Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • Welke toekomst voor de schapen en de bokken?
    De Wachttoren 1995 | 15 oktober
    • 7, 8. Wat zei Jezus over de schapen, en wat kunnen wij dus aangaande hen concluderen?

      7 Wij lezen over het oordeel dat over de schapen wordt uitgesproken: „[Jezus] zal . . . tot die aan zijn rechterhand zeggen: ’Komt, gij op wie de zegen van mijn Vader rust, beërft het koninkrijk dat sedert de grondlegging der wereld voor u is bereid. Want ik werd hongerig en gij hebt mij iets te eten gegeven; ik werd dorstig en gij hebt mij iets te drinken gegeven. Ik was een vreemde en gij hebt mij gastvrij ontvangen; naakt, en gij hebt mij gekleed. Ik werd ziek en gij hebt mij verzorgd. Ik was in de gevangenis en gij zijt tot mij gekomen.’ Dan zullen de rechtvaardigen hem antwoorden en zeggen: ’Heer, wanneer hebben wij u hongerig gezien en u gevoed, of dorstig en u iets te drinken gegeven? Wanneer hebben wij u als vreemde gezien en u gastvrij ontvangen, of naakt en u gekleed? Wanneer hebben wij u ziek of in de gevangenis gezien en zijn naar u toe gegaan?’ En de koning zal hun ten antwoord geven: ’Voorwaar, ik zeg u: Voor zover gij het voor een van de geringsten van deze broeders van mij hebt gedaan, hebt gij het voor mij gedaan.’” — Mattheüs 25:34-40.

  • Welke toekomst voor de schapen en de bokken?
    De Wachttoren 1995 | 15 oktober
    • 10, 11. (a) Waarom is het onredelijk om aan te nemen dat de schapen iedereen omvatten die iets vriendelijks voor Jezus’ broeders doet? (b) Wie beelden de schapen terecht af?

      10 Zegt Jezus dat iedereen die ook maar iets vriendelijks voor een van zijn broeders doet, zoals hem of haar een stuk brood of een glas water geven, ervoor in aanmerking komt een van deze schapen te zijn? Zeker, zulke vriendelijkheden kunnen menslievendheid weerspiegelen, maar er schijnt in het geval van de schapen uit deze gelijkenis in werkelijkheid veel meer bij betrokken te zijn. Jezus doelde bijvoorbeeld stellig niet op atheïsten of geestelijken die toevallig iets vriendelijks voor een van zijn broeders doen. Integendeel, Jezus noemde de schapen tweemaal „rechtvaardigen” (Mattheüs 25:37, 46). De schapen moeten dus personen zijn die Christus’ broeders over een langdurige periode hulp hebben geboden — actief hebben ondersteund — en zo’n mate van geloof aan de dag hebben gelegd dat zij een rechtvaardige positie voor het aangezicht van God zijn gaan innemen.

      11 In de loop der eeuwen hebben velen zich net als Abraham in een rechtvaardige positie verheugd (Jakobus 2:21-23). Noach, Abraham en andere getrouwen behoren tot de „andere schapen” die leven in het Paradijs onder Gods koninkrijk zullen beërven. In recente tijden hebben nog miljoenen meer de ware aanbidding als andere schapen opgenomen en zijn samen met de gezalfden „één kudde” geworden (Johannes 10:16; Openbaring 7:9). Deze personen met een aardse hoop erkennen Jezus’ broeders als gezanten van het Koninkrijk en zijn hun derhalve te hulp gekomen — zowel letterlijk als geestelijk. Jezus beschouwt datgene wat de andere schapen voor zijn broeders op aarde doen, als voor hem gedaan. Zulke personen die in leven zijn wanneer hij komt om de natiën te oordelen, zullen als schapen geoordeeld worden.

      12. Waarom zouden de schapen kunnen vragen hoe zij Jezus vriendelijk hebben bejegend?

      12 Als de andere schapen thans het goede nieuws samen met de gezalfden prediken en hen helpen, waarom zouden zij dan vragen: „Heer, wanneer hebben wij u hongerig gezien en u gevoed, of dorstig en u iets te drinken gegeven?” (Mattheüs 25:37) Er zouden verschillende redenen voor kunnen bestaan. Dit is een gelijkenis. Door middel van deze gelijkenis toont Jezus zijn diepe bezorgdheid voor zijn geestelijke broeders; hij voelt met hen mee en lijdt met hen. Jezus had eerder gezegd: „Wie u ontvangt, ontvangt ook mij, en wie mij ontvangt, ontvangt ook hem die mij heeft uitgezonden” (Mattheüs 10:40). In deze illustratie breidt Jezus het beginsel uit en toont hij aan dat wat er voor zijn broeders wordt gedaan (goed of slecht) zelfs tot in de hemel reikt; het is alsof het voor hem in de hemel wordt gedaan. Ook beklemtoont Jezus hier Jehovah’s maatstaf voor het oordeel door duidelijk te maken dat Gods oordeel, hetzij gunstig of ongunstig, zowel deugdelijk als rechtvaardig is. De bokken kunnen niet met het excuus aankomen: ’O, als wij u maar persoonlijk hadden gezien.’

Nederlandse publicaties (1950-2025)
Afmelden
Inloggen
  • Nederlands
  • Delen
  • Instellingen
  • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
  • Gebruiksvoorwaarden
  • Privacybeleid
  • Privacyinstellingen
  • JW.ORG
  • Inloggen
Delen