AVVIETEN
(Avvi̱e̱ten).
1. Vroege bewoners van het westelijke deel van het land Kanaän, in de omgeving van Gaza. Veertig jaar na de uittocht uit Egypte berichtte Mozes hoe de meeste van deze Avvieten door de Kaftorieten uit hun gebied verdreven waren (De 2:23). Kort voor Jozua’s dood, omstreeks het midden van de 15de eeuw v.G.T., leefde er nog een overblijfsel van Avvieten. — Joz 13:1, 3.
2. Inwoners van Avva. Zij behoorden tot de volken die door de Assyriërs na de verovering van Samaria in 740 v.G.T. naar Israël werden gebracht om de plaats in te nemen van de in ballingschap gevoerde Israëlieten (2Kon 17:24). Al deze naar Samaria overgebrachte inwoners kwamen als Samaritanen bekend te staan. Hoewel de Avvieten de vrees voor Jehovah tot op zekere hoogte leerden kennen, maakten zij zich niettemin enkele goden — Nibhaz en Tartak — en aanbaden die. — 2Kon 17:29-33; zie AVVA.