Jonge mensen vragen . . .
Waarom valt het mij zo moeilijk om met mijn broers en zussen op te schieten?
RIVALITEIT tussen kinderen uit hetzelfde gezin — het is al zo oud als Kaïn en Abel, en het komt onder jonge mensen net zo vaak voor als verkoudheid. Het is niet dat je echt een hekel hebt aan je broer of zus. Misschien geef je wel schoorvoetend toe dat je enige genegenheid voor hen hebt, zoals de volgende jongeren:
„Soms maken mijn zussen en broers ruzie en dan zeg ik dat ik de pest aan ze heb, maar dat meen ik niet. In werkelijkheid houden we van elkaar.”
„Ik denk dat ik wel van mijn broer houd, hoewel ik het niet echt laat blijken.”
„Diep in mijn hart, waar ik het nu niet kan voelen, houd ik geloof ik toch wel van mijn broer. Min of meer toch wel.”
Niettemin schuilt er in deze betrekkingen tussen broers en zusters klaarblijkelijk vijandigheid. Wat kan daarvan het gevolg zijn? Een 15-jarig meisje bekende: „Mijn zus, mijn broer en ik; wij maakten zo vaak ruzie — gewoonlijk om niets! Het hele gezin leed onder die ruzies, en wij waren allemaal ongelukkig.” Sommige kinderen zijn zelfs openlijk vijandig. (Eén tienermeisje maakte een tekening waarop haar broers en zusters in een vat met hete teer werden neergelaten.)
Waarom bestaat er zo vaak onenigheid onder kinderen uit hetzelfde gezin?
In een artikel in het tijdschrift Seventeen geeft de gezinstherapeute Claudia Schweitzer een fundamentele reden waarom broers en zussen elkaar zo vaak in de haren zitten: „Elk gezin heeft een bepaalde hoeveelheid middelen waaruit kan worden geput, sommige daarvan emotioneel, en sommige materieel.” Het artikel vervolgde: „Wanneer kinderen ruzie maken, is dat gewoonlijk de strijd om deze middelen, wat alles kan omvatten van ouderlijke genegenheid tot geld en kleren.”
Ja, als je een broer of zus hebt, betekent dit vaak dat je dingen zult moeten delen. De 18-jarige Camille en haar vijf broers en zusters moeten bijvoorbeeld drie slaapkamers delen. „Ik wil wel eens alleen zijn,” zegt Camille, „en dan zou ik hen buiten de deur willen houden, maar zij zijn er altijd.” Ja, zelfs Jezus Christus had van tijd tot tijd behoefte aan alleenzijn (Markus 6:31). Daarom veroorzaakt het misschien wrevel als je broer of zus zonder te kloppen je kamer binnenstormt of wanneer je geen eigen kamer hebt.
Een bijzonder netelig probleem kan dat worden in stiefgezinnen, wanneer jongeren met vreemden moeten delen. „Niemand heeft mij of mijn broer gevraagd of wij het leuk vonden dat twee stiefzusters en een stiefbroer bij ons zouden intrekken”, zei een meisje verbitterd. „Op een dag waren zij er gewoon en begonnen zij te doen alsof alles van hen was. . . . Ik wou dat ze teruggingen naar waar ze vandaan kwamen.”
Dan moeten er ook privileges en huishoudelijke verantwoordelijkheden gedeeld worden. De groten zijn misschien gebelgd dat zij het leeuwedeel van de karweitjes moeten opknappen. Jongere kinderen protesteren misschien dat een oudere broer of zuster de baas over hen speelt, of worden jaloers wanneer de ouderen begeerde voorrechten krijgen. ’Mijn zus mag op autorijles en ik niet’, klaagde een tienermeisje uit Engeland. ’Dat kan ik niet hebben en ik probeer het haar moeilijk te maken.’
Hoe kan deze vicieuze cirkel van wrok doorbroken worden? Om te beginnen moet je proberen elke neiging tot zelfzucht te overwinnen. Dat betekent dat je ’niet je eigen voordeel moet zoeken, maar dat van de ander’ (1 Korinthiërs 10:24). Wees „mededeelzaam”, in plaats van te kibbelen over persoonlijke „rechten” (1 Timótheüs 6:18). Dit kan heel moeilijk zijn. Maar een onderzoeker herinnert ons eraan: „De voordelen van het hebben van broers en zusters [met inbegrip van stiefbroers en -zusters!] wegen zwaarder dan de nadelen. Hun aanwezigheid schept een situatie waarin het kind met andere kinderen kan leren op te schieten. Hij leert te ’geven en nemen’, zijn bezittingen te delen.”
Al te dichtbij
De 17-jarige Diane groeide op met vier broers en drie zusters. Zij zegt: „Als je elkaar elke dag ziet, dag in dag uit . . . En als je dezelfde persoon iedere dag op dezelfde manier iets ziet doen waaraan je je ergert — dan kan dat je werkelijk dwars gaan zitten.” Maar soms werpen onze eigen gebreken ook olie op het vuur. André zegt over zichzelf: „De manier waarop je je thuis gedraagt, is zoals je werkelijk bent. Wanneer je van huis bent en met andere mensen omgaat, gedraag je je opeens heel anders. Maar thuis, in een omgeving waaraan je gewend bent, gedraag je je zoals je werkelijk bent.” Jammer genoeg betekent ’je gedragen zoals je werkelijk bent’ vaak dat beleefdheid, vriendelijkheid en tact worden afgelegd.
Het boek The Private Life of the American Teenager merkt bovendien op: „Het is vaak moeilijker om met mensen om te gaan die enkele eigenschappen met ons gemeen hebben en die al onze tekortkomingen en gevoelige punten kennen.” Het is waar, als je een goede eigenschap gemeen hebt met een broer of zuster, word je misschien tot hem of haar aangetrokken. Maar hoe staat het ermee wanneer je slechte eigenschappen met elkaar gemeen hebt? Spreuken 27:19 zegt: „Zoals in water aangezicht met aangezicht overeenkomt, zo het hart van een mens met dat van een mens.” Wanneer wij onze slechte eigenschappen in een broer of zuster weerspiegeld zien, vinden wij de herinnering daaraan vaak niet prettig en worden wij vijandig.
Hoe kun je de vrede bewaren? Door de bijbelse raad op te volgen om ’elkaar in liefde te verdragen’ (Efeziërs 4:2). In plaats van de fouten en gebreken van de broer of zus op te blazen, moet je christelijke liefde toepassen die ’een menigte van zonden bedekt’ (1 Petrus 4:8). In plaats van gezinsleden te beschouwen als een noodzakelijk kwaad en scherp of onvriendelijk te doen, kun je beter alle ’gramschap, toorn, slechtheid en schimpend gepraat’ wegdoen, en je ’spreken altijd minzaam’ laten zijn. — Kolossenzen 3:8; 4:6.
’Moeder houdt het meeste van jou!’
Maar het grootste strijdpunt tussen de kinderen in een gezin betreft waarschijnlijk de genegenheid van hun ouders. Hoogleraar in de psychologie Lee Salk geeft toe: „Een ouder kan onmogelijk al haar kinderen op precies dezelfde wijze liefhebben, omdat zij allen verschillende menselijke wezens zijn en onvermijdelijk verschillende reacties bij ons [ouders] teweegbrengen.”
Dit bleek al zo te zijn in bijbelse tijden. De patriarch Jakob (Israël) „had Jozef meer lief dan al zijn andere zonen”. Dit vervulde zijn broers vooral met wrok toen Jakob „een lang, gestreept hemdachtig kleed voor [Jozef liet] maken”, klaarblijkelijk de soort kleding die door een hooggeplaatst persoon werd gedragen (Genesis 37:3). Mettertijd barstte hun jaloezie uit in een moorddadige haat. Evenzo kan het pijn doen als je ouders een van je broers of zussen schijnen voor te trekken. Maar sommigen die zich gekwetst voelen, zetten dat hun broer of zus betaald!
Jaloezie overwinnen
Jaloezie onder kinderen is vaak een gevolg van het feit dat ’de neiging van ’s mensen hart slecht is van zijn jeugd af’ (Genesis 8:21). En „uit het hart komen . . . goddeloze overleggingen voort” (Matthéüs 15:19). Een jonge vrouw genaamd Lynn herinnert zich dat zij zo jaloers werd op haar jongere zusje dat zij haar, toen zij haar arm had gebroken, ervan beschuldigde dat met opzet gedaan te hebben! De zogenaamde reden? Zij zou er mooi onderuit komen om Lynn te helpen met lakens vouwen. Lynns vijandige gevoelens waren duidelijk meer het resultaat van de bedrieglijke overleggingen van haar hart dan van werkelijke omstandigheden.
Hetzelfde kan waar zijn wanneer iemand jaloers is omdat een broer of zus door een ouder wordt voorgetrokken. „Jaloezie is verrotting voor de beenderen” (Spreuken 14:30). En om te beginnen bestaat er vaak geen werkelijke reden voor wrok. Bedenk dat in Jakobs geval Jozef de zoon was van zijn geliefde vrouw Rachel, die gestorven was. Natuurlijk had deze zoon een speciaal plaatsje in zijn hart! Maar de andere zoons bleven klaarblijkelijk niet verstoken van Jakobs liefde, want hij toonde zich werkelijk bezorgd om hun welzijn (Genesis 37:13, 14). Evenzo kunnen je ouders zich aangetrokken voelen tot een van je broers of zusters, misschien wegens gezamenlijke interesses. Dit betekent echter niet dat zij niet van jou houden. Als je dus wrok of jaloezie voelt, besef dan dat je onvolmaakte hart je eenvoudig te slim af is geweest. Werk eraan zulke gevoelens te overwinnen.
Het hebben van broers of zusters betekent niet noodzakelijkerwijs dat er rivaliteit tussen jullie moet bestaan — vooral niet als je er werkelijk moeite voor doet bijbelse beginselen toe te passen.a Toegegeven, het hebben van broers of zusters brengt problemen met zich mee. Maar ’de voordelen wegen zwaarder dan de nadelen’.
[Voetnoten]
a Dit zal gedetailleerder worden besproken in een toekomstig artikel.
[Illustratie op blz. 24]
Een kamer met een broer of zus te moeten delen kan echt wrijving geven