Jezus’ leven en bediening
Onderwijzen met behulp van illustraties
JEZUS is klaarblijkelijk in Kapernaüm wanneer hij de Farizeeën bestraft. Later op die dag verlaat hij het huis en loopt naar de nabijgelegen zee van Galiléa, waar grote scharen zich verzamelen. Daar stapt hij in een boot, steekt van de kant af en begint de mensen aan de oever te onderwijzen omtrent het koninkrijk der hemelen. Hij doet dit door middel van een serie gelijkenissen, of illustraties, die allemaal beelden gebruiken waarmee de mensen vertrouwd zijn.
Allereerst vertelt Jezus over een zaaier die zaad zaait. Een gedeelte van het zaad valt langs de kant van de weg en wordt door vogels opgegeten. Een ander deel valt op een dun laagje aarde met een rotsachtige ondergrond. Aangezien de nieuwe planten niet diep wortel kunnen schieten, verdorren ze onder de verzengende zon. Weer andere zaadjes vallen tussen de dorens, die de planten verstikken wanneer ze opkomen. Ten slotte vallen enkele zaadjes op goede aarde en brengen deels honderdvoudig, deels zestigvoudig en deels dertigvoudig voort.
In een andere illustratie zegt Jezus dat het met het koninkrijk Gods is als met een mens die zaad zaait. Naarmate de dagen verstrijken, ontkiemt het zaad en schiet het op en dit proces gaat door terwijl de mens slaapt en wanneer hij wakker is. Hij weet niet hoe het in zijn werk gaat. Het groeit vanzelf en brengt koren voort. Wanneer het koren rijp is, gaat hij het oogsten.
Jezus vertelt een derde illustratie over een mens die het juiste soort zaad zaait, maar terwijl hij slaapt, komt een vijand en zaait onkruid midden tussen de tarwe. De knechten van de man vragen of zij het onkruid moeten wieden. Maar hij antwoordt: ’Neen, want jullie zullen anders ook wat van de tarwe uittrekken. Laat ze beide te zamen opgroeien tot de oogst. Dan zal ik tegen de oogsters zeggen dat zij het onkruid moeten uitsorteren en verbranden en de tarwe in de schuur moeten opslaan.’
Terwijl Jezus zijn toespraak voor de scharen op de oever vervolgt, geeft hij hun nog twee illustraties. Hij legt uit dat „het koninkrijk der hemelen” gelijk een mosterdzaadje is, dat een mens plant. Hoewel het, zo zegt hij, het kleinste van alle zaden is, groeit het uit tot het grootste van alle tuingewassen. Het wordt een boom met takken waarin vogels neerstrijken.
Tegenwoordig zijn er enkele personen die tegenwerpen dat er kleinere zaden zijn dan mosterdzaadjes. Maar Jezus geeft geen les in plantkunde. Van alle zaden waarmee de Galileeërs in zijn tijd bekend zijn, is het mosterdzaadje inderdaad het kleinste. Zij begrijpen dus heel goed dat Jezus het in zijn illustratie over een fenomenale groei heeft.
Tot slot vergelijkt Jezus „het koninkrijk der hemelen” met zuurdeeg, dat een vrouw neemt en door drie grote maten meel mengt. Mettertijd, zegt hij, is het gehele deeg van zuurdeeg doortrokken.
Nadat Jezus deze vijf illustraties gegeven heeft, laat hij de scharen uit elkaar gaan en keert terug naar het huis waar hij verblijf houdt. Al gauw komen zijn twaalf apostelen en anderen daar naar hem toe. Matthéüs 13:1-9, 24-36; Markus 4:1-9, 26-32; Lukas 8:1-8.
◆ Wanneer en waar sprak Jezus met behulp van illustraties tot de scharen?
◆ Welke vijf illustraties vertelde Jezus de scharen?
◆ Waarom zei Jezus dat het mosterdzaadje het kleinste van alle zaden is?