan en zijn demonen een korte tijd worden losgelaten. Omdat zij deze beproeving doorstaan en als gevolg daarvan door God worden goedgekeurd, zal Jehovah hen rechtvaardig verklaren. Aldus zullen zij de volheid van menselijke volmaaktheid bereiken. — 1 Korinthiërs 15:28; Openbaring 20:7-10.a
16. Wanneer zullen de overlevenden van de grote verdrukking de verzoenende diensten van de Hogepriester niet langer nodig hebben?
16 De overlevenden van de grote verdrukking zullen dus een goed geweten moeten behouden door tot het eind van Christus’ duizendjarige regering in de tegenbeeldige toevluchtsstad te blijven. Als tot volmaaktheid gebrachte mensen zullen zij de verzoenende diensten van de Hogepriester niet langer nodig hebben en niet meer door hem beschermd hoeven te worden. Jezus zal dan als Hogepriester ten aanzien van hen sterven, omdat hij niet langer het reinigende bloed van zijn offer ten behoeve van hen hoeft aan te wenden. Dan is de tijd aangebroken dat zij de tegenbeeldige toevluchtsstad zullen verlaten.
17. Waarom zal het voor degenen die tijdens Christus’ duizendjarige regering worden opgewekt, niet nodig zijn de tegenbeeldige toevluchtsstad binnen te gaan en daar te blijven?
17 Moeten degenen die tijdens Jezus’ duizendjarige regering worden opgewekt, de tegenbeeldige toevluchtsstad binnengaan en daar tot de dood van de hogepriester blijven? Nee, want zij hebben door hun dood de straf voor hun zondigheid betaald (Romeinen 6:7; Hebreeën 9:27). Niettemin zal de Hogepriester hen helpen tot volmaaktheid te geraken. Als zij de laatste beproeving na het Millennium met succes doorstaan, zal God hen ook rechtvaardig verklaren met een waarborg voor eeuwig leven op aarde. Degenen die in gebreke blijven aan Gods vereisten te voldoen en die tijdens de laatste beproeving hun rechtschapenheid niet bewaren, zullen natuurlijk een ongunstig oordeel ontvangen en vernietigd worden.
18. Wat met betrekking tot Jezus’ koningschap en priesterschap zal de mensheid eeuwig ten goede komen?
18 De Israëlitische hogepriesters stierven uiteindelijk. Maar Jezus is „voor eeuwig een hogepriester naar de wijze van Melchizedek . . . geworden” (Hebreeën 6:19, 20; 7:3). Dat Jezus’ positie als bemiddelende Hogepriester voor de mensheid eindigt, wil dus niet zeggen dat zijn leven eindigt. De mensheid zal eeuwig voordeel trekken van de heilzame uitwerking van zijn dienst als Koning en Hogepriester, en mensen zullen hem eeuwig dank verschuldigd zijn voor het feit dat hij in deze hoedanigheden dienst heeft verricht. Bovendien zal Jezus tot in alle eeuwigheid de leiding nemen in de zuivere aanbidding van Jehovah. — Filippenzen 2:5-11.
Waardevolle lessen voor ons
19. Welke les betreffende haat en liefde kan uit de voorziening van de toevluchtssteden worden geleerd?
19 Wij kunnen uit de voorziening van de toevluchtssteden verschillende lessen leren. Zo mocht bijvoorbeeld geen enkele doodslager die moordzuchtige haatgevoelens jegens zijn slachtoffer koesterde, in een toevluchtsstad wonen (Numeri 35:20, 21). Hoe zou dus iemand in de tegenbeeldige toevluchtsstad kunnen toelaten dat er zich in zijn hart haatgevoelens jegens een broeder ontwikkelen? „Een ieder die zijn broeder haat, is een doodslager,” schreef de apostel Johannes, „en gij weet dat geen doodslager eeuwig leven blijvend in zich heeft.” „Laten wij elkaar [daarom] blijven liefhebben, want de liefde komt van God.” — 1 Johannes 3:15; 4:7.
20. Wat moeten de inwoners van de tegenbeeldige toevluchtsstad doen om tegen de Bloedwreker beschermd te worden?
20 Wilden onopzettelijke doodslagers tegen de bloedwreker worden beschermd, dan moesten zij in een toevluchtsstad blijven en zich niet buiten de weidegronden van de stad ophouden. Hoe staat het met de inwoners van de tegenbeeldige toevluchtsstad? Om tegen de grote Bloedwreker te worden beschermd, mogen zij de stad niet verlaten. Ja, zij moeten op hun hoede zijn voor verlokkingen om als het ware naar de grens van de weidegronden te gaan. Zij moeten er zorgvuldig op toezien dat zij geen liefde voor Satans wereld in hun hart ontwikkelen. Dit zal ongetwijfeld gebed en krachtsinspanningen vereisen, maar hun leven hangt ervan af. — 1 Johannes 2:15-17; 5:19.
21. Welk lonende werk wordt verricht door degenen die zich in de tegenwoordige toevluchtsstad bevinden?
21 Onopzettelijke doodslagers in de toevluchtssteden uit de oudheid moesten produktieve werkers zijn. Zo hebben ook de gezalfde „zonen van Israël” een schitterend voorbeeld gegeven als oogstwerkers en Koninkrijksverkondigers (Mattheüs 9:37, 38; Markus 13:10). Als ’inwonende vreemdelingen’ en ’bijwoners’ in de tegenwoordige toevluchtsstad hebben christenen met aardse vooruitzichten het voorrecht dit levenreddende werk schouder aan schouder te verrichten met de gezalfden die nog op aarde zijn. En wat is dit een lonend werk! Degenen die getrouw in de tegenbeeldige toevluchtsstad werken, zullen aan de eeuwige dood door de hand van de Bloedwreker ontkomen. In plaats daarvan zullen zij eeuwige voordelen ontvangen van zijn dienst als Gods grote Hogepriester. Zult u in de toevluchtsstad blijven en eeuwig leven?
[Voetnoot]
Wat zou u antwoorden?
◻ Waarom kan er worden gezegd dat op de miljarden aardbewoners bloedschuld rust?
◻ Welke tweeledige rol vervult Jezus Christus met betrekking tot de mensheid?
◻ Wat is de tegenbeeldige toevluchtsstad, en hoe gaat iemand er binnen?
◻ Wanneer zullen mensen uit de tegenbeeldige toevluchtsstad worden bevrijd?
◻ Welke waardevolle lessen kunnen wij uit de voorziening van de toevluchtssteden leren?
[Illustratie op blz. 16]
Weet u welke belangrijke tweeledige rol door Jezus Christus wordt vervuld?