-
Werkers in de wijngaardDe Wachttoren 1989 | 15 augustus
-
-
De heer des huizes, of de eigenaar van de wijngaard, is Jehovah God, en de wijngaard de natie Israël. De werkers in de wijngaard zijn personen die in het Wetsverbond gebracht zijn, in het bijzonder de joden die in de dagen van de apostelen leven. Alleen met degenen die de hele dag zouden werken, wordt een loonovereenkomst gesloten. Het loon is een denarius voor een volle dag werk. Aangezien „het derde uur” negen uur ’s morgens is, werken degenen die op het derde, zesde, negende en elfde uur worden geroepen, respectievelijk slechts negen, zes, drie en één uur.
De werkers die de hele dag, ofte wel twaalf uur, hebben gewerkt, vertegenwoordigen de joodse leiders, die voortdurend religieuze dienst hebben verricht. Zij steken af bij Jezus’ discipelen, die zich het grootste deel van hun leven met vissen en andere wereldse activiteiten hebben beziggehouden. Pas in het najaar van 29 G.T. zond de „heer des huizes” Jezus Christus om dezen als zijn discipelen bijeen te brengen. Aldus werden zij „de laatsten” of degenen die op het elfde uur in de wijngaard begonnen te werken.
-
-
Werkers in de wijngaardDe Wachttoren 1989 | 15 augustus
-
-
De denarius werd niet ten tijde van Jezus’ dood gegeven, maar met Pinksteren 33 G.T., toen Christus, de „opzichter”, heilige geest op zijn discipelen uitstortte. Deze discipelen van Jezus waren als „de laatsten”, of de werkers van het elfde uur.
-
-
Werkers in de wijngaardDe Wachttoren 1989 | 15 augustus
-
-
Is die eerste-eeuwse vervulling de enige vervulling van Jezus’ illustratie? Nee, de geestelijken van de christenheid in deze twintigste eeuw waren krachtens hun respectieve posities en verantwoordelijkheden als „eersten” in dienst genomen om in Gods symbolische wijngaard te werken. Zij beschouwden de opgedragen predikers die verbonden waren met de Watch Tower Bible and Tract Society, als „de laatsten” die een geldige toewijzing in Gods dienst hadden ontvangen. Maar in werkelijkheid waren juist deze personen, op wie de geestelijken neerzagen, in het bezit gekomen van de denarius — de eer om als gezalfde ambassadeurs van Gods hemelse koninkrijk te dienen. Matthéüs 19:30–20:16.
-