Een tijd om wakker te blijven
„Eerst [moet] in alle natiën het goede nieuws worden gepredikt. . . . Maar wie tot het einde heeft volhard, die zal gered worden.” — MARKUS 13:10, 13.
1. Waarom moeten wij volharden en moed scheppen?
WIJ moeten volharden — te midden van een ongelovig en verdraaid geslacht! Sinds 1914 is een mensengeslacht verdorven geworden, net als in Jezus’ tijd. En nu doet de verdorvenheid zich wereldwijd voor. In deze „laatste dagen” gaat de mensheid gebukt onder de door de apostel Paulus beschreven „kritieke tijden . . . die moeilijk zijn door te komen”. ’Goddeloze mensen en bedriegers blijven van kwaad tot erger voortgaan.’ Het is duidelijk dat ’de gehele wereld in de macht ligt van de goddeloze’, Satan de Duivel, die nu zijn laatste pogingen doet om de aarde te verderven. Maar schep moed! Er is een „grote verdrukking” op komst die blijvende bevrijding zal bewerkstelligen voor allen die rechtvaardigheid liefhebben. — 2 Timotheüs 3:1-5, 13; 1 Johannes 5:19; Openbaring 7:14.
2. Hoe werd in 1914 een profetie vervuld?
2 Gelukkig heeft Jehovah nu, ter voorbereiding op het verwijderen van de onderdrukkende vijanden van de mensheid, de Heer Jezus Christus in de hemel op de troon geplaatst (Openbaring 11:15). Net als bij de eerste komst van de Messias, is ook in deze eeuw een opmerkelijke door Daniël opgetekende profetie in vervulling gegaan. In Daniël 4:16, 17, 32 wordt ons verteld dat het rechtmatige koningschap over de aarde gedurende een periode van „zeven tijden” zou worden opgeschort. In de grote vervulling van deze profetie komen die zeven tijden overeen met zeven bijbelse jaren van elk 360 ’dagen’, of in totaal 2520 jaar.a Ze strekten zich uit van 607 v.G.T., toen Babylon het koninkrijk Israël onder de voet begon te lopen, tot 1914 G.T., het jaar waarin Jezus als de rechtmatige Koning van de mensheid in de hemel op de troon werd geplaatst. Toen eindigden „de bestemde tijden der natiën” (Lukas 21:24). Maar de natiën hebben geweigerd zich aan het komende Messiaanse koninkrijk te onderwerpen. — Psalm 2:1-6, 10-12; 110:1, 2.
3, 4. (a) Welke vergelijking kan er worden getrokken tussen eerste-eeuwse gebeurtenissen en die in onze tijd? (b) Welke toepasselijke vragen kunnen er worden gesteld?
3 Toen de zeventigste jaarweek (29–36 G.T.) naderde, en opnieuw toen het jaar 1914 naderbij kwam, verwachtten godvrezende mensen de komst van de Messias. En hij kwam inderdaad! In beide gevallen verschilde de manier waarop hij verscheen echter van de verwachting. Ook wordt in beide gevallen een goddeloos „geslacht” na een betrekkelijk korte tijdsperiode uiteindelijk krachtens Gods verordening terechtgesteld. — Mattheüs 24:34.
4 In ons voorgaande artikel hebben wij opgemerkt hoe het goddeloze joodse geslacht dat het bloed van Jezus wilde zien, aan zijn eind kwam. Hoe staat het derhalve met het verderfelijke mensengeslacht dat hem nú tegenstaat of negeert? Wanneer zal het oordeel aan dit ongelovige geslacht worden voltrokken?
„Waakt voortdurend”!
5. (a) Om welke goede reden hoeven wij niet te weten wanneer precies Jehovah’s ’dag en uur’ komt? (b) Met welke deugdelijke raad besloot Jezus, volgens Markus, zijn profetie?
5 Na de gebeurtenissen te hebben voorzegd die zouden voorafgaan aan een tijd van „grote verdrukking”, zei Jezus verder: „Van die dag en dat uur weet niemand iets af, noch de engelen der hemelen noch de Zoon, dan de Vader alleen” (Mattheüs 24:3-36; Markus 13:3-32). Wij hoeven niet de precieze tijd te weten wanneer gebeurtenissen zich zullen voordoen. Wij moeten veeleer waakzaam zijn, een sterk geloof ontwikkelen en druk bezig blijven in Jehovah’s dienst, in plaats van ons bezig te houden met het berekenen van een datum. Jezus besloot zijn uitvoerige profetie door te zeggen: „Blijft toezien, blijft wakker, want gij weet niet wanneer de bestemde tijd is. . . . Waakt daarom voortdurend . . . Wat ik echter tot u zeg, zeg ik tot allen: Waakt voortdurend” (Markus 13:33-37). In de duisternis van de wereld van vandaag loert het gevaar. Wij moeten wakker blijven! — Romeinen 13:11-13.
6. (a) Waarin dient ons geloof verankerd te zijn? (b) Hoe kunnen wij ’onze dagen tellen’? (c) Wat bedoelt Jezus in de grond der zaak met „geslacht”?
6 Het is niet slechts zaak dat wij aandacht schenken aan de geïnspireerde profetieën over deze laatste dagen van een goddeloos samenstel, maar wij moeten ons geloof voornamelijk verankeren in het kostbare offer van Christus Jezus en de daarop gebaseerde schitterende beloften van God (Hebreeën 6:17-19; 9:14; 1 Petrus 1:18, 19; 2 Petrus 1:16-19). Omdat Jehovah’s dienstknechten verlangend uitzien naar het einde van dit goddeloze samenstel, hebben zij soms gespeculeerd over de tijd wanneer de „grote verdrukking” zou uitbreken en deze speculaties zelfs in verband gebracht met berekeningen omtrent de duur van een geslacht sinds 1914. Wij zullen evenwel niet „een hart van wijsheid bekomen” door erover te speculeren hoeveel jaren of dagen er wel met een geslacht gemoeid zijn, maar door erover na te denken hoe wij ’onze dagen tellen’ wat het vreugdevol loven van Jehovah betreft (Psalm 90:12). In plaats van een maatstaf te verschaffen voor het meten van tijd heeft de term „geslacht” zoals die door Jezus werd gebruikt, voornamelijk betrekking op tijdgenoten in een bepaalde historische periode, met hun identificerende kenmerken.b
7. Wat schreef een hoogleraar in de geschiedenis over „het geslacht van 1914”, en hoe sluit dit aan bij Jezus’ profetie?
7 In overeenstemming met het bovenstaande schreef Robert Wohl, hoogleraar in de geschiedenis, in zijn boek The Generation of 1914: „Een historisch geslacht wordt niet bepaald door chronologische grenzen . . . Het is geen door datums afgebakende zone.” Hij wees er echter op dat de Eerste Wereldoorlog „een overweldigend gevoel van een breuk met het verleden” had veroorzaakt en voegde hieraan toe: „Zij die de oorlog hadden overleefd, konden zich nooit meer losmaken van de overtuiging dat er in augustus 1914 een wereld was geëindigd en een andere was begonnen.” Hoe waar is dat! Het vestigt de aandacht op de kern van de zaak. Dit mensen-„geslacht” of deze generatie sinds 1914 heeft ontstellende veranderingen meegemaakt. Het heeft gezien hoe de aarde doordrenkt werd met het bloed van miljoenen. Oorlog, genocide, terrorisme, misdaad en wetteloosheid zijn wereldwijd uitgebroken. Hongersnood, ziekte en immoraliteit teisteren onze aarde. Jezus profeteerde: „Ook gij, wanneer gij [zijn discipelen] deze dingen ziet geschieden, weet dan dat het koninkrijk Gods nabij is. Voorwaar, ik zeg u: Dit geslacht zal geenszins voorbijgaan voordat alle dingen geschieden.” — Lukas 21:31, 32.
8. Hoe beklemtonen Jehovah’s profeten de noodzaak om wakker te blijven?
8 Ja, de volledige zege van het Messiaanse koninkrijk is nabij! Wordt er dan iets mee gewonnen door uit te zien naar datums of te speculeren over de letterlijke duur van een „geslacht”? Verre van dat! Habakuk 2:3 zegt duidelijk: „Het visioen is nog voor de bestemde tijd, en het blijft voorthijgen naar het einde, en het zal geen leugen vertellen. Zelfs al zou het op zich laten wachten, blijf er vol verwachting naar uitzien; want het zal zonder mankeren uitkomen. Het zal niet te laat komen.” Jehovah’s dag van afrekening komt snel naderbij. — Jeremia 25:31-33; Maleachi 4:1.
9. Welke ontwikkelingen sinds 1914 tonen aan dat de tijd kort is?
9 Toen Christus’ Koninkrijksregering in 1914 begon, werd Satan neergeslingerd naar de aarde. Dit heeft ’wee voor de aarde’ betekend, „want de Duivel is tot u neergedaald, en hij heeft grote toorn, daar hij weet dat hij slechts een korte tijdsperiode heeft” (Openbaring 12:12). Die tijd is inderdaad kort in vergelijking met de duizenden jaren van Satans heerschappij. Het Koninkrijk is nabij, en ook Jehovah’s dag en uur voor de voltrekking van het oordeel aan dit goddeloze geslacht! — Spreuken 3:25; 10:24, 25.
Het „geslacht” dat voorbijgaat
10. Hoe komt „dit geslacht” overeen met dat in Noachs tijd?
10 Laten wij eens nauwlettender aandacht schenken aan Jezus’ verklaring in Mattheüs 24:34, 35: „Voorwaar, ik zeg u dat dit geslacht geenszins zal voorbijgaan voordat al deze dingen geschieden. Hemel en aarde zullen voorbijgaan, maar mijn woorden zullen geenszins voorbijgaan.” Jezus’ volgende woorden tonen aan dat ’niemand die dag en dat uur weet’. Wat belangrijker is, hij geeft te kennen dat wij de strikken moeten vermijden die ons in dit geslacht omringen. Bijgevolg zegt Jezus vervolgens: „Want net zoals de dagen van Noach waren, zo zal de tegenwoordigheid van de Zoon des mensen zijn. Want zoals zij in die dagen vóór de vloed waren, zij aten en zij dronken, mannen huwden en vrouwen werden ten huwelijk gegeven, tot op de dag waarop Noach de ark binnenging, en zij sloegen er geen acht op totdat de vloed kwam en hen allen wegvaagde, zo zal de tegenwoordigheid van de Zoon des mensen zijn” (Mattheüs 24:36-39). Hier vergeleek Jezus het geslacht van zijn tijd met dat in Noachs tijd. — Genesis 6:5, 9; voetnoot.
11. Hoe vergeleek Jezus ’geslachten’ met elkaar, zoals door Mattheüs en Lukas wordt bericht?
11 Dit was niet de eerste keer dat de apostelen hoorden hoe Jezus ’geslachten’ met elkaar vergeleek, want enkele dagen eerder had hij over zichzelf gezegd: „De Zoon des mensen . . . moet . . . veel lijden ondergaan en door dit geslacht verworpen worden. En net zoals het geschiedde in de dagen van Noach, zo zal het ook zijn in de dagen van de Zoon des mensen” (Lukas 17:24-26). In Mattheüs 24 en Lukas 17 wordt dus dezelfde vergelijking getrokken. In Noachs tijd bestond „dit geslacht” uit „alle vlees . . . [dat] zijn weg op de aarde verdorven” had en dat in de Vloed vernietigd werd. In Jezus’ tijd was het afvallige joodse volk dat Jezus verwierp, „dit geslacht”. — Genesis 6:11, 12; 7:1.
12, 13. (a) Wat is in deze tijd „dit geslacht” dat moet voorbijgaan? (b) Hoe stelt Jehovah’s volk zich nu op ten aanzien van dit ’kromme en verdraaide geslacht’?
12 In de uiteindelijke vervulling van Jezus’ profetie in deze tijd heeft „dit geslacht” derhalve kennelijk betrekking op de volken der aarde die het teken van Christus’ tegenwoordigheid zien maar in gebreke blijven hun wegen te corrigeren. In tegenstelling hiermee weigeren wij, als Jezus’ discipelen, ons door de levensstijl van „dit geslacht” te laten vormen. Hoewel wij in de wereld zijn, moeten wij er geen deel van zijn, „want de bestemde tijd is nabij” (Openbaring 1:3; Johannes 17:16). De apostel Paulus spoort ons aan: „Blijft alle dingen zonder gemurmureer en tegenspraak doen, opdat gij onberispelijk en onschuldig moogt worden, kinderen van God zonder smet te midden van een krom en verdraaid geslacht, onder wie gij schijnt als lichtgevers in de wereld.” — Filippenzen 2:14, 15; Kolossenzen 3:5-10; 1 Johannes 2:15-17.
13 Willen wij ’als lichtgevers schijnen’, dan moeten wij niet slechts een reine christelijke persoonlijkheid tentoonspreiden, maar bovenal Jezus’ profetische opdracht vervullen: „Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën, en dan zal het einde komen” (Mattheüs 24:14). Geen mens kan zeggen wanneer dat einde er zal zijn, maar wij weten dat het einde van „dit geslacht” van goddeloze mensen zal komen wanneer het getuigenis naar Gods tevredenheid „tot de verst verwijderde streek der aarde” is gegeven. — Handelingen 1:8.
„Die dag en dat uur”
14. Welke aansporing gaven zowel Jezus als Paulus met betrekking tot „de tijden en de tijdperken”, en hoe dienen wij erop te reageren?
14 Wanneer het wereldomvattende getuigenis is voltooid in de mate waarin Jehovah zich dit heeft voorgenomen, zal zijn ’dag en uur’ voor de verwijdering van het samenstel van deze wereld aanbreken. Wij hoeven de datum niet van tevoren te weten. In navolging van Jezus’ voorbeeld gaf de apostel Paulus dan ook de aansporing: „Wat nu de tijden en de tijdperken betreft, broeders, daarover behoeft u niets geschreven te worden. Want gij weet zelf heel goed dat Jehovah’s dag precies zo komt als een dief in de nacht. Wanneer zij zeggen: ’Vrede en zekerheid!’, dan zal een plotselinge vernietiging ogenblikkelijk over hen komen zoals het barenswee over een zwangere vrouw, en zij zullen geenszins ontkomen.” Merk op waarop Paulus speciaal de aandacht vestigt: ’Het is wanneer zij zeggen.’ Ja, wanneer er gesproken wordt over „vrede en zekerheid”, wanneer Gods oordeel het minst wordt verwacht, zal het plotseling voltrokken worden. Hoe passend is Paulus’ raad: „Laten wij dan ook niet doorslapen zoals de overigen, maar laten wij wakker blijven en onze zinnen bij elkaar houden”! — 1 Thessalonicenzen 5:1-3, 6; zie ook vers 7-11; Handelingen 1:7.
15, 16. (a) Waarom dienen wij niet te denken dat Armageddon verder weg is dan wij misschien hebben geloofd? (b) Hoe moet Jehovah’s soevereiniteit in de nabije toekomst worden grootgemaakt?
15 Betekent onze nauwkeuriger zienswijze met betrekking tot „dit geslacht” dat Armageddon verder weg is dan wij hadden gedacht? Beslist niet! Hoewel wij nooit ’de dag en het uur’ geweten hebben, heeft Jehovah God het altijd geweten, en hij verandert niet (Maleachi 3:6). Het is duidelijk dat de wereld steeds dieper wegzinkt naar de uiteindelijke vernietiging. Het is meer dan ooit zaak om wakker te blijven. Jehovah heeft ons „de dingen [onthuld] die binnenkort gebeuren moeten”, en als reactie hierop moeten wij er blijk van geven dat wij ons volledig bewust zijn van de dringendheid ervan. — Openbaring 1:1; 11:18; 16:14, 16.
16 Naarmate de tijd dichterbij komt, moeten wij wakker blijven, want Jehovah staat op het punt rampspoed over heel Satans samenstel te brengen! (Jeremia 25:29-31) Jehovah zegt: „Ik zal mij stellig grootmaken en mij heiligen en mij doen kennen voor de ogen van vele natiën; en zij zullen moeten weten dat ik Jehovah ben” (Ezechiël 38:23). Die beslissende „dag van Jehovah” komt naderbij! — Joël 1:15; 2:1, 2; Amos 5:18-20; Zefanja 2:2, 3.
Rechtvaardige „nieuwe hemelen en een nieuwe aarde”
17, 18. (a) Hoe gaat „dit geslacht” volgens Jezus en Petrus voorbij? (b) Waarom dienen wij voortdurend te waken met betrekking tot onze gedragingen en daden van godvruchtige toewijding?
17 Jezus zei over ’al deze dingen die moeten geschieden’: „Hemel en aarde zullen voorbijgaan, maar mijn woorden zullen geenszins voorbijgaan” (Mattheüs 24:34, 35). Jezus had met de „hemel en aarde” waarschijnlijk de regeerders en de geregeerden van „dit geslacht” in gedachten. De apostel Petrus gebruikte soortgelijke woorden toen hij sprak over „de hemelen en de aarde van nu”, die „voor het vuur opgespaard [zijn] en . . . worden bewaard voor de dag van het oordeel en van de vernietiging der goddeloze mensen”. Vervolgens beschrijft hij hoe „Jehovah’s dag [zal] komen als een dief, waarop de [regerings]hemelen” te zamen met een verdorven mensenmaatschappij, of „aarde”, en haar zondige werken „zullen voorbijgaan”. De apostel spoort ons vervolgens aan tot „heilige gedragingen en daden van godvruchtige toewijding, verwachtend en goed in gedachte houdend de tegenwoordigheid van de dag van Jehovah, waardoor de hemelen brandend ontbonden zullen worden en de elementen, intens heet, zullen smelten!” Wat volgt er dan? Petrus vestigt onze aandacht op ’nieuwe hemelen en een nieuwe aarde waarin rechtvaardigheid zal wonen’. — 2 Petrus 3:7, 10-13.c
18 Die „nieuwe hemelen” — de door Christus Jezus en zijn medekoningen uitgeoefende Koninkrijksheerschappij — zullen zegeningen over de rechtvaardige „nieuwe aarde” of mensenmaatschappij uitstorten. Bent u een toekomstig lid van die maatschappij? Zo ja, dan hebt u reden om u te verheugen over de grootse toekomst die in het verschiet ligt! — Jesaja 65:17-19; Openbaring 21:1-5.
19. In welk grootse voorrecht kunnen wij ons nu verheugen?
19 Ja, nu reeds wordt er een rechtvaardig mensen-„geslacht” bijeenvergaderd. In deze tijd verschaft de gezalfde „getrouwe en beleidvolle slaaf” goddelijk onderwijs in overeenstemming met de woorden van Psalm 78:1, 4: „Leen toch het oor, o mijn volk, aan mijn wet; neigt uw oor naar de woorden van mijn mond . . ., terwijl [gij] ze zelfs aan het komende geslacht [verhaalt], de loftuitingen van Jehovah en zijn sterkte en zijn wonderbare dingen die hij heeft gedaan” (Mattheüs 24:45-47). Op 14 april van dit jaar hebben in meer dan 75.500 gemeenten en in ongeveer 230 landen ruim 12.000.000 personen overal op aarde de Gedachtenisviering ter herdenking van Christus’ dood bijgewoond. Bevond u zich onder hen? Moge u uw geloof op Christus Jezus gronden en ’voor redding de naam van Jehovah aanroepen’. — Romeinen 10:10-13.
20. Hoe moeten wij, aangezien ’de overgebleven tijd kort is geworden’, wakker blijven, en met welk vooruitzicht?
20 „De overgebleven tijd is kort geworden”, zei de apostel Paulus. Het is derhalve de tijd om constant waakzaam te zijn en druk bezig te blijven met Jehovah’s werk, terwijl wij de beproevingen en de haat verduren die door een goddeloos mensengeslacht over ons worden gebracht (1 Korinthiërs 7:29; Mattheüs 10:22; 24:13, 14). Laten wij voortdurend waken en acht slaan op alle dingen die volgens de bijbel over „dit geslacht” zullen komen (Lukas 21:31-33). Wanneer wij erin slagen aan deze dingen te ontkomen en als door God goedgekeurde personen voor het aangezicht van de Zoon des mensen te staan, zullen wij uiteindelijk de prijs van eeuwig leven kunnen ontvangen.
[Voetnoten]
a Zie voor gedetailleerde inlichtingen over de „zeven tijden” blz. 127-139 en 186-189 van het boek „Uw koninkrijk kome”, uitgegeven door de Watchtower Bible and Tract Society of New York, Inc.
b Zie Deel 1, blz. 800, van Inzicht in de Schrift, uitgegeven door de Watchtower Bible and Tract Society of New York, Inc.
c Zie ook blz. 153-157 en 181-183 van Onze toekomstige wereldregering — Gods koninkrijk, uitgegeven door de Watchtower Bible and Tract Society of New York, Inc.
Overzichtsvragen:
◻ Hoe dienen wij, aangezien wij de vervulling van Daniël 4:32 hebben opgemerkt, nu ’voortdurend te waken’?
◻ Hoe wordt „dit geslacht” in de evangelieverslagen van Mattheüs en Lukas geïdentificeerd?
◻ Wat nemen wij waar terwijl wij „die dag en dat uur” verwachten, en hoe dienen wij erop te reageren?
◻ Waartoe dient het vooruitzicht van rechtvaardige „nieuwe hemelen en een nieuwe aarde” ons aan te moedigen?
[Illustraties op blz. 17]
De lijdende mensheid zal verlichting ondervinden wanneer dit gewelddadige, goddeloze geslacht voorbijgaat
[Verantwoording]
Alexandra Boulat/Sipa Press
[Verantwoording]
Links en onder: Luc Delahaye/Sipa Press
[Illustratie op blz. 18]
Glorierijke „nieuwe hemelen en een nieuwe aarde” zijn nabij voor de hele mensheid