Heeft de vroege kerk onderwezen dat God een Drieëenheid is?
Deel 1 — Hebben Jezus en zijn discipelen de Drieëenheidsleer onderwezen?
Hebben Jezus en zijn discipelen de leer van de Drieëenheid onderwezen? Hebben kerkleiders van de verschillende daaropvolgende eeuwen haar onderwezen? Hoe is deze leer ontstaan? En waarom is het belangrijk de waarheid over deze geloofsovertuiging te weten? Te beginnen met Deel 1 in deze uitgave zal De Wachttoren deze vragen in een serie artikelen bespreken. In latere uitgaven zullen geregeld andere artikelen in de serie verschijnen.
DEGENEN die de bijbel als Gods Woord aanvaarden, beseffen dat zij de verantwoordelijkheid hebben anderen over de Schepper te onderwijzen. Zij beseffen ook dat hetgeen zij over God onderwijzen waar moet zijn.
God bestrafte Jobs „vertroosters” omdat zij dat niet deden. „Jehovah [zei] voorts tot de Temaniet Elifaz . . .: ’Mijn toorn is ontbrand tegen u en uw twee metgezellen, want gij hebt niet naar waarheid over mij gesproken, zoals mijn knecht Job.’” — Job 42:7.
Toen de apostel Paulus de opstanding besprak, zei hij dat wij „valse getuigen van God” zouden blijken te zijn indien wij iets omtrent de werken Gods zouden onderwijzen wat niet waar was (1 Korinthiërs 15:15). Als dit met de opstandingsleer al zo is, hoe voorzichtig moeten wij dan zijn wanneer wij ons op het terrein begeven te onderwijzen wie God is!
De Drieëenheidsleer
Bijna alle kerken van de christenheid leren dat God een Drieëenheid is. The Catholic Encyclopedia noemt de Drieëenheidsleer „de centrale leer van de christelijke religie” en definieert haar als volgt:
„In de eenheid van de Godheid zijn Drie Personen: de Vader, de Zoon en de Heilige Geest; deze Drie Personen zijn werkelijk onderscheiden van elkaar. Zoals de Athanasiaanse Geloofsbelijdenis het dan ook zegt: ’de Vader is God, de Zoon is God, en de Heilige Geest is God, en nochtans zijn er geen drie Goden maar is er één God.’ . . . De Personen zijn met elkander even eeuwig en even gelijk: zij zijn allen ongeschapen en almachtig.”1
The Baptist Encyclopædia geeft een soortgelijke definitie. Daarin wordt gezegd:
„[Jezus] is . . . de eeuwige Jehovah . . . De Heilige Geest is Jehovah . . . De Zoon en de Geest worden precies gelijkgesteld met de Vader. Indien hij Jehovah is, zijn zij het ook.”2
Banvloeken over tegenstanders uitgesproken
In 325 G.T. formuleerde een concilie van bisschoppen in Nicea (Klein-Azië) een geloofsbelijdenis waarin werd verklaard dat de Zoon van God „waarlijk God” was evenals de Vader „waarlijk God” was. Een deel van die geloofsbelijdenis luidde:
„Zij echter die zeggen dat er [een tijd] was dat [de Zoon] niet bestond, of dat Hij niet bestond voordat hij werd geboren, of dat Hij uit niets tot bestaan kwam, of die betogen dat de Zoon van God van een verschillend wezen of een verschillende substantie is, of dat hij geschapen is, of aan wijziging of verandering onderhevig is — over dezulken spreekt de Katholieke Kerk de banvloek uit.”3
Aldus werd iedereen die geloofde dat de Zoon van God niet even eeuwig als de Vader was of dat de Zoon geschapen was, aan de eeuwige verdoemenis prijsgegeven. Men kan zich voorstellen welk een druk om zich te schikken hierdoor op de massa van gewone gelovigen werd uitgeoefend.
In 381 G.T. kwam een ander concilie in Constantinopel bijeen en verklaarde dat de heilige geest net als de Vader en de Zoon aanbeden en verheerlijkt moest worden. Een jaar later, in 382 G.T., kwam in Constantinopel nog een synode bijeen waarop de volledige godheid van de heilige geest werd bevestigd.4 Datzelfde jaar, voordat er een concilie in Rome werd bijeengeroepen, presenteerde paus Damasus een verzameling leringen waarin werd uiteengezet wie door de kerk veroordeeld moest worden. Het document, de Tomus van Damasus genoemd, bevatte de volgende verklaringen:
„Indien iemand ontkent dat de Vader eeuwig is, dat de Zoon eeuwig is en dat de Heilige Geest eeuwig is: hij zij een ketter.”
„Indien iemand ontkent dat de Zoon van God waarlijk God is, net als de Vader waarlijk God is, alle macht bezit, alle dingen weet en gelijk aan de Vader is: hij zij een ketter.”
„Indien iemand ontkent dat de Heilige Geest . . . waarlijk God is . . . alle macht bezit en alle dingen weet, . . . hij zij een ketter.”
„Indien iemand ontkent dat de drie personen, de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, waarlijk personen zijn, gelijk aan elkaar en van gelijke eeuwigheid, in wie alle zichtbare en onzichtbare dingen besloten liggen, dat zij almachtig zijn, . . . hij zij een ketter.”
„Indien iemand zegt dat [de Zoon die] vlees werd niet in de hemel bij zijn Vader was terwijl hij zich op aarde bevond: hij zij een ketter.”
„Indien iemand zegt dat de Vader God is en de Zoon God is en de Heilige Geest God is, . . . en toch niet zegt dat zij één God zijn, . . . hij zij een ketter.”5
De jezuïtische geleerden die het voorgaande uit het Latijn vertaalden, voegden er het volgende commentaar aan toe: „Paus St.-Coelestinus I (422–432) beschouwde deze canons kennelijk als wet; ze kunnen als een geloofsformulier worden beschouwd.”6 En de geleerde Edmund J. Fortman betoogt dat de tomus een „zuivere en concrete trinitarische leer” vertegenwoordigt.7
Indien u lidmaat bent van een kerk die de Drieëenheidsleer aanvaardt, geven deze verklaringen dan een omschrijving van uw geloof? En hebt u zich gerealiseerd dat wanneer u in de Drieëenheidsleer gelooft zoals die door de kerken wordt onderwezen, u moet geloven dat Jezus in de hemel was terwijl hij zich op aarde bevond? Deze lering lijkt op wat de vierde-eeuwse kerkleraar Athanasius in zijn boek On the Incarnation verklaarde:
„Het Woord [Jezus] werd niet ingesloten door Zijn lichaam, en ook weerhield Zijn aanwezigheid in het lichaam Hem er niet van tevens elders te zijn. Wanneer Hij Zijn lichaam verplaatste, hield Hij er ook niet mee op door Zijn Geest en macht het universum te besturen. . . . Hij is nog steeds de Bron van leven voor het hele universum en is in elk deel ervan aanwezig, terwijl hij zich toch buiten het geheel bevindt.”8
Wat de Drieëenheidsleer inhoudt
Sommigen hebben de gevolgtrekking gemaakt dat het eenvoudig toekennen van godheid aan Jezus alles is wat de Drieëenheidsleer inhoudt. Voor anderen betekent het geloof in de Drieëenheid gewoon dat zij geloven in Vader, Zoon en heilige geest.
Een nadere beschouwing van de geloofsbelijdenissen van de christenheid brengt echter aan het licht hoe jammerlijk ontoereikend zulke opvattingen met betrekking tot de formele leerstelling zijn. Uit officiële definities blijkt duidelijk dat de leer van de Drieëenheid niet een enkelvoudig begrip is. Ze is veeleer een complex samenstel van afzonderlijke begrippen die over een lange tijdsperiode zijn bijeengebracht en met elkaar zijn verweven.
Op grond van de na het concilie van Constantinopel in 381 G.T. geformuleerde Drieëenheidsleer, de Tomus van Damasus in 382 G.T., de Athanasiaanse Geloofsbelijdenis die enige tijd later kwam en andere documenten kunnen wij duidelijk vaststellen wat de christenheid onder de Drieëenheidsleer verstaat. Het leerstuk omvat de volgende vastomlijnde begrippen:
1. Er zijn naar verluidt in de Godheid drie goddelijke personen — de Vader, de Zoon en de heilige geest.
2. Elk van deze afzonderlijke personen is naar verluidt eeuwig, waarbij qua tijd de een niet voor of na de ander komt.
3. Elk van hen is naar verluidt almachtig, waarbij geen van hen groter of kleiner dan de ander is.
4. Elk van hen is naar verluidt alwetend.
5. Elk van hen is naar verluidt waarlijk God.
6. Toch zijn er naar verluidt niet drie Goden maar is er slechts één God.
De Drieëenheidsleer is duidelijk een complex samenstel van begrippen, waarbij ten minste de bovengenoemde belangrijke elementen inbegrepen zijn en waarbij nog meer betrokken is, zoals blijkt wanneer de details worden onderzocht. Wanneer wij echter alleen de bovengenoemde fundamentele begrippen beschouwen, is het duidelijk dat indien er enkele worden weggenomen, van het restant niet langer gezegd kan worden dat het de Drieëenheid van de christenheid is. Om een volledig beeld te hebben, moeten al deze stukken aanwezig zijn.
Met dit betere inzicht in de term „Drieëenheid” kunnen wij nu vragen: Was het een leerstuk van Jezus en zijn discipelen? Zo ja, dan zou het in de eerste eeuw van onze gewone tijdrekening al volledig geformuleerd moeten zijn geweest. En aangezien datgene wat zij onderwezen in de bijbel staat, is de leer van de Drieëenheid hetzij een bijbelse leer of is ze dat niet. Indien ze dat wel is, dan moet ze duidelijk in de bijbel worden onderwezen.
Het is niet redelijk te denken dat Jezus en zijn discipelen mensen over God zouden onderwijzen en hun toch niet zouden vertellen wie God is, vooral wanneer van sommige gelovigen gevraagd zou worden zelfs hun leven voor God te geven. Derhalve zouden Jezus en zijn discipelen er de hoogste prioriteit aan hebben moeten toekennen anderen omtrent deze uiterst belangrijke leerstelling te onderwijzen.
Onderzoek de Schrift
In Handelingen hoofdstuk 17 vers 11 worden mensen ’edel van geest’ genoemd omdat zij ’dagelijks zorgvuldig de Schriften onderzochten of deze dingen zo waren’, dingen die door de apostel Paulus werden onderwezen. Zij werden aangemoedigd de Schrift te gebruiken om zelfs de leringen van een apostel te verifiëren. U dient hetzelfde te doen.
Houd in gedachte dat de Schrift „door God geïnspireerd” is en gebruikt moet worden om „dingen recht te zetten, streng te onderrichten in rechtvaardigheid, opdat de mens Gods volkomen bekwaam zij, volledig toegerust voor ieder goed werk” (2 Timotheüs 3:16, 17). De bijbel is op het stuk van leerstellige aangelegenheden dus volledig. Indien de Drieëenheidsleer waar is, moet ze in de bijbel staan.
Wij nodigen u uit de bijbel te onderzoeken, vooral de 27 boeken van de christelijke Griekse Geschriften, om voor uzelf te zien of Jezus en zijn discipelen een Drieëenheid hebben onderwezen. Vraag uzelf bij uw speurtocht af:
1. Kan ik één schriftplaats vinden waarin het woord „Drieëenheid” voorkomt?
2. Kan ik één schriftplaats vinden waarin wordt gezegd dat God bestaat uit drie afzonderlijke personen, Vader, Zoon en heilige geest, maar dat de drie slechts één God zijn?
3. Kan ik één schriftplaats vinden waarin staat dat de Vader, de Zoon en de heilige geest in elk opzicht — in eeuwigheid, macht, positie en wijsheid — gelijk zijn?
Ook al stelt u een diepgaand onderzoek in, u zult niet één schriftplaats vinden waarin het woord Drieëenheid wordt gebruikt en ook zult u geen enkele schriftplaats vinden waarin wordt gezegd dat Vader, Zoon en heilige geest in elk opzicht — in eeuwigheid, macht, positie en wijsheid — gelijk zijn. Zelfs niet één schriftplaats zegt dat de Zoon in die opzichten aan de Vader gelijk is — en ook al bestond er zo’n schriftplaats, dan zou die nog geen bevestiging vormen van een Drieëenheid, maar hoogstens van een „tweeëenheid”. Nergens in de bijbel wordt de heilige geest gelijkgesteld met de Vader.
Wat veel geleerden zeggen
Veel geleerden, met inbegrip van trinitariërs, geven toe dat een feitelijke leerstelling van een Drieëenheid nergens in de bijbel staat. In The Encyclopedia of Religion wordt bijvoorbeeld verklaard:
„Exegeten en theologen zijn het er thans over eens dat een leerstuk van de Drieëenheid nergens in de Hebreeuwse bijbel staat . . . Hoewel de Hebreeuwse bijbel God beschrijft als de vader van Israël en personificaties van God bezigt zoals Woord (davar), Geest (roeah), Wijsheid (hokhmah) en Tegenwoordigheid (sjekinah), zou er totaal aan de bedoeling en de geest van het Oude Testament worden voorbijgegaan als deze begrippen in verband zouden worden gebracht met de latere trinitarische leer.
Bovendien zijn exegeten en theologen het erover eens dat ook in het Nieuwe Testament geen expliciet geformuleerde leer van de Drieëenheid staat. God de Vader is de bron van alles wat bestaat (Pantocrator) en ook de vader van Jezus Christus; ’Vader’ is geen titel voor de eerste persoon van de Drieëenheid, maar een synoniem van God. . . .
In het Nieuwe Testament vindt men geen neerslag van een bewustzijn omtrent de metafysische natuur van God (’immanente triniteit’), noch bevat het Nieuwe Testament het technische woordgebruik dat in verband met het latere leerstuk wordt gebezigd (hupostasis, ousia, substantia, subsistentia, prosōpon, persona). . . . Het is onbetwistbaar dat het leerstuk niet op grond van schriftuurlijke bewijzen alleen kan worden gestaafd.”9
Betreffende de historische feiten over deze aangelegenheid verklaart The New Encyclopædia Britannica:
„Noch het woord Drieëenheid noch de expliciet geformuleerde leerstelling komt in het Nieuwe Testament voor . . .
De leerstelling heeft zich in de loop van verscheidene eeuwen en via vele controversen ontwikkeld. . . .
Pas in de 4de eeuw werd het onderscheiden zijn van de drie personen en hun wezenseenheid samengebracht in één afzonderlijke orthodoxe leerstelling van één wezen en drie personen.”10
De New Catholic Encyclopedia doet een soortgelijke uitspraak betreffende de oorsprong van de Drieëenheid:
„Exegeten en bijbelse theologen, met inbegrip van een groeiend aantal rooms-katholieken, erkennen dat men niet zonder ernstig voorbehoud over trinitarianisme in het Nieuwe Testament dient te spreken. Ook wordt door hen die zich bezighouden met de dogmageschiedenis en de systematische theologie, op praktisch soortgelijke wijze erkend dat wanneer men spreekt van een pasklaar trinitarianisme, men zich verplaatst heeft van de periode van de christelijke oorsprong naar, laten wij zeggen, het laatste kwadrant van de 4de eeuw. Toen pas werd hetgeen het expliciet geformuleerde trinitarisch dogma ’één God in drie Personen’ genoemd zou kunnen worden, geheel en al in de christelijke levenswijze en denkwereld opgenomen. . . .
De formulering zelf vindt haar neerslag niet in het onmiddellijke bewustzijn van de ontstaanstijd van het leerstuk; ze was het resultaat van 3 eeuwen waarin de leerstelling tot ontwikkeling kwam.”11
Is de Drieëenheid uit de bijbel af te leiden?
Trinitariërs zeggen misschien dat uit de bijbel een Drieëenheid af te leiden is. Maar deze bewering is gedaan lang nadat de bijbel werd geschreven. Het is een poging om in de bijbel te lezen wat geestelijken uit later tijden eigenmachtig besloten tot een leerstuk te maken.
Vraag uzelf af: Waarom zou de voornaamste lering van de bijbel — wie God is — er alleen maar uit af te leiden zijn? De bijbel is ten aanzien van andere fundamentele leringen heel duidelijk; waarom dan niet ten aanzien van deze leer, die nog wel de belangrijkste leer is? Zou de Schepper van het universum niet voorzien in een boek waarin duidelijk werd uiteengezet dat hij een Drieëenheid is, indien dat het geval zou zijn?
De reden waarom de bijbel de Drieëenheid niet duidelijk leert, is eenvoudig: Het is geen bijbelse leer. Wanneer God een Drieëenheid was, zou hij dat beslist duidelijk hebben uiteengezet, zodat Jezus en zijn discipelen deze leer aan anderen hadden kunnen onderwijzen. En die uitermate belangrijke inlichtingen zouden een deel van Gods geïnspireerde Woord zijn geworden. Het zou niet aan onvolmaakte mensen worden overgelaten er eeuwen later mee te moeten worstelen.
Wanneer wij teksten onderzoeken die door trinitariërs worden aangevoerd als bewijs dat uit de bijbel een Drieëenheid af te leiden is, wat vinden wij dan? Een eerlijke beoordeling brengt aan het licht dat de aangevoerde schriftplaatsen niet over de Drieëenheid van de christenheid spreken. In plaats daarvan trachten theologen met alle geweld een bijbelse ondersteuning voor hun vooropgezette ideeën omtrent een Drieëenheid te vinden. Maar die ideeën worden door de aangevoerde teksten niet ondersteund. In feite zijn deze trinitarische opvattingen in strijd met het duidelijke getuigenis van de bijbel als geheel.
Een voorbeeld van zulke teksten vindt men in Mattheüs 28:19, 20. Daar worden de Vader, de Zoon en de heilige geest samen genoemd. Sommigen beweren dat hierdoor een Drieëenheid wordt gesuggereerd. Maar lees die verzen eens voor uzelf. Staat er iets in deze teksten waaruit blijkt dat de drie één God zijn, gelijk in eeuwigheid, macht, positie en wijsheid? Nee. Hetzelfde kan gezegd worden van andere teksten waarin de drie samen worden genoemd.
Aan degenen die in Mattheüs 28:19, 20 trinitarische aanwijzingen zien in het gebruik van „naam” in het enkelvoud voor de Vader, de Zoon en de heilige geest, willen wij vriendelijk vragen dit eens te vergelijken met het gebruik van „naam”, enkelvoud, voor Abraham en Isaäk in Genesis 48:16. — Statenvertaling; Nieuwe-Wereldvertaling van de Heilige Schrift.
Trinitariërs wijzen ook op Johannes 1:1, waar in sommige vertalingen staat dat „het Woord” „bij God” was en tevens „God” was. Maar andere bijbelvertalingen zeggen dat het Woord „een god” of „goddelijk” was, hetgeen niet noodzakelijkerwijs op God duidt, maar op een machtige. Bovendien zegt dat bijbelvers dat „het Woord” „bij” God was. Dat zou hem er redelijkerwijs van uitsluiten die God zelf te zijn. En ongeacht welke gevolgtrekkingen er omtrent „het Woord” worden gemaakt, het feit is dat er in Johannes 1:1 sprake is van slechts twee en niet drie personen. Telkens opnieuw zullen alle teksten die worden gebruikt in een poging de Drieëenheid te ondersteunen, hierin volledig te kort schieten wanneer ze eerlijk worden onderzocht.a
Nog een factor die beschouwd moet worden is: Indien de Drieëenheidsleer door Jezus en zijn discipelen was onderwezen, dan zouden vooraanstaande kerkvaders die onmiddellijk na hen kwamen deze stellig ook hebben onderwezen. Maar hebben deze mannen, die thans de Apostolische Vaders worden genoemd, de Drieëenheidsleer onderwezen? Deze vraag zal in Deel 2 van deze serie in een latere uitgave van De Wachttoren worden besproken.
Bronvermeldingen
1. The Catholic Encyclopedia, 1912, Deel XV, blz. 47.
2. The Baptist Encyclopædia, onder redactie van William Cathcart, 1883, blz. 1168, 1169.
3. A Short History of Christian Doctrine, door Bernhard Lohse, uitgave 1980, blz. 53.
4. Ibid., blz. 64, 65.
5. The Church Teaches, vertaald en geredigeerd door John F. Clarkson S.J., John H. Edwards S.J., William J. Kelly S.J., en John J. Welch S.J., 1955, blz. 125-127.
6. Ibid., blz. 125.
7. The Triune God, door Edmund J. Fortman, uitgave 1982, blz. 126.
8. On the Incarnation, vertaald door Penelope Lawson, uitgave 1981, blz. 27, 28.
9. The Encyclopedia of Religion, Mircea Eliade, hoofdredacteur, 1987, Deel 15, blz. 54.
10. The New Encyclopædia Britannica, 15de druk, 1985, Deel 11, Micropædia, blz. 928.
11. New Catholic Encyclopedia, 1967, Deel XIV, blz. 295.
[Voetnoten]
a Zie voor een vollediger bespreking van zulke bijbelteksten de brochure Moet u geloof stellen in de Drieëenheid?, uitgegeven door de Watchtower Bible and Tract Society of New York, Inc.
[Illustratieverantwoording op blz. 19]
Kerk in Tagnon (Frankrijk)