SNEEUW
Witte ijskristallen die ontstaan uit in de atmosfeer aanwezige waterdamp. Neervallende sneeuwkristallen reinigen de atmosfeer en voeren verbindingen van elementen als zwavel en stikstof mee, waardoor ze bijdragen tot de vruchtbaarheid van de grond die erdoor bevochtigd wordt (Jes 55:10, 11). Sneeuw kan een bron van schoon water zijn om zich mee te wassen (Job 9:30). Hoewel sneeuw in bepaalde delen van Palestina zeldzaam of onbekend is, komt er in heuvelachtige streken, zoals in Jeruzalem, in januari en februari af en toe sneeuwval voor. (Vgl. 2Sa 23:20; 1Kr 11:22.) Op de toppen en in de ravijnen van het Libanongebergte ligt het grootste deel van het jaar sneeuw, en de top van de Hermon is bijna het hele jaar door met sneeuw bedekt (Jer 18:14). Psalm 68:14 spreekt over sneeuw op de Zalmon, die deel uitmaakt van het Haurangebergte (Jebel ed Druz), ten O van de Jordaan.
Jehovah, de Schepper van sneeuw, beheerst ook de sneeuwval (Job 37:6; Ps 147:16). God heeft sneeuw en hagel opgeslagen „voor de dag van strijd en oorlog” om Zijn voornemen te dienen. — Job 38:22, 23.
Figuurlijk gebruik. In bijbelse beeldspraak is sneeuw een aanduiding voor witheid (Ex 4:6; Nu 12:10; 2Kon 5:27; Da 7:9; Mt 28:3; Opb 1:14). Soms wordt sneeuw in verband gebracht met reinheid (Jes 1:18; Klg 4:7). David smeekte God bijvoorbeeld hem te reinigen van zonde, hem te wassen, opdat hij „zelfs witter dan sneeuw” mocht worden. — Ps 51:7.
Jobs drie metgezellen, die geen bron van ware vertroosting voor hem waren, werden vergeleken met een winterstroom die gezwollen is door gesmolten ijs en sneeuw van de bergen, maar die in de hitte van de zomer opdroogt (Job 6:15-17). Er wordt gezegd dat Sjeool zondaars wegrukt zoals droogte en hitte sneeuwwater wegrukken (Job 24:19). Net zoals sneeuwval in de zomer onnatuurlijk is en het gewas zou schaden, zo „is heerlijkheid niet passend voor een verstandeloze” (Sp 26:1). Maar een getrouwe afgezant, die zijn opdracht volbrengt tot tevredenheid van degenen die hem zenden, wordt vergeleken met een drank die gekoeld is met sneeuw van de bergen en verkwikking brengt op een hete oogstdag. — Sp 25:13.