Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w02 1/1 blz. 4-7
  • Is een klasseloze maatschappij echt mogelijk?

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Is een klasseloze maatschappij echt mogelijk?
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2002
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • Voor God zijn alle mensen gelijk
  • Een klasseloze maatschappij — Hoe?
  • Een klasseloos volk in deze tijd
  • Gelijkheid laat verscheidenheid toe
  • De problemen van klasseonderscheid
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2002
  • Het streven naar gelijkheid
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1985
  • Alle mensen zijn gelijk — Waarin?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1985
  • De huidige gesel van ongelijkheid
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1999
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2002
w02 1/1 blz. 4-7

Is een klasseloze maatschappij echt mogelijk?

JOHN ADAMS, die de tweede president van de Verenigde Staten werd, was een van de ondertekenaars van de historische Amerikaanse onafhankelijkheidsverklaring. Hierin stonden de volgende nobele woorden: „Wij achten deze waarheden vanzelfsprekend, dat alle mensen gelijk zijn geschapen.” Toch twijfelde John Adams er kennelijk aan of mensen echt gelijk zijn, want hij schreef: „Ongelijkheid van geest en lichaam zijn dusdanig door de Almachtige God in zijn constructie van de menselijke aard vastgelegd dat geen enkele kunstgreep of geen enkel beleid haar ooit kan egaliseren.” In tegenstelling hiermee kon de Britse historicus H. G. Wells zich een egalitaire maatschappij voorstellen die gebaseerd is op drie factoren: een gemeenschappelijke maar zuivere en onbezoedelde wereldreligie, universeel onderwijs en het ontbreken van een legermacht.

Tot dusver heeft de geschiedenis niet de egalitaire maatschappij voortgebracht die Wells voor ogen stond. Mensen zijn verre van gelijk en klasseonderscheid is nog altijd een belangrijk kenmerk van de samenleving. Heeft het bestaan van zulke klassen de samenleving als geheel enig voordeel gebracht? Nee. Klassestelsels veroorzaken verdeeldheid onder de mensen en leiden tot jaloezie, haat, hartzeer en veel bloedvergieten. De vroegere superioriteitsmentaliteit van blanken in Afrika, Australië en Noord-Amerika heeft ellende gebracht over niet-blanken — met inbegrip van de algehele genocide op de aborigines in Van Diemensland (nu Tasmanië). In Europa vormde het feit dat de joden als inferieur werden gekwalificeerd een voorspel tot de Holocaust. De grote rijkdom van de aristocratie en de ontevredenheid onder de lagere en de middenklasse waren factoren die tot de Franse revolutie in de achttiende eeuw en de bolsjewistische revolutie in het twintigste-eeuwse Rusland hebben geleid.

Een wijze man uit het verleden schreef: ’De ene mens heeft over de andere mens geheerst tot diens nadeel’ (Prediker 8:9). Zijn woorden zijn waar, of degenen die heersen nu personen zijn of klassen. Wanneer de ene groep mensen zich verheft boven een andere groep, heeft dit onvermijdelijk ellende en lijden tot gevolg.

Voor God zijn alle mensen gelijk

Zijn sommige groepen mensen van nature superieur aan andere groepen? Niet in Gods ogen. De bijbel zegt: „[God] heeft uit één mens elke natie van mensen gemaakt om op de gehele oppervlakte der aarde te wonen” (Handelingen 17:26). Bovendien heeft de Schepper ’vorsten geen partijdigheid betoond en de edele niet met meer consideratie bejegend dan de geringe, want zij zijn allen het werk van zijn handen’ (Job 34:19). Alle mensen zijn aan elkaar verwant en voor God zijn allen als gelijken geboren.

Vergeet bovendien niet dat wanneer iemand sterft, alle aanspraken op vermeende superioriteit verdwijnen. De oude Egyptenaren geloofden dit niet. Wanneer een farao stierf, plaatsten ze bijzonder waardevolle voorwerpen in zijn graftombe, opdat hij er in een hiernamaals, waar hij zijn hoge positie behield, van kon genieten. Was dit ook zo? Nee. Veel van die rijkdom kwam uiteindelijk in de handen van grafrovers terecht, en veel voorwerpen die aan de roofzucht van de grafschenners ontkwamen, kunnen tegenwoordig in museums worden bezichtigd.

De farao had niets aan al die dure voorwerpen omdat hij dood was. In de dood bestaan geen hogere of lagere klassen en ook is er geen rijkdom of armoede. De bijbel zegt: ’Zelfs de wijzen sterven, de verstandeloze en de redeloze vergaan tezamen. De aardse mens is inderdaad te vergelijken met de beesten die zijn vernietigd’ (Psalm 49:10, 12). Of iemand nu koning of slaaf is, de volgende geïnspireerde woorden zijn op ieder van ons van toepassing: „Wat de doden betreft, zij zijn zich van helemaal niets bewust, ook hebben zij geen loon meer . . . Er is geen werk noch overleg noch kennis noch wijsheid in Sjeool, de plaats waarheen gij gaat.” — Prediker 9:5, 10.

In Gods ogen worden we allemaal als gelijken geboren en ook is het einde in de dood voor ons allen gelijk. Wat is het daarom zinloos om tijdens onze korte levensduur de ene groep mensen boven de andere te verheffen!

Een klasseloze maatschappij — Hoe?

Bestaat er niettemin enige hoop dat er op zekere dag een maatschappij zal zijn waarin stand of maatschappelijke klasse niet meer zal tellen? Ja, beslist. Bijna 2000 jaar geleden, toen Jezus op aarde was, werd de basis voor zo’n samenleving gelegd. Jezus gaf zijn leven als een loskoopoffer voor de hele gelovige mensheid, opdat „een ieder die geloof oefent in hem, niet vernietigd zou worden, maar eeuwig leven zou hebben”. — Johannes 3:16.

Om aan te tonen dat geen van zijn volgelingen zich boven medegelovigen diende te verheffen, zei Jezus: „Gij moet u geen Rabbi laten noemen, want één is uw leraar, terwijl gij allen broeders zijt. Noemt bovendien niemand op aarde uw vader, want één is uw Vader, de Hemelse. Laat u ook geen ’leiders’ noemen, want één is uw Leider, de Christus. De grootste onder u moet echter uw dienaar zijn. Al wie zich verhoogt, zal vernederd worden” (Mattheüs 23:8-12). In Gods ogen zijn al Jezus’ ware discipelen gelijk in het geloof.

Beschouwden de vroege christenen elkaar als gelijken? Onder degenen die de betekenis van Jezus’ onderwijs begrepen, was dit het geval. Ze bezagen elkaar als gelijken in het geloof en gaven hier blijk van door elkaar met „broeder” aan te spreken (Filemon 1, 7, 20). Niemand werd aangemoedigd zich als beter dan anderen te bezien. Neem bijvoorbeeld de nederige manier waarop Petrus zichzelf in zijn tweede brief beschreef: „Simon Petrus, een slaaf en apostel van Jezus Christus, aan hen die een geloof hebben verkregen dat als een even groot voorrecht wordt beschouwd als het onze” (2 Petrus 1:1). Petrus was persoonlijk door Jezus onderwezen en bekleedde als apostel een belangrijke verantwoordelijke positie. Toch bezag hij zich als een slaaf en erkende hij dat andere christenen wat het geloof betreft dezelfde voorrechten genoten als hij.

Sommigen zeggen misschien dat het ideaal van gelijkheid niet spoort met het feit dat God in voorchristelijke tijden Israël tot zijn speciale natie maakte (Exodus 19:5, 6). Ze beweren misschien dat dit een voorbeeld van raciale superioriteit is, maar dat is niet zo. Het is waar dat de Israëlieten, als nakomelingen van Abraham, een speciale band met God hadden en als het kanaal voor goddelijke onthullingen werden gebruikt (Romeinen 3:1, 2). Het doel hiervan was echter niet hen op een voetstuk te plaatsen. Het gebeurde veeleer opdat ’alle natiën gezegend zouden worden’. — Genesis 22:18; Galaten 3:8.

Uiteindelijk bleken de meeste Israëlieten het geloof van hun voorvader Abraham niet na te volgen. Ze waren ontrouw en verwierpen Jezus als de Messias. Om die reden verwierp God hen (Mattheüs 21:43). De zachtmoedigen onder de mensheid kwamen echter nog altijd in aanmerking voor de beloofde zegeningen. Met Pinksteren in 33 G.T. werd de christelijke gemeente geboren. Deze organisatie van met heilige geest gezalfde christenen werd „het Israël Gods” genoemd, en het bleek het kanaal te zijn door middel waarvan die zegeningen zouden komen. — Galaten 6:16.

