-
ArkInzicht in de Schrift, Deel 1
-
-
3. Een van acaciahout gemaakte kist waarin het tweede stel stenen tafelen van de Wet die op de berg Sinaï aan Mozes was gegeven, tijdelijk werd bewaard totdat enkele maanden later de ark der getuigenis werd vervaardigd (De 10:1-5). Het Hebreeuwse woord ʼarōnʹ dat in Deuteronomium 10:1-5 met „ark” is weergegeven, wordt elders vertaald met „doodkist” (Ge 50:26) en met „kist”. — 2Kon 12:9, 10, vtn.; 2Kr 24:8, 10, 11.
-
-
Ark van het verbondInzicht in de Schrift, Deel 1
-
-
Inwijding en gebruik. Bezaleël en de wijzen van hart die hem bijstonden, hielden zich nauwgezet aan de plannen en bouwden de Ark van de materialen die het volk had bijgedragen (Ex 35:5, 7, 10, 12; 37:1-9). Toen de tabernakel een jaar na de uittocht uit Egypte voltooid en opgericht was, nam Mozes de twee stenen tafelen van de Wet en legde ze in de Ark. (Uit Deuteronomium 10:1-5 blijkt dat de tafelen tijdelijk in een ark van acaciahout werden bewaard en daar slechts bleven gedurende de enkele maanden die er verstreken vanaf het moment waarop Mozes ze op de berg ontving totdat ze in de door Bezaleël gemaakte Ark werden gelegd.) Vervolgens stak Mozes de draagbomen in de ringen van de Ark, legde het deksel op de Ark, bracht haar in de tent en hing de afscherming op die het Heilige van het Allerheiligste moest scheiden. Als onderdeel van de inwijdingsceremonie zalfde Mozes vervolgens de Ark en alle andere voorwerpen met olie. Van toen af gebruikte men telkens wanneer de priesters bij het opbreken van het kamp de tabernakel uit elkaar namen, dit afschermingsgordijn alsook robbevellen en een blauw kleed om de Ark te bedekken teneinde te vermijden dat het volk de Ark ’zelfs maar een ogenblik zou zien en zou moeten sterven’. — Ex 40:3, 9, 20, 21; Nu 3:30, 31; 4:5, 6, 19, 20; 7:9; De 10:8; 31:9; zie TABERNAKEL.
-