Jezus’ leven en bediening
Matthéüs wordt geroepen
KORT nadat Jezus de verlamde man genezen heeft, loopt hij in Kapérnaüm naar de Zee van Galiléa. Weer komen daar mensenmenigten naar hem toe, en hij begint hen te onderwijzen. In het voorbijgaan ziet hij Matthéüs, ook wel Levi genaamd, die bij het belastingkantoor zit. „Wees mijn volgeling”, is de uitnodiging die Jezus hem doet.
Waarschijnlijk is Matthéüs al op de hoogte met de leer van Jezus, zoals ook Petrus, Andréas, Jakobus en Johannes dit waren toen zij geroepen werden. En net als zij reageert ook Matthéüs onmiddellijk op de uitnodiging. Hij staat op, laat zijn verantwoordelijkheden als belastinginner voor wat ze zijn en volgt Jezus.
Later, misschien om zijn roeping te vieren, rechtte Matthéüs een groot gastmaal in zijn huis aan. Behalve Jezus en Zijn discipelen zijn er vroegere metgezellen van Matthéüs aanwezig. Deze mannen worden door hun mede-joden over het algemeen geminacht omdat zij belasting innen voor de gehate Romeinse autoriteiten. Bovendien zijn zij dikwijls zo oneerlijk dat zij de mensen afzetten en meer geld van hen vragen dan zij volgens de officiële belastingtarieven verschuldigd zijn.
Als de Farizeeën zien dat Jezus met zulke personen aan het feestmaal aanligt, vragen zij aan zijn discipelen: „Waarom eet uw leraar met belastinginners en zondaars?” Jezus hoort hun vraag en antwoordt: „De gezonden hebben geen geneesheer nodig, maar zij die iets mankeren, wel. Gaat dan heen en leert wat het zeggen wil: ’Ik wil barmhartigheid en geen slachtoffer.’ Want ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars.”
Blijkbaar heeft Matthéüs deze belastinginners bij zich thuis uitgenodigd opdat zij naar Jezus kunnen luisteren en geestelijk gezond gemaakt kunnen worden. Daarom gaat Jezus met hen om opdat hij hen kan helpen in een gezonde verhouding tot God te geraken. Jezus minacht zulke mensen niet, zoals de Farizeeën doen, die zichzelf zo rechtvaardig vinden. Integendeel, door medelijden bewogen, dient hij voor hen als het ware als een geestelijke geneesheer.
Dat Jezus zondaars barmhartigheid betoont, betekent dus niet dat hij hun zonden vergoelijkt, maar het is een uiting van dezelfde tedere gevoelens die hij ten aanzien van de letterlijk zieken aan de dag heeft gelegd. Denk bijvoorbeeld eens terug aan die gelegenheid toen hij vol medelijden zijn hand uitstrekte en de melaatse aanraakte met de woorden: „Ik wil het. Word rein.” Mogen ook wij barmhartigheid aan de dag leggen door mensen in nood bij te staan, vooral door hen in geestelijk opzicht te helpen. Matthéüs 8:3; 9:9-13; Markus 2:13-17; Lukas 5:27-32.
◆ Waar is Jezus als hij Matthéüs ziet?
◆ Welk beroep heeft Matthéüs, en waarom worden zulke mensen door andere joden geminacht?
◆ Welke klacht wordt er over Jezus geuit, en hoe reageert hij daarop?
◆ Waarom gaat Jezus met zondaars om?
[Paginagrote illustratie op blz. 9]