-
Laten allen getuigen van Jehovah’s heerlijkheidDe Wachttoren 2004 | 1 januari
-
-
1, 2. Wat is een bron van lof voor Jehovah, en wie worden aangemoedigd zich bij die lofprijzing aan te sluiten?
DAVID, de zoon van Isaï, groeide als herdersjongen op in de buurt van Bethlehem. Hoe vaak moet hij in de stilte van de nacht, als hij op die eenzame schapenweiden de kudden van zijn vader hoedde, omhooggekeken hebben naar de onmetelijke sterrenhemel! Die levendige indrukken zijn hem ongetwijfeld weer te binnen geschoten toen hij, onder inspiratie van Gods heilige geest, de negentiende Psalm componeerde en de prachtige woorden ervan zong: „De hemelen maken de heerlijkheid van God bekend; en het uitspansel vertelt van het werk van zijn handen. Over heel de aarde is hun meetsnoer uitgegaan, en tot het uiteinde van het produktieve land hun uitspraken.” — Psalm 19:1, 4.
2 Zonder spraak, zonder woorden, zonder stem maken de door Jehovah geschapen ontzag inboezemende hemelen zijn heerlijkheid bekend, dag in dag uit, elke nacht opnieuw. Onafgebroken maakt de schepping Gods heerlijkheid bekend, en als we erover nadenken hoe dit stille getuigenis ’uitgaat over heel de aarde’, zodat al haar bewoners het kunnen zien, worden we ons bewust van onze eigen nietigheid. Maar het stille getuigenis van de schepping is niet genoeg. Trouwe aanbidders krijgen de aanmoediging hoorbaar aan dit getuigenis deel te nemen. Een niet met name genoemde psalmist richtte zich met de volgende geïnspireerde woorden tot hen: „Schrijft aan Jehovah heerlijkheid en sterkte toe. Schrijft aan Jehovah de heerlijkheid toe die zijn naam toekomt” (Psalm 96:7, 8). Zij die een nauwe band met Jehovah hebben, geven enthousiast gehoor aan die aansporing. Maar wat is er betrokken bij het toeschrijven van heerlijkheid aan God?
-
-
Laten allen getuigen van Jehovah’s heerlijkheidDe Wachttoren 2004 | 1 januari
-
-
6. Welke toepassing gaf Paulus aan Psalm 19:4?
6 Dan stelt Paulus de logische vragen: „Hoe zullen zij . . . hem aanroepen in wie zij geen geloof hebben gesteld? Hoe zullen zij vervolgens geloof stellen in hem van wie zij niet hebben gehoord? Hoe zullen zij vervolgens horen zonder dat iemand predikt?” (Romeinen 10:14) Over Israël zegt Paulus: „Niet allen [hebben] het goede nieuws gehoorzaamd.” Hoe kwam dat? Doordat het hun aan geloof ontbrak, niet doordat ze er niet toe in de gelegenheid waren. Paulus maakt dit duidelijk door Psalm 19:4 te citeren en die van toepassing te brengen op de christelijke prediking in plaats van op het stille getuigenis van de schepping. Hij zegt: „In werkelijkheid ’is hun geluid over de gehele aarde uitgegaan, en hun uitspraken tot de uiteinden der bewoonde aarde’” (Romeinen 10:16, 18). Ja, zoals de onbezielde schepping Jehovah verheerlijkt, predikten de eerste-eeuwse christenen overal het goede nieuws van redding en loofden zo God op „de gehele aarde”. Ook in zijn brief aan de Kolossenzen beschreef Paulus hoezeer het goede nieuws zich had verbreid. Hij zei dat het goede nieuws was gepredikt „in heel de schepping die onder de hemel is”. — Kolossenzen 1:23.
-