De betekenis van de spreuk

De kussen van een hater afsmeken?

DE WIJZE man merkte onder goddelijke inspiratie het volgende op: „De wonden toegebracht door iemand die liefheeft, zijn getrouw, maar de kussen van een hater moeten worden afgesmeekt” (Spreuken 27:6). Hoe moeten deze woorden worden begrepen?

Iemand die u liefheeft, zal u op een getrouwe manier een figuurlijke wond toebrengen. Hij geeft u misschien raad vanuit een liefdevol hart en met het oog op uw welzijn. U hoeft een ware vriend niet om zulke hulp of, zo nodig, zelfs een terechtwijzing te smeken. En u doet er verstandig aan de benodigde raad, opbouwende kritiek of noodzakelijke terechtwijzing welwillend te aanvaarden!

Als u echter wilt dat iemand die u haat iets vriendelijks voor u doet, moet u hem daarom smeken. Waarom? Omdat hij wegens zijn haatgevoelens van nature niet geneigd zou zijn u te kussen. Integendeel, hij zou geneigd zijn u wreed te behandelen. Elke mogelijke vriendelijkheid die hij u zou bewijzen, zou slechts met aanzienlijke moeite en veel smeekbeden van uw kant verkregen worden.

In dit verband is een van de gelijkenissen van Jezus Christus interessant. Hij sprak eens over een weduwe aan wie recht werd verschaft door een rechter die geen vrees voor God koesterde noch achting voor de mens bezat. Hoe speelde zij dat klaar? De rechter zag er weliswaar op toe dat de vrouw de ondersteuning kreeg die zij verdiende, maar alleen omdat zij hem erom bleef smeken. Jezus gebruikte deze illustratie om zijn discipelen te doordringen van „de noodzaak om altijd te bidden en het niet op te geven”. — Lukas 18:1-8.

In welk opzicht worden de rechtvaardigen vele als de goddelozen omkomen?

Spreuken 28:28 luidt: „Wanneer de goddelozen opkomen, verbergt een mens zich; maar wanneer zij omkomen, worden de rechtvaardigen vele.” Hoe blijkt dit zo te zijn?

De goddelozen kunnen „opkomen” in macht, misschien als wrede heersers. Als dat gebeurt, verbergt een rechtvaardige zich. Hij doet dat wellicht uit angst voor hun onderdrukking. En waarom zou hij niet? Het is waar dat „de ene mens over de andere mens heeft geheerst tot diens nadeel”. — Prediker 8:9.

Wanneer de goddelozen echter omkomen, „worden de rechtvaardigen vele”. Hoe dat zo? Blijkbaar doordat de rechtvaardigen dan uit hun schuilplaats komen en zich openlijk vertonen. Zij gedijen derhalve en zijn schijnbaar in aantal toegenomen omdat zij zich niet langer hoeven te verbergen. Als dan de oprechten zouden heersen, zouden zij de boosdoeners straffen en rechtvaardig gedrag bevorderen. Ook dat zou tot gevolg kunnen hebben dat het aantal onrechtvaardigen afneemt en de rechtvaardigen zich vermeerderen. — Vergelijk Spreuken 28:12; 29:2.

Degenen die oprecht zijn, zullen binnenkort zien dat de goddelozen in de snel naderbij komende „dag van Jehovah’s toorn” van de aarde vergaan. Zoek daarom rechtvaardigheid en zachtmoedigheid overeenkomstig goddelijke maatstaven, en u zult wellicht gespaard worden en Gods nieuwe wereld binnengaan, waar de rechtvaardigen inderdaad vele zullen worden. — Zefanja 2:2, 3; 2 Petrus 3:11-13.