De doop „in de naam van”
EEN studie van de duizenden oude wereldlijke papyrusdocumenten die aan het begin van deze eeuw in het zand van Egypte zijn gevonden, werpt vaak een interessant licht op de christelijke Griekse Geschriften. Hoe? Door na te gaan op welke wijze bepaalde woorden werden gebruikt, worden wij geholpen een nauwkeuriger begrip te krijgen van diezelfde woorden in hun schriftuurlijke omlijsting.
Eén voorbeeld is de uitdrukking „in de naam van”, die Jezus gebruikte toen hij, voordat hij naar de hemel opsteeg, zijn discipelen de opdracht gaf: „Gaat daarom en maakt discipelen van mensen uit alle natiën, hen dopende in de naam van de Vader en van de Zoon en van de heilige geest.” Wat bedoelde Jezus? — Mattheüs 28:19.
Geleerden zijn te weten gekomen dat in wereldlijke geschriften de uitdrukking „in de naam van” of „tot de naam van” (NW, Studiebijbel, vtn.) wordt gebruikt in verband met betalingen „ten gunste van iemand”. Dr. G. Adolf Deissmann, hoogleraar in de theologie, meende dat gezien het van de papyri afkomstige bewijsmateriaal, „het idee dat ten grondslag ligt aan . . . de uitdrukkingen dopen tot [of: in] de naam van de Heer, of geloven tot [of: in] de naam van de Zoon van God is, dat gedoopt worden of geloven beschouwd kan worden als God of de Zoon van God toebehoren”. — Deissmann cursiveert.
Het is interessant dat de joden in Jezus’ tijd een soortgelijke uitdrukking gebruikten, zoals in de Theological Dictionary of the New Testament wordt uitgelegd: „De besnijdenis van een proseliet wordt verricht . . . ’in de naam van de proseliet’, om hem in het judaïsme op te nemen. Die besnijdenis vindt plaats . . . ’in de naam van het verbond’, om hem in het verbond op te nemen.” Daardoor komt een relatie tot stand en wordt de niet-jood een proseliet onder de autoriteit van het verbond.
Zo komt een christen door de doop die op de opdracht volgt, in een nauwe relatie met Jehovah God, zijn Zoon Jezus Christus en de heilige geest. De bekeerling erkent hun respectieve autoriteit in zijn nieuwe levenswijze. Beschouw eens hoe dit het geval is bij elk van de drie genoemde partijen.
Door Gods autoriteit te erkennen, naderen wij tot hem en komen wij in een relatie met hem (Hebreeën 12:9; Jakobus 4:7, 8). Wij worden Gods eigendom als zijn slaven, gekocht met de prijs van het loskoopoffer van Jezus Christus (1 Korinthiërs 3:23; 6:20). De apostel Paulus zei ook tot de eerste-eeuwse christenen dat zij Jezus Christus toebehoorden en niet aan degenen die hun wellicht de waarheid hadden gebracht (1 Korinthiërs 1:12, 13; 7:23; vergelijk Mattheüs 16:24). Gedoopt worden in de naam van de Zoon houdt in dat wij dit feit erkennen en Jezus als „de weg en de waarheid en het leven” aanvaarden. — Johannes 14:6.
De heilige geest is ook van essentieel belang voor onze juiste relatie met Jehovah en Jezus Christus. Gedoopt worden in de naam van de heilige geest toont dat wij de rol erkennen die de geest in Gods bemoeienissen met ons speelt. Wij nemen ons voor de leiding van de geest te volgen, en de geest niet te negeren of ertegenin te gaan, waardoor wij de geest belemmeren door bemiddeling van ons werkzaam te zijn (Efeziërs 4:30; 1 Thessalonicenzen 5:19). Het feit dat de geest geen persoon is, levert geen probleem op wat taalgebruik of betekenis betreft, evenmin als het taalgebruik „in de naam van het verbond” in het judaïsme een probleem vormde.
Daarom moeten wij wanneer wij ons opdragen en ons laten dopen, onder gebed overdenken wat bij onze nieuwe relatie betrokken is. Ze vereist dat wij ons onderwerpen aan Gods wil die, gedemonstreerd door het voorbeeld en de losprijsvoorziening van Jezus Christus, ten uitvoer gebracht moet worden door middel van de heilige geest, zoals die al Gods dienstknechten wereldwijd in liefde en eenheid leidt.