-
Jehovah, Degene die wonderbare dingen doetDe Wachttoren 1992 | 15 december
-
-
8. Welke vertrouwelijke omgang kunnen wij met Jehovah hebben, en hoe heeft hij zijn goedheid tentoongespreid?
8 David zendt de volgende vurige smeekbede op: „Gij, o Jehovah, zijt goed en vergevensgezind; en de liefderijke goedheid jegens allen die u aanroepen, is overvloedig. Leen toch het oor, o Jehovah, aan mijn gebed; en schenk toch aandacht aan de stem van mijn smekingen. Op de dag van mijn benauwdheid wil ik u aanroepen, want gij zult mij antwoorden” (Psalm 86:5-7). „O Jehovah” — steeds opnieuw ontroert de vertrouwelijkheid die door deze uitdrukking wordt overgedragen, ons diep! Het is een vertrouwelijkheid die door middel van gebed voortdurend gekoesterd kan worden. Bij een andere gelegenheid bad David: „De zonden van mijn jeugd en mijn daden van opstandigheid, o gedenk ze niet. Weest gijzelf mij naar uw liefderijke goedheid toch indachtig, vanwege uw goedheid, o Jehovah” (Psalm 25:7). Jehovah is de personificatie van goedheid — door Jezus’ losprijs te verschaffen, berouwvolle zondaars barmhartigheid te betonen en zijn loyale en dankbare Getuigen met liefderijke goedheid te overladen. — Psalm 100:3-5; Maleachi 3:10.
-
-
Jehovah, Degene die wonderbare dingen doetDe Wachttoren 1992 | 15 december
-
-
11. Hoe kan door ouderlingen getoonde belangstelling een hulp zijn om schuldgevoelens uit te bannen?
11 Er kunnen zich gelegenheden voordoen dat anderen ons tot struikelen brengen. Emotionele of lichamelijke mishandeling in de kinderjaren heeft bij sommigen gevoelens van schuld of van volslagen onwaardigheid achtergelaten. Zo’n slachtoffer kan tot Jehovah roepen, in het vertrouwen dat hij zal antwoorden (Psalm 55:16, 17). Een vriendelijke ouderling kan belangstelling tonen door zo iemand te helpen het feit te aanvaarden dat de schuld niet bij het slachtoffer lag. Daarna kan de ouderling hulp bieden door de persoon in kwestie af en toe vriendelijk op te bellen, totdat hij (of zij) ten slotte in staat is ’de last te dragen’. — Galaten 6:2, 5.
12. Hoe zijn de benauwdheden toegenomen, maar hoe kunnen wij er met succes het hoofd aan bieden?
12 Er zijn vele andere benauwende omstandigheden waarmee Jehovah’s volk in deze tijd te kampen heeft. Te beginnen met de Eerste Wereldoorlog in 1914 werd deze aarde gaandeweg door grote rampspoeden getroffen. Zoals Jezus had voorzegd, waren ze „een begin van weeën der benauwdheid”. Naarmate wij verder in „het besluit van het samenstel van dingen” zijn gekomen, zijn de benauwdheden toegenomen (Mattheüs 24:3, 8). De „korte tijdsperiode” van de Duivel spoedt zich naar haar beslissende einde (Openbaring 12:12). „Als een brullende leeuw” op zoek naar prooi gebruikt die grote Tegenstander elke beschikbare list om ons van de kudde van God te scheiden en te vernietigen (1 Petrus 5:8). Maar hij zal geen succes hebben! Want net als David vestigen wij ons vertrouwen volledig op onze ene God, Jehovah.
13. Hoe kunnen ouders en hun kinderen profijt trekken van Jehovah’s goedheid?
13 Ongetwijfeld heeft David zijn zoon Salomo de noodzaak bijgebracht zich op Jehovah’s goedheid te verlaten. Bijgevolg kon Salomo zijn eigen zoon onderrichten: „Vertrouw op Jehovah met heel uw hart en steun niet op uw eigen verstand. Sla in al uw wegen acht op hem, en híj zal uw paden recht maken. Word niet wijs in uw eigen ogen. Vrees Jehovah en keer u af van het kwaad” (Spreuken 3:5-7). Insgelijks dienen ouders in deze tijd hun kinderen te onderwijzen hoe zij vol vertrouwen tot Jehovah kunnen bidden en hoe zij het hoofd kunnen bieden aan de aanvallen van een harteloze wereld — zoals de druk van leeftijdgenoten op school en verleidingen om immoraliteit te bedrijven. Door er tegenover uw kinderen elke dag blijk van te geven dat u overeenkomstig de waarheid leeft, kan hun jonge hart worden vervuld met ware liefde voor Jehovah en een diep vertrouwen in hem. — Deuteronomium 6:4-9; 11:18, 19.
-