Sommige leden van die gemeente hadden onderwijs nodig over de kwestie van gelijkheid. De discipel Jakobus gaf bijvoorbeeld raad aan degenen die rijke christenen met meer eer behandelden dan armere (Jakobus 2:1-4). Dat was verkeerd. De apostel Paulus toonde aan dat niet-joodse christenen in geen enkel opzicht inferieur waren aan joodse en dat vrouwelijke christenen in geen enkel opzicht onderdeden voor mannelijke. Hij schreef: „In werkelijkheid zijt gij allen zonen van God door middel van uw geloof in Christus Jezus. Want gij allen die in Christus werdt gedoopt, hebt Christus aangedaan. Er is noch jood noch Griek, er is noch slaaf noch vrije, er is noch man noch vrouw, want gij zijt allen één persoon in eendracht met Christus Jezus.” — Galaten 3:26-28.

Een klasseloos volk in deze tijd

Jehovah’s Getuigen in deze tijd doen hun best overeenkomstig schriftuurlijke beginselen te leven. Ze beseffen dat maatschappelijke klassen of standen niets te betekenen hebben in de ogen van God. Er is onder hen dan ook geen onderscheid tussen geestelijken en leken en ze zijn onderling niet gescheiden op basis van huidkleur of rijkdom. Hoewel sommigen van hen misschien rijk zijn, richten ze hun aandacht niet op „het opzichtige geuren met de middelen voor levensonderhoud”, omdat ze beseffen dat zulke dingen alleen maar vergankelijk zijn (1 Johannes 2:15-17). In plaats daarvan zijn allen verenigd door hun aanbidding van de Universele Soeverein, Jehovah God.

Alle Getuigen aanvaarden de verantwoordelijkheid om een aandeel te hebben aan de prediking van het goede nieuws van het Koninkrijk tot hun medemensen. Net als Jezus eren ze onderdrukte en verwaarloosde personen door hen thuis op te zoeken en in de gelegenheid te stellen onderwijs uit Gods Woord te ontvangen. Personen met een nederige maatschappelijke status werken zij aan zij met degenen die door sommigen misschien als personen uit de hogere kringen worden beschouwd. De geestelijke hoedanigheden tellen, niet de maatschappelijke stand waartoe iemand behoort. Net als in de eerste eeuw zijn allen broeders en zusters in het geloof.

Gelijkheid laat verscheidenheid toe

Natuurlijk betekent gelijkheid geen totale uniformiteit. Mannen en vrouwen, zowel oud als jong, maken allen deel uit van deze christelijke organisatie waartoe mensen van vele raciale, linguïstische, nationale en economische achtergronden behoren. Individueel beschikken ze over verschillende mentale en fysieke vermogens. Maar die verschillen maken sommigen niet superieur of anderen inferieur. In plaats daarvan resulteren zulke verschillen in een verrukkelijke verscheidenheid. Die christenen beseffen dat de talenten die ze eventueel hebben, gaven van God zijn en geen reden vormen voor superioriteitsgevoelens.

Klasseverschillen zijn een gevolg van de pogingen van de mens om zichzelf te besturen in plaats van Gods leiding te volgen. Binnenkort zal Gods koninkrijk het dagelijks bestuur over deze aarde overnemen, met als resultaat dat er een eind komt aan het door mensen gemaakte klasseonderscheid, tezamen met alle andere dingen die in de loop der eeuwen lijden hebben veroorzaakt. Dan zullen, in de ware zin des woords, ’de zachtmoedigen de aarde beërven’ (Psalm 37:11). Alle redenen tot roemen over iemands vermeende superioriteit zullen verdwenen zijn. Nooit zal meer worden toegestaan dat maatschappelijke klassen scheiding brengen in de wereldwijde broederschap.

[Inzet op blz. 5]

De Schepper ’heeft de edele niet met meer consideratie bejegend dan de geringe, want zij zijn allen het werk van zijn handen’. — Job 34:19.

[Illustratie op blz. 6]

Jehovah’s Getuigen eren hun medemensen

[Illustraties op blz. 7]

Onder ware christenen tellen geestelijke hoedanigheden

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen