Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w86 15/11 blz. 8-9
  • De weg ten leven

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • De weg ten leven
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1986
  • Vergelijkbare artikelen
  • De beroemdste toespraak die ooit is gehouden
    De grootste mens die ooit heeft geleefd
  • Weest daders van het woord, niet alleen hoorders
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1990
  • De beroemde Bergrede
    Jezus: De weg, de waarheid, het leven
  • De Bergrede — „Houdt op met oordelen”
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1979
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1986
w86 15/11 blz. 8-9

Jezus’ leven en bediening

De weg ten leven

DE WEG ten leven volgen, houdt in gehoorzaam acht te slaan op Jezus’ onderwijzingen. Maar dit is niet gemakkelijk. De Farizeeën bijvoorbeeld zijn geneigd anderen hardvochtig te oordelen, en velen volgen hen waarschijnlijk na. Als Jezus verder gaat met zijn Bergrede, geeft hij dan ook de vermaning: „Houdt op met oordelen, opdat gij niet wordt geoordeeld; want met het oordeel waarmee gij oordeelt, zult gij geoordeeld worden.”

Het is gevaarlijk het voorbeeld van de overmatig kritische Farizeeën te volgen. Volgens Lukas’ verslag illustreert Jezus dit gevaar door te zeggen: „Kan soms een blinde een blinde leiden? Zullen zij dan niet beiden in een kuil vallen?”

Te veel aanmerkingen op anderen maken, hun fouten opblazen en op hen afgeven, vormt een ernstige overtreding. Jezus vraagt derhalve: „Hoe kunt gij tot uw broeder zeggen: ’Laat mij het strootje uit uw oog halen’, wanneer er, zie! een balk in uw eigen oog is? Huichelaar! Haal eerst de balk uit uw eigen oog, en dan zult gij duidelijk zien hoe gij het strootje uit het oog van uw broeder moet halen.”

Dit wil niet zeggen dat Jezus’ discipelen in hun omgang met andere mensen geen onderscheidingsvermogen moeten gebruiken, want hij zegt: „Geeft wat heilig is niet aan de honden en werpt uw paarlen niet voor de zwijnen.” De waarheden uit Gods Woord zijn heilig. Ze zijn als figuurlijke parels. Maar als sommige personen, net als honden of zwijnen, geen waardering voor deze kostbare waarheden aan de dag leggen, dienen Jezus’ discipelen die mensen aan hun lot over te laten en mensen met ontvankelijker oren te zoeken.

Hoewel Jezus eerder in zijn toespraak het gebed heeft besproken, legt hij nu de nadruk op de noodzaak erin te volharden. „Blijft vragen,” zegt hij met klem, „en het zal u gegeven worden.” Ter illustratie van Gods bereidwilligheid om gebeden te verhoren, vraagt Jezus: „Is er soms iemand onder u die wanneer zijn zoon om brood vraagt, hem een steen zal geven? . . . Als gij dus, ofschoon gij slecht zijt, goede gaven aan uw kinderen weet te geven, hoeveel te meer zal dan uw Vader, die in de hemelen is, goede dingen geven aan wie hem erom vragen!”

Vervolgens vermeldt Jezus een beroemd geworden gedragsregel die gewoonlijk de gulden regel wordt genoemd. Hij zegt: „Alle dingen dan die gij wilt dat de mensen u doen, moet ook gij insgelijks voor hen doen.” Overeenkomstig deze regel leven, omvat een positieve handelwijze die erin bestaat goed te doen aan anderen en hen te behandelen zoals u behandeld wilt worden.

Dat de weg ten leven niet gemakkelijk is, wordt onthuld door Jezus’ instructie: „Gaat in door de nauwe poort; want breed en wijd is de weg die naar de vernietiging voert, en velen zijn er die daardoor ingaan; maar nauw is de poort en smal de weg die naar het leven voert, en weinigen zijn er die hem vinden.”

Het gevaar misleid te worden, is groot, en daarom waarschuwt Jezus: „Wacht u voor de valse profeten, die in schaapsklederen tot u komen, maar van binnen roofzuchtige wolven zijn.” Evenals zowel goede als slechte bomen aan hun vruchten herkend kunnen worden, zo merkt Jezus op, kunnen ook valse profeten aan hun gedrag en leer herkend worden.

Jezus legt vervolgens uit dat niet alleen wat iemand zegt hem tot zijn discipel maakt, maar wat hij doet. Sommige mensen beweren dat Jezus hun Heer is, maar volgens Jezus zal hij hun, als zij niet de wil van zijn Vader doen, openlijk verklaren: „Ik heb u nooit gekend! Gaat weg van mij, gij werkers der wetteloosheid.”

Ten slotte volgt het gedenkwaardige besluit van Jezus’ toespraak. Jezus zegt: „Een ieder . . . die deze woorden van mij hoort en ze doet, zal vergeleken worden met een beleidvol man, die zijn huis op de rots bouwde. En de regen stroomde neer en de stortvloeden kwamen en de winden waaiden en beukten tegen dat huis, maar het stortte niet in, want het was op de rots gegrondvest.”

Anderzijds verklaart Jezus: „Een ieder die deze woorden van mij hoort en ze niet doet, [zal] vergeleken worden met een dwaas man, die zijn huis op het zand bouwde. En de regen stroomde neer en de stortvloeden kwamen en de winden waaiden en sloegen tegen dat huis en het stortte in, en zijn ineenstorting was groot.”

Als Jezus zijn toespraak beëindigt, staan de scharen versteld van zijn manier van onderwijzen, want hij onderwijst hen als iemand die autoriteit heeft en niet zoals hun religieuze leiders. Matthéüs 7:1-29; Lukas 6:27-49.

◆ Wat zegt Jezus over het oordelen van anderen, en hoe toont hij niettemin dat zijn discipelen in hun omgang met mensen onderscheidingsvermogen moeten gebruiken?

◆ Wat zegt Jezus verder over het gebed, en welke gedragsregel vermeldt hij?

◆ Hoe toont Jezus aan dat de weg ten leven niet gemakkelijk zou zijn en dat het gevaar bestaat misleid te worden?

◆ Hoe besluit Jezus zijn toespraak, en wat is de uitwerking ervan?

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen